Dienst van SURF
© 2025 SURF
Duurzaamheidsbalans: verschillende onderzoeksrapporten laten zien dat Europese grondstoffen voor eiwit in veevoer milieuvriendelijker zijn dan soja uit Zuid-Amerika. Het is daarom vanuit milieu-oogpunt wenselijk om meer regionaal geteeld eiwitrijk veevoer te gebruiken in Nederland.Ketenaanpak: De Raad meent dat voor het oplossen van de geïdentificeerde knelpunten een ketenaanpak essentieel is. Niet slechts één partij heeft de oplossing. Momenteel ontbreekt verbinding en kennis in de keten. Voor deze verbinding is het nodig dat alle betrokken partijen met elkaar open het gesprek aangaan en elkaar betrekken bij het oplossen van ieders knelpunten.Voornaamste knelpunten 1. HANDEL: Door afspraken zoals Blair House agreement en GATT is eiwit van buiten de EU goedkoop en is een achterstand opgelopen in kennis over en ervaring met Europese eiwitteelt. 2. TEELT: De teelt van eiwitgewassen is relatief onbekend bij Nederlandse boeren, rassen zijn verouderd of onvoldoende beschikbaar en het saldo is in veel gevallen nog te laag, waarbij positieve effecten onbekend of ondergewaardeerd zijn.3. VERWERKING en 4. SCHAAL: Regionaal eiwitrijk veevoer is onvoldoende beschikbaar, vooral omdat verwerkingsmogelijkheden nog beperkt zijn en de kleinere schaal extra kosten met zich mee brengt. Dit maakt tevens investeringen onaantrekkelijk.5. MARKT: Regionaal geteeld eiwit leidt als gevolg van een hogere kostprijs tot duurder veevoer. Het halen van een meerprijs bij de consument voor producten geproduceerd met regionaal veevoer lukt (nog) niet, mede omdat er onvoldoende bewustzijn is over de problematiek. Maatschappelijke organisaties, retail en de overheid spelen hierin een rol.
Rosa Alberto (HU) en Bart Kleine Deters (ECBO) deden onderzoek naar welke lessen we als Nederland kunnen leren van het buitenland op het gebied van beleid in gecijferdheid. Dit deden ze aan de hand van een thematische analyse op vier terreinen: 1. Samenhang in basisvaardigheden(-beleid) 2. Implementatiemethode van basisvaardighedenbeleid 3. De rol van kenniscentra 4. Rol van werkgevers in het versterken van basisvaardigheden Het onderzoek geeft mooie aanknopingspunten en inspiratie voor de ve-plannen die bij het ministerie van OCW in de maak zijn. Dit onderzoek is verschenen binnen het project Gecijferdheid als Basisvaardigheid, waarbij de HU, CINOP en Freudenthal Instituut (UU) samen optrekken.
Vier gemeenten in Noord-Brabant, het Landelijke Samenwerkingsverband Actieve bewoners, kennisinstelling Movisie en de Universiteit voor Humanstiek willen middels een ontwikkelonderzoek meer kennis opdoen en delen over hoe interacties verlopen tussen verschillende partijen in de nieuwe gemeentelijke constellatie waarin burgerinitiatieven een grotere rol krijgen bekeken vanuit criteria van democratische legitimatie en duurzaamheid van beleid. Dit past binnen huidig overheidsbeleid die burgers blijvend een grotere rol wil geven. Het beleid heeft hoge verwachtingen van burgerinitiatieven als bijdrage aan de kwaliteit van leven in buurten en wijken (nota Doe-democratie, 2013). De hoop is dat burgerinitiatieven niet alleen aanvullend zijn op beleid, maar ook delen van beleid overnemen; bijvoorbeeld via zorg coöperaties en zelfbeheer van publieke voorzieningen zoals buurthuizen. Er is naast duurzaamheid ook aandacht voor democratische legitimatie, omdat met het meer stem geven aan burgers de vraag ontstaat of de democratische waarden geborgd blijven. Op vier niveaus wordt onderzocht welke condities van belang zijn ten dienste van het ontstaan van die duurzame burgerinitiatieven die passen in een vernieuwde democratie, namelijk 1. Gemeenteraad en college en burgerinitiatieven 2. Ambtenaren en burgerinitiatieven 3. Burgers en burgerinitiatieven 4. Burgers onderling binnen burgerinitiatieven. Het gaat om vragen als moeten bestuurders zich bemoeien met de kwaliteit van bewonersinitiatieven? Voelen burgers buiten burgerinitiatieven zich ook betrokken bij initiatieven? Worden er democratische besluiten genomen binnen initiatieven? Middels interviews, participerende observaties en leerbijeenkomsten wordt kennis opgehaald bij bestuurders, ambtenaren, burgers binnen en buiten burgerinitiatieven. Daarnaast worden de leerbijeenkomsten gebruikt om opgedane kennis direct te delen.
