Dienst van SURF
© 2025 SURF
Hogescholen zouden een grotere bijdrage moeten leveren aan de ontwikkeling van de armste landen. Ik zal proberen aan te geven welke ethische, en andere, overwegingen de rationale vormen voor die stelling. Kritische reflectie op ethische vragen is belangrijk voor het maken van de juiste keuzen. Capaciteitsopbouw in hoger beroepsonderwijs in ontwikkelingslanden, het creëren van hoog opgeleide vaklieden en entrepreneurs, is een vruchtbare vorm van ontwikkelingssamenwerking. Maar alleen als het goed, effectief en duurzaam gebeurt. Veel hulp is nog ineffectief. Het lectoraat Internationale Samenwerking heeft een direct doel: kennis genereren die het mogelijk maakt Nederlandse hogescholen meer en effectiever in te zetten bij ontwikkelingssamenwerking. Daarmee is het hoger onderwijs in ontwikkelingslanden gediend en daarmee de sociale en economische ontwikkeling in deze landen. En daar is het Nederlandse hoger beroepsonderwijs mee gediend, dat internationaler wordt en zo tegemoet komt aan de wensen van studenten en de behoeften van de arbeidsmarkt.
Burgers en politici hebben behoefte aan verantwoording over ingezette middelen voor ontwikkelingshulp en de bereikte doelen. De resultatenrapportage van het Ministerie van Buitenlandse Zaken biedt in theorie een mooi overzicht dat ten dele inzicht verschaft. Het rapport schetst echter een te mooi beeld. Met behulp van de kwantitatieve analyse op performance indicatoren wordt een causale relatie verondersteld die in werkelijkheid niet zomaar kan worden aangenomen. Zo is bij de doelstelling 'succesvolle lobby op het gebied van goed bestuur' niet duidelijk wat er onder succesvol wordt verstaan. Het wordt zo wel erg makkelijk om te zeggen: het is gelukt! In de resultaatketen is bovendien geen ruimte voor alle andere partijen die aan dezelfde doelstellingen werken. Er wordt dus een relatie verondersteld tussen de output van Nederland en het totale maatschappelijke effect. Doordat overheden op basis van kwantitatieve monitoring effecten claimen, ontstaat mogelijk een schijnwerkelijkheid die burgers en Kamerleden tevreden moet stellen en die de legitimatie zou moeten zijn voor toekomstige toekenning van middelen. Het rapport besteedt eveneens geen aandacht aan het samenspel van effecten of de mogelijk tegengestelde effecten als outcome van het handelen. In dit artikel wordt beargumenteerd dat op basis van de kwantitatieve resultaten alleen niet zomaar conclusies getrokken mogen worden over behaalde effecten onder meer omdat dat de kwantitatieve resultaten zoals die zijn voorgesteld weinig zeggen over de kwaliteit ervan. Bovendien komt naar voren dat de kwantitatieve verantwoording over de resultaten bij alle donorlanden uitnodigt tot interne attributie waar het om positieve maatschappelijke effecten gaat en uitnodigen tot strategisch gedrag. Tot slot is modelmatig weergegeven dat de verhouding tussen input van het donorland en de maatschappelijke effecten zoals in het rapport wordt voorgesteld veel te simplistisch is. ABSTRACT Citizens and politicians need information on the used resources for development aid and the reached goals. The result report by the Ministry of Foreign Affairs gives a nice overview that gives insight to a certain extent. However, the picture is painted too optimistic. Using the quantitative analysis based on performance indicators a causal relation is assumed that in reality may not exist. One of the issues is the limited objective quantifiability of the output. The goal "creating a successful lobby for good governance " doesn't specify what would be considered successful. This makes it very easy to say: we did it! The result chain doesn't show all other parties striving for the same goals. A relation is assumed between the Dutch output and the total changes in society. Because governments make claims based on quantitative monitoring alone, a false view on reality that should satisfy both citizens and politicians and that should be a legitimation for future investments, may arise. The report doesn't acknowledge the combination of effects or the possible counterproductive effects as outcome of the actions. This article argues that no conclusions may be drawn on realized effects based on quantitative information alone, among other reasons because the quantitative date as presented give no view of the achieved quality. Moreover the article shows that the quantitative way of accounting for the investment of resources with all donor countries invites strategic behavior and internal attribution as far as the positive results are concerned. A model was drawn to show that the relation between input from the donor country and societal effects as the proclaimed in the report are way too simplistic.
