In deze rapportage wordt verslag gedaan van het project “Kunstmatige intelligentie in de Publieke Ruimte”. De Haagse Hogeschool deed, in samenwerking met lokale creatieve ondernemers, onderzoek naar de mogelijkheden en toepassingen van kunstmatige intelligentie in de publieke ruimte. Aanleiding hiervoor was het voornemen van de gemeente Den Haag om zogenaamde Smart City Infrastructuur te realiseren. De gemeente Den Haag heeft, met een consortium van leveranciers van services en infrastructuur, het voornemen om te investeren in de bouw van de zogenaamde Smart City Infrastructuur (SCI). Deze infrastructuur zal bestaan uit “Smart City Hubs”, nog te ontwikkelen WIFI-stations met sensortechnologie, geïnstalleerd in lichtmasten in de publieke ruimte. In dit project is onderzocht welke toepassingen van kunstmatige intelligentie wellicht wenselijk zijn in de context van deze infrastructuur van genetwerken sensoren, wat de technische mogelijkheden zijn en wat kansrijke concepten voor creatieve ondernemers en andere burgers van Scheveningen zijn. Dit project beoogt een kennisimpuls te geven met betrekking tot de wenselijkheden en mogelijkheden van toepassingen van kunstmatige intelligentie in de, nog te realiseren, Smart City Infrastructuur. Het project resulteerde in twee concrete, geëvalueerde prototypes die de waarde en potentie van kunstmatige intelligentie in de publieke ruimte aantonen. LinkedIn: https://www.linkedin.com/in/josvanleeuwen/ https://www.linkedin.com/in/arnoldjanquanjer/ https://www.linkedin.com/in/atjylha/
In deze rapportage wordt verslag gedaan van het project “Kunstmatige intelligentie in de Publieke Ruimte”. De Haagse Hogeschool deed, in samenwerking met lokale creatieve ondernemers, onderzoek naar de mogelijkheden en toepassingen van kunstmatige intelligentie in de publieke ruimte. Aanleiding hiervoor was het voornemen van de gemeente Den Haag om zogenaamde Smart City Infrastructuur te realiseren. De gemeente Den Haag heeft, met een consortium van leveranciers van services en infrastructuur, het voornemen om te investeren in de bouw van de zogenaamde Smart City Infrastructuur (SCI). Deze infrastructuur zal bestaan uit “Smart City Hubs”, nog te ontwikkelen WIFI-stations met sensortechnologie, geïnstalleerd in lichtmasten in de publieke ruimte. In dit project is onderzocht welke toepassingen van kunstmatige intelligentie wellicht wenselijk zijn in de context van deze infrastructuur van genetwerken sensoren, wat de technische mogelijkheden zijn en wat kansrijke concepten voor creatieve ondernemers en andere burgers van Scheveningen zijn. Dit project beoogt een kennisimpuls te geven met betrekking tot de wenselijkheden en mogelijkheden van toepassingen van kunstmatige intelligentie in de, nog te realiseren, Smart City Infrastructuur. Het project resulteerde in twee concrete, geëvalueerde prototypes die de waarde en potentie van kunstmatige intelligentie in de publieke ruimte aantonen. LinkedIn: https://www.linkedin.com/in/josvanleeuwen/ https://www.linkedin.com/in/arnoldjanquanjer/ https://www.linkedin.com/in/atjylha/
Sluimerend vindt een strijd om de schaarse stedelijke openbare ruimte plaats. In onze sociaal gefragmenteerde, geïndividualiseerde en verdichtende steden is die gedeelde openbare publieke ruimte echter cruciaal. Daar wordt dagelijks de sociale stad gemaakt, raakt men vertrouwd met de ander en krijgt de identiteit van de stad gestalte. Juist in deze zelfde openbare ruimte worden ook de technologische oplossingen geprojecteerd om de uitdagingen ten aanzien van mobiliteit, circulariteit, verduurzaming, klimaatbestendigheid, electrificatie etc. op te lossen. Hoe gaan die claims gezamenlijk uitpakken? Hoe balanceren we opnieuw de tegengestelde behoeften van verblijf & verrassing versus stromen & voorspelbaarheid? Deze integrale vraag is met name cruciaal voor die plekken van de openbare ruimte waar deze in staat is om als publieke ruimte te functioneren. Wie heeft het overzicht? Wat zijn al mooie of prikkelende voorbeelden? Wat voor lessen kunnen we daaruit leren? En wat vraagt dit van planvorming en sturing? Met dit themanummer willen we deze sluimerende strijd om onze publieke ruimte in samenhang verkennen, tonen en agenderen. A dormant battle for scarce urban public space takes place. In our socially fragmented, individualized and compacted cities, however, this shared public space is crucial. This is where the social city is created on a daily basis, people become familiar with the other and the identity of the city takes shape. It is precisely in this same public space that technological solutions are projected in order to solve the challenges with regard to mobility, circularity, sustainability, climate resistance, electrification, etc. How will these claims work out together? How do we rebalance the opposing needs of stay & surprise versus currents & predictability? This integral question is particularly crucial for those places of public space where it is able to function as a public domain. Who has the overview? What are already beautiful or stimulating examples? What lessons can we learn from them? With this special issue we want to explore, show and put on the agenda this dormant struggle for our public space in cohesion.
