Dienst van SURF
© 2025 SURF
At the beginning of the twenty first century obesity entered Dutch maternity care as a ‘new illness’ challenging maternity care professionals in providing optimal care for women with higher BMI’s. International research revealed that obese women had more perinatal problems than normal weight women. However, the effect of higher BMIs on perinatal outcomes had never been studied in women eligible for midwife-led primary care at the outset of their pregnancy. In the context of the Dutch maternity care system, it was not clear if obesity should be treated as a high-risk situation always requiring obstetrician-led care or as a condition that may lead to problems that could be detected in a timely manner in midwife-led care using the usual risk assessment tools. With the increased attention on obesity in maternity care there was also increased interest in GWG. Regarding GWG in the Netherlands, the effect of insufficient or excessive GWG on perinatal outcomes had never been studied and there were no validated guidelines for GWG. A midwife’s care for the individual woman in the context of the Dutch maternity care system - characterised by ‘midwife-led care if possible, obstetrician-led care if needed’ - is hampered by the lack of national multidisciplinary consensus regarding obesity and weight gain. Obesity has not yet been included in the OIL and local protocols contain varying recommendations. To enable sound clinical decisions and to offer optimal individual care for pregnant women in the Netherlands more insights in weight and weight gain in relation to perinatal outcomes are required. With this thesis the author intends to contribute to the body of knowledge on weight and weight gain to enhance optimal midwife-led primary care for the individual woman and to guide midwives’ clinical decision-making.
Deze handreiking is voortgekomen uit het onderzoeksproject ‘Hulpverlening voor kinderen en jongeren met FASD’. Het onderzoek is gefinancierd door het Centre of Expertise Preventie in Zorg & Welzijn van de hogeschool Inholland en is uitgevoerd door het lectoraat GGZ-Verpleegkunde (Inholland) in samenwerking met de FASD Stichting, ’s Heeren Loo en de FAS-poli van Gelre ziekenhuizen in Zutphen. Tijdens de eerste fase van het onderzoek werd een probleem- en behoefteanalyse gedaan door middel van literatuuronderzoek, aangevuld met interviews met acht jongvolwassenen met FASD en elf ouders1. Daarnaast werd een focusgroep gehouden met zes hulpverleners die expertise hadden op het gebied van FASD. De onderzoeksvragen in deze eerste fase van het onderzoek waren de volgende: 1. Welke wetenschappelijke kennis is er beschikbaar op het gebied van ondersteuningsbehoeften van kinderen en jongeren met FASD en hierop aansluitende hulpverlening? 2. Welke zijn de huidige knelpunten in de hulpverlening aan kinderen en jongeren met FASD en welke oplossingsrichtingen worden hiervoor geopteerd? 3. Op basis van vraag 1 en 2: uit welke componenten bestaat een interventieprogramma dat adequaat aansluit bij de ondersteuningsbehoeften van kinderen en jongeren met FASD? In de tweede fase van het onderzoek zijn de onderzoeksresultaten samengevoegd in deze handreiking. Een expertisepanel heeft in twee rondes feedback gegeven op de conceptversies. Ook de stuurgroep van het onderzoeksproject heeft inhoudelijk bijgedragen aan het eindresultaat. De opbouw van de handreiking is als volgt. Ten eerste zal een beschrijving worden gegeven van FASD (hoofdstuk 2). Vervolgens zal beschreven worden wat wordt verstaan onder goede zorg voor kinderen2 met FASD (hoofdstuk 3). Deze wordt nader uitgewerkt in een aantal componenten, die tot stand zijn gekomen aan de hand van wetenschappelijke literatuur, aangevuld met ervaringskennis van jongvolwassenen met FASD (aangeduid in het document met jongvolwassenen), biologische, bonus-, pleeg -en adoptieouders (aangeduid met ouders) en ervaren hulpverleners (aangeduid met focusgroep). Elke component bestaat uit een inhoudelijke toelichting, een beschrijving van de knelpunten en aanbevelingen die zijn voortgekomen uit ons onderzoek. Daarna zal besproken worden welke interventies er zijn voor kinderen met FASD (hoofdstuk 4). Ten slotte worden de knelpunten en aanbevelingen op organisatieniveau beschreven (hoofdstuk 5).