Dienst van SURF
© 2025 SURF
What does this paper add to existing knowledge? • This study provides insight into the severity of the problem. It demonstrates the differences in risk factors and OHRQoL between patients diagnosed with a psychotic disorder (first-episode) and the general population. • A negative impact on OHRQoL is more prevalent in patients diagnosed with a psychotic disorder (first-episode) (14.8%) compared to the general population (1.8%). • Patients diagnosed with a psychotic disorder (first-episode) have a considerable increase in odds for low OHRQoL compared to the general population, as demonstrated by the odds ratio of 9.45, which supports the importance of preventive oral health interventions in this group. What are the implications for practice? • The findings highlight the need for oral health interventions in patients diagnosed with a psychotic disorder (first-episode). Mental health nurses, as one of the main health professionals supporting the health of patients diagnosed with a mental health disorder, can support oral health (e.g. assess oral health in somatic screening, motivate patients, provide oral health education to increase awareness of risk factors, integration of oral healthcare services) all in order to improve the OHRQoL.
MULTIFILE
Background: Early childhood caries is considered one of the most prevalent diseases in childhood, affecting almost half of preschool-age children globally. In the Netherlands, approximately one-third of children aged 5 years already have dental caries, and dental care providers experience problems reaching out to these children. Objective: Within the proposed trial, we aim to test the hypothesis that, compared to children who receive usual care, children who receive the Toddler Oral Health Intervention as add-on care will have a reduced cumulative caries incidence and caries incidence density at the age of 48 months. Methods: This pragmatic, 2-arm, individually randomized controlled trial is being conducted in the Netherlands and has been approved by the Medical Ethics Research Board of University Medical Center Utrecht. Parents with children aged 6 to 12 months attending 1 of the 9 selected well-baby clinics are invited to participate. Only healthy children (ie, not requiring any form of specialized health care) with parents that have sufficient command of the Dutch language and have no plans to move outside the well-baby clinic region are eligible. Both groups receive conventional oral health education in well-baby clinics during regular well-baby clinic visits between the ages of 6 to 48 months. After concealed random allocation of interventions, the intervention group also receives the Toddler Oral Health Intervention from an oral health coach. The Toddler Oral Health Intervention combines behavioral interventions of proven effectiveness in caries prevention. Data are collected at baseline, at 24 months, and at 48 months. The primary study endpoint is cumulative caries incidence for children aged 48 months, and will be analyzed according to the intention-to-treat principle. For children aged 48 months, the balance between costs and effects of the Toddler Oral Health Intervention will be evaluated, and for children aged 24 months, the effects of the Toddler Oral Health Intervention on behavioral determinants, alongside cumulative caries incidence, will be compared. Results: The first parent-child dyads were enrolled in June 2017, and recruitment was finished in June 2019. We enrolled 402 parent-child dyads. Conclusions: All follow-up interventions and data collection will be completed by the end of 2022, and the trial results are expected soon thereafter. Results will be shared at international conferences and via peer-reviewed publication.
LINK
Background: In frail older people with natural teeth factors like polypharmacy, reduced salivary flow, a decrease of oral self-care, general healthcare issues, and a decrease in dental care utilization contribute to an increased risk for oral complications. On the other hand, oral morbidity may have a negative impact on frailty. Objective: This study explored associations between oral health and two frailty measures in community-dwelling older people. Design: A cross-sectional study. Setting: The study was carried out in a Primary Healthcare Center (PHC) in The Netherlands. Participants: Of the 5,816 persons registered in the PHC, 1,814 persons were eligible for participation at the start of the study. Measurements: Two frailty measures were used: 1. Being at risk for frailty, using Electronical Medical Record (EMR) data, and: 2. Survey-based frailty using ‘The Groningen Frailty Indicator’ (GFI). For oral health measures, dental-record data (dental care utilization, dental status, and oral health information) and self-reported oral problems were recorded. Univariate regression analyses were applied to determine the association between oral health and frailty, followed by age- and sex-adjusted multivariate logistic regressions. Results: In total 1,202 community-dwelling older people were included in the study, 45% were male and the mean age was 73 years (SD=8). Of all participants, 53% was at risk for frailty (638/1,202), and 19% was frail based on the GFI (222/1,202). A dental emergency visit (Odds Ratio (OR)= 2.0, 95% Confidence Interval (CI)=1.33;3.02 and OR=1.58, 95% CI=1.00;2.49), experiencing oral problems (OR=2.07, 95% CI=1.52;2.81 and OR=2.87, 95% CI= 2.07;3.99), and making dietary adaptations (OR=2.66, 95% CI=1.31;5.41 and OR=5.49, 95% CI= 3.01;10.01) were associated with being at risk for frailty and surveybased frailty respectively. Conclusions: A dental emergency visit and self-reported oral health problems are associated with frailty irrespective of the approach to its measurement. Healthcare professionals should be aware of the associations of oral health and frailty in daily practice.
