Dienst van SURF
© 2025 SURF
Continuïteit van zorg in de forensische keten heeft al geruime tijd de aandacht. Ondanks vele initiatieven blijven er toch knelpunten bestaan. Voor cliënten is gebrek aan continuïteit niet alleen vervelend, maar kan ook tot vertraging in het zorgtraject of nieuwe delicten leiden. In dit artikel beschrijven we de ervaringen van cliënten met aspecten van (dis)continuïteit in forensische zorg die uit ons onderzoek naar continuïteit van zorg, vanuit het perspectief van professionals en cliënten, naar voren kwamen. Ook geven we door hen aangedragen oplossingsrichtingen.
Continuïteit van zorg in de forensische keten heeft al geruime tijd de aandacht. Ondanks vele initiatieven blijven er toch knelpunten bestaan. Voor cliënten is gebrek aan continuïteit niet alleen vervelend, maar kan ook tot vertraging in het zorgtraject of nieuwe delicten leiden. In dit artikel beschrijven we de ervaringen van cliënten met aspecten van (dis)continuïteit in forensische zorg die uit ons onderzoek naar continuïteit van zorg, vanuit het perspectief van professionals en cliënten, naar voren kwamen. Ook geven we door hen aangedragen oplossingsrichtingen.
Continuïteit in de forensische zorg versterkt beschermende structuren voor een cliënt en verkleint de kans op terugval. De afgelopen jaren zijn diverse (beleids)programma’s en initiatieven ontplooid om continuïteit in de forensische zorg te verbeteren. Een belangrijke vraag is of professionals en cliënten hier voldoende mee bekend zijn en welke behoeften zij hebben om continuïteit te kunnen verbeteren.
In de context van groeiende personeelstekorten in de (wegen)bouw en ontoereikende nieuwe instroom vanuit de opleidingen vragen mkb-ondernemers zich af hoe zij voor de toekomst aan goed gekwalificeerd personeel kunnen komen. Ondernemers proberen creatief aan mensen te komen, die zij wellicht nog op kunnen leiden, zodat zij kunnen voldoen aan technologische veranderingen die er in de toekomst in de wegenbouw gaan komen. In combinatie met de motivatie om maatschappelijk verantwoord te ondernemen (MVO), heeft mkb-ondernemer Sallandse Wegenbouw in de regio Twente het eigen werkleerbedrijf ‘Dynamisch op Weg’ opgezet, dat zich richt op het voorbereiden van jongeren zonder startkwalificatie op een BBL-opleiding. Bij gebleken geschiktheid kunnen zij via InfraVak, een opleider voor de wegenbouw, de opleiding gaan volgen bij één van de aangesloten mkb-wegenbouwondernemers. Bij succesvolle afronding zijn zij verzekerd van een baan. Jongeren zonder startkwalificatie, zoals voortijdig schoolverlaters, hebben een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt als het gaat om werk en inkomen. Door het combineren van een voortraject met de bestaande BBL-opleiding voor deze jongeren wil de Sallandse Wegenbouw zijn vraag naar personeel en zijn MVO-doelstellingen verenigen. De jongeren worden gedurende het voortraject en hun opleiding bijgestaan door jobcoaches vanuit ‘de Kern’ een maatschappelijk dienstverlenende organisatie, die wil weten, hoe zij de beste begeleiding kunnen bieden. Het ROC van Twente draagt zorg voor overplaatsing van de uitgevallen jongeren. De lectoraten Arbeid & Gezondheid en Arbeidsdeskundigheid van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) zijn gevraagd te onderzoeken of dit totale samenwerkingsinitiatief ‘haalbaar’ is en wat het kan gaan opleveren. Met betrokken partners willen we onderzoeken in hoeverre deze samenwerking resultaten oplevert die voor de Kern, het ROC, de Sallandse Wegenbouw, Infravak, de HAN en de jongeren betekenisvol zijn. Daarvoor worden indicatoren vastgesteld voor proces- en uitkomstevaluatie en een eerste inzicht in het proces van samenwerken gegeven.
De transitie en transformatie in de Jeugdhulp gaat samen met de wens van gemeenten en rijksoverheid om kinderen die niet meer thuis kunnen wonen niet meer in (gesloten) residentiele voorzieningen maar zo veel mogelijk in pleeggezinnen en gezinsgerichte voorzieningen op te vangen. Als gevolg hiervan, neemt het aantal jeugdigen met complexe zorgvragen toe in gezinshuizen (in 2016 50% meer! bron: factsheet gezinshuizen). Onderzoek aan Hogeschool Leiden heeft de afgelopen jaren aangetoond dat in gezinshuizen een beter leefklimaat aanwezig is dan in residentiële voorzieningen en de gesloten jeugdhulp. Toch gaat plaatsing niet altijd goed, vaak vanwege complexe problemen van deze kinderen. Dan moeten ze weer naar een andere plek. Volgens recent onderzoek hebben kinderen in gezinshuizen gemiddeld al 3,6 plaatsingen achter de rug. Voor het kind en de hulpverlening is een overplaatsing een traumatische gebeurtenis zoals in de aangrijpende documentaire ‘Alicia’ was te zien (Zdoc november j.l.). Deze negatieve jeugdervaring komt bovenop eerdere negatieve jeugdervaringen in hun leven en heeft grote gevolgen voor hun latere ontwikkeling. Samen met een landelijk dekkend netwerk van ongeveer 400 gezinshuizen en overkoepelende (zorg)instellingen onderzoeken drie hogescholen (Leiden, Windesheim en CHE) en een universiteit (Tilburg) voor welke kinderen (achtergrond, problematiek) gezinshuizen een geschikte hulpverleningsvorm zijn en wat dit betekent voor zowel de organisatie van de hulpverlening als deskundigheid van gezinshuisouders. Dit leidt tot implicaties voor het werkveld, maar ook voor het hbo-onderwijs. Hierbij is er ook aandacht voor wat gezinshuisouders nodig hebben om hun werk goed te kunnen doen en het vol te kunnen houden. Opbrengsten van het onderzoek zullen worden gebruikt om een beloftevol transformatiedoel te realiseren: overplaatsingen voorkomen en een stabiele en duurzame plek voor kinderen die het niet getroffen hebben omdat ze niet meer thuis kunnen wonen.