Dienst van SURF
© 2025 SURF
In september 2001 is het rapport Toetskader en prototypen gemeenschappelijke toetsvormen: performance assessments, portfolio en itembank uitgebracht door de ontwikkelgroep Assessment Pabo s. In het project Performance Assessment P-fase en K-fase Fontys-pabo s zijn pilots uitgevoerd. Verder is een prototype ontwikkeld voor informatie en communicatie rond de assessments in de elektronische leeromgeving. In het rapport staat hoe de pilots bij de verschillende pabo s zijn uitgevoerd. Vervolgens wordt ingegaan op de resultaten van de uitgevoerde onderzoeken. Aan het einde van elke paragraaf worden conclusies geformuleerd. Tot slot worden adviezen voor het vervolg gegeven.
Some of the most valuable companies in the world accumulated their fortunes as a result of a business model innovation built upon matured technologies. Now the majority of them are investing and shifting their focus to the development of new technologies such as AI, blockchain and genetic editing. If an organization is to remain profitable, it needs to be able to quickly adjust its structure to the rapidly changing context. We contend that a way to do so is to build an organizational structure that is conductive to both generative and evaluative prototypes. We report on our action research with a leading European airline following the transformation of a team of four into a new department, through the lenses of continuous prototyping. We then propose an initial framework that conceptualises organizational prototypes and provides a rational and systematic way of approaching the devising of such. Finally, we outline several directions for further research. https://doi.org/10.33114/adim.2019.07.227 LinkedIn: https://www.linkedin.com/in/christine-de-lille-8039372/
Broedeieren worden door heel Europa standaard op kartonnen trays, gemaakt van papierpulp, vervoerd. Het aanbod van papierpulp neemt af, wat een verhoging van de prijs van papierpulp als grondstof tot gevolg heeft. Dit is echter niet de enige reden om de trays te innoveren en in te passen in een circulaire economisch profiel. Standaard trays zijn namelijk niet sterk genoeg, ze buigen door bij het verplaatsen en dat kan leiden tot schade aan de broedeieren. Dit heeft tot gevolg dat: 1) er minder eieren per tray worden vervoerd dan gewenst, 2) dat ventilatie van de lucht niet optimaal is, wat de gezondheid van de kuikens ‘to-be’ negatief beïnvloedt en, 3) ongeveer 10% van de broedeieren verloren gaat en er dus financiële schade is. Er is daarom behoefte aan een alternatief. Het versterken van de structuur en de ventilatieverbetering van de eiertrays stelt eisen aan de vervanger van de papierpulp. Het moet sterker zijn dan papierpulp en de vormgeving van de eiertrays moet dusdanig zijn dat voldoende ventilatie plaatsvindt. Bamboevezels met een biobased verbindingsmiddel zou hieraan kunnen voldoen. Concreet doel: De selectie van een betaalbaar bio-based en bio-afbreekbaar(circulair) bindmiddel voor bamboevezels en het maken van prototypen eiertrays voor broedeieren. Het doel van dit project is te onderzoeken welke combinatie van (bamboe) vezels en een biobased verbindingsmiddel (binders) een sterke en zeer lichte structuur oplevert. Het moet de potentie hebben om in bulk geproduceerd te worden, dat wil zeggen miljoenen trays per jaar binnen de EU. Het liefst wordt er gebruik gemaakt van bindmiddel uit afvalstromen. Uiteindelijk doel is de ontwikkeling van een nieuwe eiertray die sterk genoeg is om alle eieren te dragen, beter ventileert en (nice-to-have) eetbaar is voor de kuikentjes die uitkomen. Partners in het project: Bambooder, afdeling Biologie faculteit beta-wetenschappen Universiteit Utrecht Instituut Natuur & Techniek en Instituut Life Sciences & Chemistry, Hogeschool Utrecht.