HKU wil Impuls 2020 inzetten voor de doorontwikkeling en versterking van de onderzoeksomgeving binnen de kunsthogeschool als onderwijs- en kennisinstelling enerzijds; Anderzijds voor de ontwikkeling en versteviging van netwerken en samenwerkingsverbanden in de regio en met andere (kunst)hogescholen in duurzame en kansrijke initiatieven met maatschappelijke impact. Het hbo-postdoc onderzoek ‘Common Ground, Praktijk, filosofie en ethiek van onderzoek aan HKU’ dat bijdraagt aan de articulatie van de verschillende methodologieën aan HKU, wordt verlengd. Om nieuwe en bestaande onderzoeksgroepen kwalitatief goed te ondersteunen, willen we het fundament van de ondersteunende onderzoeksinfrastructuur aan HKU verder versterken. Door opdrachtmatige uitbreiding van het team van kennismedewerkers zorgen we voor een goede verankering van nieuwe onderzoeksposities in het functiehuis en professionalisering van de bedrijfsvoering van het onderzoek. We brengen een versnelling op gang in ons traject “HKU Op weg naar Open Science” door een extra investering in menskracht en een online platform voor HKU Press. Strategisch zijn we actief betrokken bij het ontwikkeljaar van de pilot derde cyclus in het hbo vanuit het cluster Kunst + Creatief. HKU heeft de ambitie om de samenwerking met het brede zorgdomein in Utrecht te intensiveren. We willen investeren in een stevige onderzoeksomgeving en het regionaal kennis-ecosysteem op het gebied van Health, met aandacht en ruimte voor de specifieke rol en meerwaarde die praktijkgericht kunstonderzoek heeft in onderzoeksprojecten in (samenwerking met) dit domein. Dit doen we door een Kwartiermaker aan te trekken. Samen met AHK willen we de mogelijkheden voor meer samenwerking tussen de kunsthogescholen, en specifiek tussen onze beide instellingen concreet gaan onderzoeken. Om de thematische en methodologische raakvlakken in kaart te brengen, en kennismaking en uitwisseling tussen onderzoeksgroepen te organiseren, stellen we gezamenlijk een verkenner/aanjager aan. Onderdeel van de verkenningsopdracht is om te kijken naar aansluiting op de landelijke beleidsagenda’s en de haalbaarheid van gezamenlijke aanvragen.
ESTAB (ESTABlish: voor elkaar krijgen) staat voor Energie Systeem Transitie in Actie op Bedrijventerreinen. De wil om de energietransitie op bedrijventerreinen voor elkaar te krijgen is aanwezig – zeker nu de energieprijzen fors zijn gestegen. De handvatten om – vanuit het publieke perspectief – deze transitie vorm te geven, aan te jagen en te ondersteunen en de transitie daarmee daadwerkelijk vaart te geven zijn nog niet volledig ontwikkeld. En dat terwijl bijna de helft van het aardgas en 1/3 van de elektriciteit in Nederland op bedrijventerreinen gebruikt wordt. Gemeenten, provincies en regio’s hebben studies uitgevoerd naar de ‘toekomstbestendigheid van bedrijventerreinen’ waar de energietransitie onderdeel van is. Professionals (op terreinen economie, leefbaarheid, duurzaamheid) geven aan nu onvoldoende handvatten te hebben om de uitkomsten van deze onderzoeken te vormen tot gericht beleid en/of acties die de energietransitie op bestaande bedrijventerreinen in gang zetten en houden. De overkoepelende vraag vanuit de publieke stakeholders luidt: ‘wat is een geschikte versnellingsaanpak voor de energietransitie op bestaande bedrijventerreinen die aansluit bij de behoefte en het ‘ritme’ van ondernemers?” De ambitie van het consortium is om te bepalen hoe publieke partijen – in samenhang met andere stakeholders - hun rol kunnen invullen, zodat de energietransitie van bestaande bedrijventerreinen versneld wordt. De focus ligt daarbij op het handelen van professionals in de gemeente in samenwerking met andere publieke en private stakeholders in (vooral) regionaal verband. In ESTAB worden handvatten voor de energietransitie op bedrijventerreinen ontwikkeld met betrekking tot informatie over het lokale energiesysteem (techniek) en stakeholders, competenties van de betrokken stakeholders (gedrag) en de daadwerkelijke transitie op bedrijventerreinen. Bedrijventerreinen in drie gemeentes worden in dit onderzoek gebruikt om de handvatten te ontwikkelen. In regionaal verband wordt de werkwijze met een 30-tal gemeenten gevalideerd. In het projectconsortium zitten naast gemeenten onder meer provincies, regio’s, ondernemers, energiecoöperaties, netbeheerders en omgevingsdiensten.