Armoedeproblematiek en bestaansonzekerheid hebben nieuwe urgentie gekregen. Tegelijkertijd is Nederland welvarender dan ooit tevoren. Nederland heeft in internationaal perspectief sterke instituties en behoort tot de top 20 van rijkste landen ter wereld. Deze paradox van armoede in een rijk land vraagt om een antwoord. Er is geen gebrek aan armoedebeleid en er is ook geen tekort aan ambitie in beleidsdoelstellingen. Toch heerst er een algemeen gevoel dat beleid regelmatig tekortschiet en te vaak uitgaat van onrealistische aannames. Hoe kan het anders?In deze rede gaat Anna Custers in op lessen die we kunnen trekken uit onderzoek en armoedebeleid op verschillende plekken in de wereld, in het bijzonder uit de internationale ontwikkelingssamenwerking. Hierbij vallen twee elementen op. Allereerst een onderzoeks-agenda met een scherpe focus op wat werkt, en vooral ook op hoe beleid het beste werkt. Daarnaast het uitgangspunt dat instituties flexibel zijn en dat systeemverandering mogelijk is. Custers betoogt dat zolang we ons enkel richten op gedragsverandering binnen de bestaande systemen, oplossingen voor het armoedevraagstuk onvoldoende dichterbij komen.
Binnen dit project wordt gekeken hoe ontwikkelingsorganisaties ondersteund kunnen worden om beter om te gaan met digitale transformatie.
Binnen dit project wordt gekeken hoe ontwikkelingsorganisaties ondersteund kunnen worden om beter om te gaan met digitale transformatie.Doel In afstemming met mantelorganisaties actief in ontwikkelingssamenwerking wil dit project een antwoord te geven op de vraag hoe maatschappelijke organisaties digitale transformatie kunnen organiseren in de context van ontwikkelingssamenwerking met als doel om diverse Sustainable Development Goals te behalen. Resultaten Het project resulteert in ontwikkelde instrumenten en trainingsmateriaal voor de ontwikkelingssamenwerkingsorganisaties voor het omgaan met digital transformatie. Binnen het project is een eerste paper geschreven: Digital Transformation of Development NGOs: the Case of Transitioning Northern-based Development NGOs Impact van het project Dit project versterkt de volgende opleidingen: master Data Driven Business, master of Informatics, master of Project Management en bachelor minor Business Information Management. Looptijd 01 september 2021 - 30 september 2023 Aanpak Dit onderzoek bouwt verder op de kennis van het lectoraat Procesinnovatie & Informatiesystemen en het project social media gebruik in ontwikkelingssamenwerking. Daarbij breidt de kennis uit op het vlak van maatschappelijke organisaties actief in ontwikkelingssamenwerking, waar de dynamiek van geografisch wijd verspreide stakeholders en verschillende niveaus van digitale ontwikkelingen van organisaties zowel vanuit de praktijk als vanuit een academisch perspectief een interessante onderzoekdimensie opleveren. De kernvraag van het onderzoek is: hoe managen maatschappelijke organisaties digitale transformatie door socio-technische systemen in de context van meervoudige waardecreatie in ontwikkelingssamenwerking?
Binnen dit project wordt gekeken hoe ontwikkelingsorganisaties ondersteund kunnen worden om beter om te gaan met digitale transformatie.Doel In afstemming met mantelorganisaties actief in ontwikkelingssamenwerking wil dit project een antwoord te geven op de vraag hoe maatschappelijke organisaties digitale transformatie kunnen organiseren in de context van ontwikkelingssamenwerking met als doel om diverse Sustainable Development Goals te behalen. Resultaten Het project resulteert in ontwikkelde instrumenten en trainingsmateriaal voor de ontwikkelingssamenwerkingsorganisaties voor het omgaan met digital transformatie. Binnen het project is een eerste paper geschreven: Digital Transformation of Development NGOs: the Case of Transitioning Northern-based Development NGOs Impact van het project Dit project versterkt de volgende opleidingen: master Data Driven Business, master of Informatics, master of Project Management en bachelor minor Business Information Management. Looptijd 01 september 2021 - 30 september 2023 Aanpak Dit onderzoek bouwt verder op de kennis van het lectoraat Procesinnovatie & Informatiesystemen en het project social media gebruik in ontwikkelingssamenwerking. Daarbij breidt de kennis uit op het vlak van maatschappelijke organisaties actief in ontwikkelingssamenwerking, waar de dynamiek van geografisch wijd verspreide stakeholders en verschillende niveaus van digitale ontwikkelingen van organisaties zowel vanuit de praktijk als vanuit een academisch perspectief een interessante onderzoekdimensie opleveren. De kernvraag van het onderzoek is: hoe managen maatschappelijke organisaties digitale transformatie door socio-technische systemen in de context van meervoudige waardecreatie in ontwikkelingssamenwerking?