Lichamelijke activiteiten waarbij het skelet wordt belast, zoals wandelen of hardlopen, hebben een positief effect op de botgezondheid. Activiteiten waarbij niet of nauwelijks belasting van het skelet plaatsvindt, zoals fietsen of zwemmen, worden vaker in verband gebracht met een verminderde botgezondheid. Dit is met name een probleem voor (prof-)wielrenners, waarbij lange dagen op de fiets worden doorgebracht. Alarmerend is het feit dat de meerderheid van de profwielrenners te maken heeft met broze botten (osteopenie of osteoporose). Broze botten verhogen het risico op botbreuken. Dat is niet alleen zorgwekkend tijdens de actieve wielercarrière, maar vooral ook daarna. Een lage botdichtheid op jonge leeftijd verhoogt de kans op osteoporose en botbreuken in het latere leven. De vraag vanuit de beroepspraktijk is hoe de botgezondheid van (jonge) wielrenners verbeterd kan worden. Ondanks dat verschillende bewegings- en voedingsinterventies effectief zijn bevonden bij ouderen, is het niet bekend of zulke interventies ook effectief kunnen zijn voor (jonge) wielrenners. Bovendien moet een interventie inpasbaar zijn in het dagelijkse leven van (prof-)wielrenners en niet interfereren met de reguliere trainingsarbeid. Een veelbelovende strategie die aan deze eisen voldoet zijn korte dagelijkse springsessies gecombineerd met collageensuppletie. In dit innovatief pilotonderzoek zullen we testen of deze strategie daadwerkelijk een positief effect heeft op het botmetabolisme. Vervolgens kan de strategie geïmplementeerd worden binnen het profwielrennen, waarbij ook de botgezondheid op langere termijn onderzocht kan worden. Het project wordt uitgevoerd door de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, in samenwerking met wierlerteams Jumbo-Visma en Parkhotel Valkenburg (profploegen), KNWU (wielerunie), Niche4Health (collageensupplementen), en Universiteit Maastricht (wetenschappelijke input en bloedanalyse).
De innovatiewerkplaats Campus Design (CD) richt zich op de duurzame ontwikkeling (SDG) van de campus door middel van praktijkgerichte oplossingen en onderzoek. Vanuit het lectoraat Facility Management van de Hanze, werkt CD samen met kennis- en onderwijsinstellingen, overheden en het bedrijfsleven, bijvoorbeeld om de kwaliteit, gastvrijheid en inclusiviteit te verbeteren zodat iedereen zich welkom voelt op de campus. CD streeft naar een betere aansluiting tussen de ruimte en organisatie op de campus; ook de vergroening en biodiversiteit rekenen we daartoe. Dit doen we door praktijkvragen van onderwijsinstellingen en het bedrijfsleven te koppelen aan praktijkgericht onderzoek van onze senior-onderzoekers, onderzoekers, docenten en studenten, onder meer in architectuur, facility management, gastvrijheid, kunsten en vastgoed. Onze multidisciplinaire aanpak is zeer actiegericht; we willen de campuspraktijk écht veranderen en laten zien dat het betaalbaar is én werkt. We zorgen er dus voor dat oplossingen niet alleen theoretisch en empirisch uitstekend onderbouwd zijn, maar vooral ook praktisch toepasbaar en bewijsbaar beter. Door de goede samenwerking met onze partners, genereert CD oplossingen die onderwijsinstellingen inspireren en hen helpen de SDG te implementeren.
“Als brede euregionale, multisectorale hogeschool bieden we onze studenten, onze medewerkers en het werkveld, de juiste bagage om het verschil te kunnen maken in de wereld van vandaag én morgen.” (Koersbeeld HAN 2022-2028, p. 27). Deze visie uit het recente Koersbeeld van HAN University of Applied Sciences is gekoppeld aan drie zwaartepunten Smart Region (slim); Sustainable Energy & Environment (schoon) en Fair Health (sociaal). De complexe vraagstukken en transities die achter deze zwaartepunten liggen zijn enerzijds grensoverschrijdend en komen in heel Europa terug en vragen anderzijds om regionale antwoorden, waardoor de HAN aansluiting zoekt met de Europese strategie, Europese onderzoeksnetwerken en Europese programma’s voor onderzoek en innovatie om wederzijdse kennisdeling tot stand te brengen. Dit project levert een bijdrage om tot gerichte, duurzame netwerken te komen op het gebied van de HAN zwaartepunten Slim, Schoon en Sociaal. Verkenning, bundeling en borging van veelal individuele Europese contacten en aansluiten bij duurzame verbindingen. Daarnaast is uitbouwen van en voortbouwen op de strategische samenwerking in het European University Initiative (EUI) UP University consortium een doelstelling. De zwaartepunten en daarmee de ‘thematische focus’ van de HAN zijn het startpunt in de Europese netwerkvorming. Er wordt gebouwd aan een zichtbaar trackrecord met duurzaam verbonden partners. Zowel de huidige (individuele) contacten op de zwaartepunten als het UP University consortium dient verder ingevuld te worden. Deze netwerken geven niet alleen de HAN toegang tot internationale kennis, maar heeft ook impact in de regio. In ons onderzoek werken we samen met bedrijven, instellingen en studenten in duurzame netwerken en hebben daarin een aanjagende rol. Het hele ecosysteem komt hier samen. Naast de focus op de zwaartepunten, zal er in dit project verbinding gelegd worden met andere interne afdelingen met raakvlakken met Europese samenwerkingen. Denk hierbij aan het Adviesbureau Subsidies, Financiële Zaken en staf Onderwijs, Onderzoek en Kwaliteitszorg.