Dienst van SURF
© 2025 SURF
Ondanks een kamerbrede motie weigert Minister Kamp een onderzoek in te laten stellen naar de beursprestaties van pensioenfondsen en de terugstortingen van pensioenfondsen aan bedrijven gedurende de afgelopen 10 jaarde pensioenfondsen. In maart 2010 kwam de Nederlandse Bank al met een vernietigend oordeel over het beleggingsbeleid en de beleggingsstrategie van veel pensioenfondsen. DNB constateert onder meer 'dat pensioenfondsen geen goed zicht hebben op het eigen vermogen'. Dat is ronduit verbijsterend, omdat de dekkingsgraad wordt vastgesteld juist op basis van dit eigen vermogen en omdat uit die dekkingsgraad weer de indexatie van de pensioenen volgt.Eind april 2011 werd ook bekend dat de Nederlandse Bank een onderzoek heeft afgerond naar de deskundigheid van pensioenfondsen. De conclusies zijn ontluisterend. "De meeste pensioenfondsen hebben niet de kennis in huis om de risico's van hun beleggingen goed in te schatten en te beheren"! Een groot deel van de pensioenreserves worden uitbesteed aan professionele vermogensbeheerders en de pensioenfondsen zijn niet goed in staat deze partijen te controleren. Kortom: er is veel mis gegaan bij pensioenfondsen en dus moet de 2e kamer dan maar zelf een parlementair onderzoek uitvoeren.
In dit artikel worden verschillende promotieonderzoeken besproken. O.a. ook het promotieonderzoek "Zorgperspectieven op de relatie tussen mantelzorgers, zorgvragers en professionele hulpverleners: de zorgtriade in theorie en praktijk" van Deirdre Beneken genaamd Kolmer. In dit onderzoek wordt o.a. inzicht verkregen in de relaties tussen mantelzorgers, zorgvragers en professionele hulpverleners door een empirisch-kwalitatief onderzoek waarin informatie wordt verzameld bij belanghebbenden in de zorgtriade. De resultaten van dit onderzoek zouden kunnen leiden tot een afstemming tussen beleid en praktijk voor de positie van de mantelzorger en de relaties tussen mantelzorgers, zorgvragers en professionele hulpverleners. Zo kan op grond van de voorgestelde definitie de vraag gesteld worden of mantelzorgers recht hebben op een status zoals die van arbeidskrachten aangezien ze werk verrichten dat normaliter door professionele hulpverleners gedaan zou worden. Bovendien blijkt –wanneer wordt uitgegaan van de voorgestelde definitie – de groep mantelzorgers die in aanmerking komt voor mantelzorgondersteuning, minder groot te zijn. De overheid zou als gevolg daarvan een specifieker beleid voor mantelzorg kunnen voeren. Uit politiek-filosofisch onderzoek blijkt onder andere dat zorg een primairgoed is waardoor het onrechtvaardig zou zijn om het recht op zorg te laten afhangen van marktmechanismen of van goodwill van burgers. De overheid heeft in die zin een taak.