Een geschatte hoeveelheid van tussen de 35 en 140 miljoen kilo zwerfafval wordt jaarlijks in Nederland op straat of in de natuur aangetroffen. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het voorkomen en opruimen van zwerfafval. Daarom heeft bijvoorbeeld gemeente Breda de ambitie uitgesproken om de stad in 2030 zwerfafval vrij te hebben. Deze ambitieuze doelstelling moet bereikt worden door acties zowel op het vlak van preventie, als het opruimen en het hergebruik. Om deze acties kwantitatief te onderbouwen en te monitoren zijn gegevens over ligging, hoeveelheid en samenstelling van het zwerfafval noodzakelijk. Het is momenteel al mogelijk om zwerfafvaldata te verkrijgen om analyses op te verrichten. Deze data is afkomstig van vrijwilligers die middels apps als Litterati zwerfafval verzamelen en classificeren (labelen). Het toekennen van een label is een tijdrovende klus en levert maar een beperkt beeld van de totale hoeveelheid zwerfafval in een gemeente. Dit classificeren kan geautomatiseerd worden door object detectie algoritmen welke zijn getraind op afbeeldingen van zwerfafval. Om een groter gebied te monitoren zijn camerasystemen ontwikkeld die in staat zijn zwerfafval automatisch te detecteren. Technisch gezien zijn er steeds meer oplossingen om automatisch zwerfafval in kaart te brengen en te classificeren, maar een praktijkgerichte oplossing voor bijvoorbeeld beleidsmakers zonder technische kennis ontbreekt nog. In dit toegepast ontwerponderzoek werken we samen met gemeente Breda, gemeente ‘s-Hertogenbosch, stichting GoClean, Natuur- en milieuvereniging Markkant, stichting Nederland Schoon, de Antea Group en betrokken MKB-ers aan het antwoord op de onderzoeksvraag “Hoe kan zwerfafval in de openbare ruimte automatisch gedetecteerd en geclassificeerd worden vanuit verschillende, onafhankelijke bronnen met een zo beperkt mogelijke tijdsinvestering van de mens in dit proces.” De technische componenten die hiervoor nodig zijn worden samengevoegd in een gebruiksvriendelijk dataplatform. Op basis van de uitkomsten kunnen gemeenten (en andere publieke partijen) in Nederland datagedreven interventies ontwikkelen om zwerfafval tegen te gaan.
