Dienst van SURF
© 2025 SURF
De gemeente Groningen wil zoveel mogelijk Stadjers de gelegenheid geven om te sporten en te spelen. De gemeente Groningen heeft in samenwerking met de InnovatieWerkPlaats Beweegvriendelijke Inrichting Openbare Ruimte (IWP BIOR) het afgelopen jaar een aantal kansen benut om de openbare ruimte zo in te richten dat het uitnodigt tot spelen, bewegen en ontmoeten. De Oosterkade is hier onderdeel van en deze locatie is op 20 mei 2016 officieel geopend.
In 2016 is de methodiek Take a Break ontwikkeld door Moviera. Take a Break is een kortdurende ambulante en systeemgerichte methodiek om in te grijpen bij huiselijk geweld door een grondige analyse van de geweldsdynamiek gepaard met directe hulp. Moviera, een organisatie gespecialiseerd in de aanpak van huiselijk geweld en mensenhandel, heeft het lectoraat Jeugd van Hogeschool Utrecht gevraagd om een procesevaluatie uit te voeren naar het realiseren van de Take a Break-trajecten. Wordt de methodiek uitgevoerd zoals bedoeld, hoe ontwikkelt de methodiek zich en is de methodiek overdraagbaar naar andere (vrouwenopvang) organisaties? De uitkomsten van dit onderzoek zijn te vinden in deze publicatie. Moviera heeft in augustus 2024 besloten de methodiek Take a Break niet meer uit te voeren. Er waren diverse uitvoeringsknelpunten, die tevens werden bevestigd in de procesevaluatie. In de huidige tijd waarin een steeds groter beroep word gedaan op Moviera voor hulp, moest opnieuw worden bekeken hoe de middelen het beste ingezet kunnen worden en de meeste mensen kunnen worden geholpen. Moviera heeft daarom gekozen de krachtige elementen van Take a Break – en de uitkomsten van de procesevaluatie - om te vormen in de andere (ambulante) trajecten. Naast Moviera zijn er andere vrouwenopvang-organisaties getraind in de methodiek (Arosa, Kwintes, Kadera). Heeft u interesse in het handboek of werkboek van de methodiek, neem dan contact op met Moviera via https://www.moviera.nl/contact/
In een groeiend aantal publicaties is uitgewerkt hoe schulden en armoede de werking en ontwikkeling van onze hersenen beïnvloeden (WRR, 2017; Blair&Cybele Raver, 2016, Daminger et al., 2015, Pavetti, 2014). De publicaties vragen aandacht voor de dynamiek van chronische stress die mensen als het ware gijzelt om hun situatie met succes te ontgroeien. De taaiheid van de problematiek en het niet behalen van de beleidsdoelen zijn dus niet eenvoudig toe te schrijven aan een tekort aan motivatie bij de doelgroep. De inzichten over de effecten van schaarste op het cognitieve functioneren vormen de basis van de aanpak Mobility Mentoring®. Deze aanpak uit de Verenigde Staten is ontwikkeld door de organisatie EMPath en heeft als doel om economische zelfredzaamheid te bevorderen. Hoewel er op dit moment geen hard bewijs is voor de effectiviteit van Mobility Mentoring®, zijn er wel veelbelovende resultaten. Een grootschalige evaluatie door de Washington State Department of Children, Youth and Families - een niet-gerandomiseerde vergelijking- liet zien dat deelnemers van Mobility Mentoring® op meer uitkomstmaten significante vooruitgang boekten dan deelnemers aan een ander programma (Washington State Department of Early Learning, 2016). Deze positieve uitkomsten waren in 2016 aanleiding voor de Hogeschool Utrecht en Platform31 voor een werkbezoek bij EMPath. Op basis van de verkregen inzichten en de beschikbare literatuur concludeerden de onderzoekers dat Mobility Mentoring® in Nederland kan bijdragen aan de doorontwikkeling van de dienstverlening voor mensen met multiproblematiek (Jungmann & Wesdorp, 2017).
Door ontwikkelingen in de zorg leven meer mensen die intensieve ondersteuning nodig hebben zelfstandig of begeleid thuis. Tegelijkertijd stijgt het aantal mensen explosief dat het zonder professionele begeleiding thuis niet zelfstandig redt. Vooral voor mensen met licht verstandelijke beperking (LVB), is (begeleid) zelfstandig wonen en meedoen in de maatschappij niet makkelijk. Dit komt door de verstandelijke beperkingen én juist ook bijkomende problematiek. Effectieve behandeling van deze bijkomende problematiek is noodzakelijk. Vaktherapie is een behandelvorm die naadloos aansluit bij de aandachtspunten voor effectieve interventies bij deze doelgroep en wordt intramuraal al jarenlang als een waardevolle aanvulling gezien op behandelvormen met een meer verbale insteek. Echter, vaktherapie wordt nog nauwelijks in de leefomgeving van mensen met LVB aangeboden. Een ontwikkeling in deze richting is momenteel wel gaande. Vaktherapeuten werken vaker samen met FACT-LVB teams volgens een ontwikkeld samenwerkingskader. Dit kader blijkt niet toepasbaar voor andere contexten in de leefomgeving, waar structuur in samenwerking vaak niet aanwezig is en ook samenwerking met informele hulpverleners nodig is. Een aangepast samenwerkingskader om structurele samenwerking te realiseren tussen vaktherapeuten en (in)formele hulpverleners is essentieel. Evenals nader inzicht in welke vaktherapeutische interventies in de leefomgeving werken. In dit praktijkgericht onderzoek wordt het eerder ontwikkeld samenwerkingskader met focusgroepen doorontwikkeld en toepasbaar gemaakt voor meerdere contexten in de leefomgeving (deelonderzoek 1). De toepassing van dit kader wordt in een procesevaluatie geëvalueerd (deelonderzoek 2). Middels gestapeld N=1 onderzoek wordt onderzocht welke vaktherapeutische interventies in de leefomgeving werken bij welke indicaties (deelonderzoek 3). De inzichten worden verwerkt tot een breed toepasbaar samenwerkingskader, een indicatiemodel voor vaktherapeutische behandeling in de leefomgeving en een methode om vaktherapeutisch handelen te blijven evalueren.