Het Nederlands Openluchtmuseum (NOM) wil actief bijdragen aan een duurzame samenleving met zijn kennis van materialen, producten, diensten en culturele tradities die eeuwenlang functioneerden binnen circulaire gemeenschappen. Ondanks technologische vernieuwing en globalisering heeft het NOM de overtuiging dat deze historische kennis kan bijdragen aan duurzame producten voor de toekomst. Het NOM wil een structurele samenwerking met de creatieve sector om meetbare impact te realiseren binnen en buiten het museum voor de transitie naar een circulaire samenleving. Daarvoor wil het graag zijn collectie en kennis toegankelijk maken voor ontwerpers. Belangrijke praktijkvragen daarbij zijn: Welke rol kan het museum spelen i.s.m. ontwerpers? Hoe kan relevante kennis van het NOM toegankelijk en toepasbaar worden gemaakt voor ontwerpers? Hoe creëer je samen met ontwerpers de gewenste impact in de samenleving? Op basis hiervan is de onderzoeksvraag geformuleerd: Hoe kunnen maatschappelijke organisaties zoals het NOM relevante kennis en artefacten toegankelijk en toepasbaar maken voor ontwerpers t.b.v. meetbare impact voor een circulaire samenleving? Deze onderzoeksvraag is vertaald naar enkele sub-vragen over definities van duurzaamheid en circulariteit, de verwachte rollen van museum en ontwerpers, de gewenste structuur van samenwerking en over de rol van prototypen om de gewenste impact te realiseren. Naast het NOM als MKB, participeren in dit project twee creatieve ondernemers (1 MKB, 1 ZZP-er) die zijn geselecteerd op basis van hun specifieke ontwerpkwaliteiten, hun ervaringen in samenwerken met partners en hun kennis van circulair ontwerp. Samen met docent-onderzoekers en ontwerpstudenten van ArtEZ onderzoeken zij deze vragen. De belangrijkste projectresultaten zijn: prototypen, getest op gewenste maatschappelijke impact; een rapport dat beschrijft hoe het NOM kan samenwerken met de creatieve sector om bij te dragen aan ‘Nederland circulair’; en presentatie- en netwerkbijeenkomsten om kennis te delen en te bouwen aan het netwerk van stakeholders om beoogde impact te realiseren.
In het project CW4.0 onderzoeken MKB’ers uit de houtindustrie en Smart Industry samen met de Hogeschool van Amsterdam (HvA), kennispartners TNO, HMC en Bouwlab R&Do en partners in hospitality hoe zinvolle toepassingen te maken van resthout, met behulp van Industry 4.0-principes. Hoogwaardig hout blijft momenteel ongebruikt, omdat het te arbeids-intensief is grote hoeveelheden ongelijkmatige stukken hout van verschillende grootte en houtsoort te verwerken. Waardevol resthout wordt zo waardeloos afval, tegen de principes van de circulaire economie in. CW4.0 richt zich op de ontwikkeling van geautomatiseerde processen voor houtverwerking gebaseerd op Industry 4.0 technologieën - met behulp van digitale ontwerptools en industriële robots. Uit eerdere projecten van HvA en partners is gebleken dat deze processen het gebruik van resthout levensvatbaar kunnen maken, in het bijzonder voor toepassingen in de hospitality sector, bijvoorbeeld voor receptiebalies, hotelmeubilair en interieurdelen. CW4.0 wordt dan ook uitgevoerd in samenwerking met hospitality-ontwerpers en hotelketels. Het onderzoek concentreert zich op 1) het creëren van een digital twin (=digitale kopie van een beoogd object of proces, om dit te onderzoeken zonder het eerst te hoeven bouwen) van een ‘upcycle houtfabriek’; 2) het realiseren en beproeven van secties van de fabriek; 3) het ontwerpen en prototypen van hospitality toepassingen en 4) het evalueren van de business case van deze toepassingen en de fabriek in het algemeen. Na afloop is er kennis beschikbaar voor houtindustrie om afval te verminderen, voor Smart Industry om hun digitale technologieën toe te passen voor upcycling van materialen, en voor horecapartners om waardevolle toepassingen te creëren van resthout. Het project is een belangrijke stap in de opschaling van industriële robotproductie met circulaire materialen. Het legt een nieuwe, belangrijke verbinding tussen Smart Industry en de circulaire transitie, gericht op het aanpakken van urgente maatschappelijke uitdagingen verband houdend met materiële schaarste en de mondiale milieucrisis.