Gemeenten willen weten hoe zij ervoor kunnen zorgen dat huishoudens blijvend hun afval scheiden in diverse fracties zoals papier, gft en plastic. Het gaat daarbij zowel om het verhogen van de hoeveelheid afval die gescheiden wordt, als het verlagen van de vervuiling van de gescheiden fracties. Er is al veel onderzoek verricht naar gedragsfactoren rond afvalscheiding. Toch bestaan er nog belangrijke hiaten in deze kennis, onder meer omtrent automatisch gedrag dat gedachteloos plaatsvindt. De afgelopen jaren is de aandacht vooral uitgegaan naar zogenaamde nudges die vrij geruisloos het gedrag ombuigen, zonder iets te veranderen aan de onderliggende motivatie. Mensen passen onbewust hun gedrag aan. Hierdoor blijken gedragsveranderingen niet altijd structureel verankerd te worden, omdat onderliggende waarden en motivatie niet veranderen. Een alternatief vormen interventies die het gewoontegedrag onderbreken en mensen laten reflecteren op hun gedrag (rational overrides). Door mensen te confronteren met hun eigen (milieuonvriendelijke) gedrag en te laten zien dat ze met ander gedrag een verschil kunnen maken, kan de onderliggende motivatie versterkt worden. BASSTA richt zich op deze rational overrides. Deze worden ontworpen en getest in nauwe samenwerking tussen industrieel ontwerpers en gedragspsychologen van de HvA, samen met betrokken partners. Eerst op kleine schaal en later met veldtests in geselecteerde wijken van de deelnemende gemeenten Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Alphen a/d Rijn en Almere. Dit leidt uiteindelijk tot een overzicht van interventies, en hoe deze in de praktijk toegepast kunnen worden ter verbetering van de afvalscheiding. Het interdisciplinaire onderzoek richt zich op hoogbouw en gestapelde bouw, waar het verbeteren van afvalscheiding extra lastig blijkt te zijn door de beperkte ruimte voor afvalbakken en de afstand tot inzamelpunten buiten de woning. Het onderzoek wordt uitgevoerd met genoemde gemeenten, publieke instellingen op het gebied van afval (ROVA, Rijkswaterstaat, NVRD, MilieuCentraal, VVM) en gespecialiseerde adviseurs (Giraf Results, De Afvalspiegel).
In het Groningse aardbevingsgebied moeten de komende jaren volgens de contourenschets van de Nationaal Coördinator Groningen tussen de 35.000 en 100.000 woningen worden versterkt. Er is geen regio in Nederland waar ineens, op zo?n korte termijn en in zo?n grote omvang, de noodzaak van grootschalig aardbevingsbestendig bouwen is ontstaan. De Groningse mkb-bouwbedrijven werken samen om via bedrijfsinterne verbeteringen deze opdracht te realiseren. De praktijkvragen van de betrokken bouwbedrijven zijn: " Hoe kan ik mijn bedrijfscapaciteit optimaal managen, gezien de kansen rondom aardbevingsbestendig bouwen, maar zodanig dat de orderportefeuille en het personeelsbestand in balans zijn? " Hoe richt ik mijn bedrijfsprocessen zodanig op de verwachte groei in, dat de werkzaamheden binnen acceptabele doorlooptijden en naar tevredenheid van bewoners en opdrachtgevers duurzaam kunnen worden uitgevoerd? De kern van het consortium bestaat uit 10 mkb-bouwbedrijven, Bouwend Nederland regio Noord en de Hanzehogeschool Groningen. Het lectoraat Flexicurity is penvoerder, daarnaast is het lectoraat Arbeidsorganisatie en ?productiviteit en het lectoraat Ruimtelijke Transformaties betrokken. Vanuit het onderwijs participeren de Academie voor Architectuur, Bouwkunde en Civiele Techniek en EPI-kenniscentrum. EPI-kenniscentrum is een samenwerkingsverband van de Hanzehogeschool Groningen, Alfa College en Rijksuniversiteit Groningen ? en andere publieke en private partners. Het bundelt onderwijs en scholing op het terrein van aardbevingsbestendig bouwen voor de regio. Het doel van het consortium is om: " Kennis te ontwikkelen over capaciteitsmanagement en slim organiseren (binnen en tussen bedrijven) van het aardbevingsbestendig bouwproces, en de (arbeids)marktwerking daaromheen. " Deze kennis en inzichten te vertalen in voor het mkb bruikbare producten zoals tools, startcondities en randvoorwaarden (Handboek capaciteitsmanagement- en procesverbetering voor mkb-bouwbedrijven). " De verworven praktijkkennis om te zetten in onderwijsproducten zoals een nieuwe minor in het HG bouwonderwijs en innovatie van onderwijs en scholing via EPI-kenniscentrum. " Te komen tot een structurele en intensieve samenwerking tussen mkb-bouwbedrijven, onderwijs en praktijkgericht onderzoek aan de Hanzehogeschool Groningen (en andere onderwijsinstellingen).