Fysiotherapeuten in de eerste-lijn ervaren problemen met het aanleren en verbeteren van bewegingen bij mensen met neurologische en geriatrische aandoeningen. Er is namelijk relatief weinig bekend over hoe dit proces op maat kan worden vormgegeven in de praktijk. Voor mensen met neurologische en geriatrische aandoeningen is het van essentieel belang om bewegingen die zij ‘kwijt’ zijn opnieuw te leren zodat zij weer zelfstandig kunnen functioneren. Het aanleren en verbeteren van bewegingen, ook motorisch leren genoemd, is echter een complex proces, dat op veel verschillende manieren plaats kan vinden, maar waarbij altijd rekening moet worden gehouden met verschillende patiëntkenmerken (bijv. medische oorzaak, voorkeuren en persoonlijkheid). De huidige kennis op gebied van motorisch leren is vooral gericht op de theorie. Het doel van dit project is om fysiotherapeuten te helpen om deze grote hoeveelheid theoretische kennis en daarnaast de veelal standaard benaderingen te vertalen naar een goed onderbouwde gepersonaliseerde aanpak. Volgende onderzoeksvraag staat daarom centraal: Welke kennis en tools hebben fysiotherapeuten in de eerste-lijn nodig om motorische leerstrategieën gepersonaliseerd toe te passen om neurologische en geriatrische patiënten te ondersteunen bij het leren en verbeteren van dagelijkse bewegingen? Het project is onderverdeeld in drie werkpakketten. In werkpakket A zullen fysiotherapeuten, kennis toepassen en aanvullen en tools (door)ontwikkelen, evalueren en aanpassen (participatory user-centred design) in co-creatie met de patiënten, onderzoekers, docenten en studenten. Werkpakket B bestaat uit een procesevaluatie waarin het gebruik en de ervaringen met de nieuw opgedane kennis en ontwikkelde tools wordt geëvalueerd door fysiotherapeuten en patiënten. In werkpakket C wordt de potentiële maatschappelijke, economische en wetenschappelijke impact van de ontwikkelde kennis en tools bepaald (Business Model Canvas) en worden passende valorisatiestrategieën gekozen. De projectresultaten dragen bij aan de innovatiekracht binnen de fysiotherapie doordat zo veel mogelijk neurologische en geriatrische patiënten efficiënter en effectiever (opnieuw) leren bewegen.
Vanuit het basisonderwijs is de behoefte groot om meer vanuit een whole-child approach de schooldag in te richten, waarbij er niet alleen focus is op de cognitieve ontwikkeling, maar een bredere focus op welbevinden van kinderen. Die behoefte is gegroeid door de lockdowns in 2020 en 2021. Leerkrachten geven aan dat zij meer kinderen in de klas hebben die problemen in hun gedrag laten zien, zowel in de omgang met volwassenen en met andere kinderen, als verminderde taakgerichtheid in de klas. Enkele groepsleerkrachten en vakleerkrachten bewegingsonderwijs experimenteren daarom met het meer dynamisch inrichten van de schooldag, waarbij er regelmatig een afwisseling is van zittend leren en (gezamenlijke) beweegmomenten. Maar vervolgens ervaren groepsleerkrachten problemen in tijd, ruimte, materiaal, betrokkenheid van kinderen en aanpak bij de voorbereiding en organisatie van een beweegmoment. Daarnaast ondervinden de groepsleerkrachten en vakleerkrachten weerstand bij collega’s (“onrust in de klas”), directie en ouders (“wordt er nog wel geleerd op school?”) in het vormgeven, implementeren en borgen van een meer dynamische schooldag. In dit project ontwerpen de deelnemende scholen aan de hand van een basis onderwijsinnovatie Dynamische Schooldag, een Dynamische Schooldag op maat, passend bij hun context. Het onderzoeksplan heeft als basis een hybride effect-implementatie trial, wat betekent dat we het proces van de implementatie en het effect evalueren. De onderzoeksvragen zijn: 1) In hoeverre lukt het schoolteams om een op maat gemaakte Dynamische Schooldag toe te passen en wat zijn faciliterende en belemmerende factoren in het implementatieproces (procesevaluatie)? En 2) Wat is het effect van een dynamische schooldag op het welbevinden van 8-12 jarige leerlingen, het gedrag in de klas (taakgerichtheid, sfeer en sociale omgang) en hun zit- en beweeggedrag?