Dienst van SURF
© 2025 SURF
In deze paper verkennen we de rol van creatieve broedplaatsen als puntbronnen van stedelijke vernieuwing. Broedplaatsen voorzien in toegankelijke werkruimte en leveren daarmee een belangrijke bijdrage aan de culturele infrastructuur van de stad. Maar broedplaatsen zijn meer: hun kleinschalige, lokale werkwijze, met oog voor mens, materiaal en milieu maakt ze tot potentiële laboratoria voor maatschappelijk experiment. Broedplaatsen dragen bij aan leefbaarheid in buurten en creëren levendigheid in nieuwe gebiedsontwikkelingen. Ze bieden werkervaringsplekken die helpen om kansenongelijkheid terug te dringen, verbinden bevolkingsgroepen met culturele uitwisseling en werken aan burgerschap door publieksactiviteiten en vrijwilligersparticipatie. Broedplaatsen opereren buiten de systeemwereld en stellen deze op de proef. Ze zijn anders georiënteerd en anders georganiseerd. In het licht van de huidige grote transitievraagstukken lijkt deze onconventionele inrichting een krachtige troef. Als creatieve vrijhavens zijn broedplaatsen in staat om bestaande structuren uit te dagen en nieuwe toekomsten te verbeelden. Om deze impact in de volle breedte te waarderen schieten geïsoleerde outputindicatoren vaak tekort. De waarde van een broedplaats is meer dan de optelsom van bijdragen die ze levert aan sectorale deelbelangen maar zit juist in de verbinding. Het gaat niet alleen om direct meetbare opbrengsten, maar ook om indirecte en langetermijneffecten. Het ‘Waardenwiel’ is een nieuw instrument om greep te krijgen op deze meervoudige waardecreatie en een brug te slaan tussen de verbeeldingswereld en de systeemwereld. In deze paper bespreken we de theoretische uitgangspunten van het Waardenwiel en evalueren we de werking en toepasbaarheid ervan op basis van drie contexten waarin het model recentelijk is getest.
In de periode februari 2010 – december 2013 werden door het Kenniscentrum NoorderRuimte (Hanzehogeschool Groningen) zestien dorpsonderzoeken in vijftien Groningse dorpen en een Drents dorp uitgevoerd. De dorpsonderzoeken maakten eerst deel uit van het onderzoeksprogramma van het lectoraat Ruimtelijke Transformaties en later van het lectoraat Krimp & Leefomgeving. Besturen van plaatselijke dorpsbelangenverenigingen waren opdrachtgever voor de dorpsonderzoeken en medewerkers van gemeenten en corporaties waren daarbij belanghebbende. Het doel van alle dorpsonderzoeken was om de waardering van de woon- en leefomgeving onder de inwoners te onderzoeken. Voor acht dorpen werden deze onderzoeksresultaten door de onderzoekers gebruikt om te adviseren over nieuwe dorpsvisies of dorpsplannen. Voor de andere acht dorpen werden de onderzoeken door studenten gebruikt om zogenaamde ‘sterke verhalen’ over het dorp te schrijven of deze te verfilmen. In dit evaluatieonderzoek werd voor deze zestien dorpsonderzoeken met behulp van de kennisketen onderzocht wat de investeringen (inputfase), de kennisproducten (outputfase) en de toegevoegde waarde voor de maatschappij en de beroepspraktijk, het onderzoeksdomein en het onderwijs (impactfase) zijn geweest.
Voor het project Sensing Streetscapes sprak Hogeschool van Amsterdam-onderzoeker Frank Suurenbroek met Marlies de Nijs, senior stedenbouwkundige bij de gemeente Utrecht. Zij vertelt over de Utrechtse manier van stadmaken met hoogbouw achter de coulissen van levendige plinten.Voor het onderzoeksproject Sensing Streetscapes maakten Frank Suurenbroek en Gideon Spanjar een booklet waarin zij en andere experts het belang van de menselijke maat in de verdichte stad analyseren. Het interview met Marlies de Nijs is daarin ook opgenomen.
LINK