Dienst van SURF
© 2025 SURF
De hoge percentages van het aantal mensen dat te maken krijgt met online haat of bedreigingen, liegen er namelijk niet om. De sociale norm dat online discriminatie onacceptabel en niet oké is, lijkt nauwelijks aanwezig. Van augustus 2019 tot en met augustus 2022 heeft het project #DatMeenJeNiet van Movisie, Hogeschool Inholland en Diversity Media geprobeerd om een steentje bij te dragen aan het veranderen van deze norm. Dit is het eindrapport van de onderzoeken die zijn uitgevoerd binnen dit project.
In this article, the main question is whether and, if so, to what extent online journalism raises new moral issues and, if any, what kind of answers are preferable. Or do questions merely appear new, since they are really old ones in an electronic wrapping, old wine in new bottles? And how does journalism deal with the moral aspects of online journalism? The phenomenon of the Internet emerged in our society a few years ago. Since then, a large number of Dutch people have gone online, and the World Wide Web is now an integral part of our range of means of communication. Dutch journalism is online too, although certainly not in the lead. More and more journalists use the Internet as a source, especially for background information. Newspapers have their web sites, where the online version of the printed paper can be read. And that is it for the time being. There are no more far-reaching developments at present, certainly not on a large scale. Real online journalism is rather scarce in the Netherlands. The debate concerning the moral aspects of online journalism is mainly being conducted in the United States. First of all, by way of introduction, I will present an outline of online journalism. The first instance is the online version of the newspaper. Here, only to a certain degree new issues come up for discussion, since the reputation of reliability and accuracy of the papers, in spite of all criticism, also applies to their online versions. Besides, especially in the United States and increasingly in European countries as well, there is the so-called dotcom journalism, the e-zines, the online news sites without any relationship with printed newspapers. This may be the reason why these sites do not have a strong commitment to moral standards, at least as they have developed in the journalistic culture of the newspapers. After having outlined the moral issues arising in online journalism, the question will be addressed whether and, if so, to what extent it is meaningful and desirable to develop instruments of self-regulation for this new phenomenon of journalism.
Cancer and its treatments cause significant changes in sexuality that affect the quality of life of both patients and their partners. As these issues are not always discussed with healthcare professionals, cancer patients turn to online health communities to find answers to questions or for emotional support pertaining to sexual issues. By using a discursive psychological perspective, we explore the social actions that participants in online health forums perform when discussing sexuality. Data were collected by entering search terms in the search bars of three online health forums. Our analysis of 213 threads, containing 1,275 posts, provides insight into how participants who present themselves as women with cancer account for their sexual issues and, in doing so, orient to two intertwined norms: Having untroubled sex is part of a couple’s relationship, and male partners are entitled to having untroubled sex. We discuss the potential harmful consequences of orienting to norms related to sexual behaviour. Yet, our findings can also help healthcare professionals in broaching the topic of sexuality in conversations with cancer patients. The insights of this study into what female patients themselves treat as relevant can assist health professionals in better aligning with patients’ interactional concerns.
Patiëntdata uit vragenlijsten, fysieke testen en ‘wearables’ hebben veel potentie om fysiotherapie-behandelingen te personaliseren (zogeheten ‘datagedragen’ zorg) en gedeelde besluitvorming tussen fysiotherapeut en patiënt te faciliteren. Hiermee kan fysiotherapie mogelijk doelmatiger en effectiever worden. Veel fysiotherapeuten en hun patiënten zien echter nauwelijks meerwaarde in het verzamelen van patiëntdata, maar vooral toegenomen administratieve last. In de bestaande landelijke databases krijgen fysiotherapeuten en hun patiënten de door hen zelf verzamelde patiëntdata via een online dashboard weliswaar teruggekoppeld, maar op een weinig betekenisvolle manier doordat het dashboard primair gericht is op wensen van externe partijen (zoals zorgverzekeraars). Door gebruik te maken van technologische innovaties zoals gepersonaliseerde datavisualisaties op basis van geavanceerde data science analyses kunnen patiëntdata betekenisvoller teruggekoppeld en ingezet worden. Wij zetten technologie dus in om ‘datagedragen’, gepersonaliseerde zorg, in dit geval binnen de fysiotherapie, een stap dichterbij te brengen. De kennis opgedaan in de project is tevens relevant voor andere zorgberoepen. In dit KIEM-project worden eerst wensen van eindgebruikers, bestaande succesvolle datavisualisaties en de hiervoor vereiste data science analyses geïnventariseerd (werkpakket 1: inventarisatie). Op basis hiervan worden meerdere prototypes van inzichtelijke datavisualisaties ontwikkeld (bijvoorbeeld visualisatie van patiëntscores in vergelijking met (beoogde) normscores, of van voorspelling van verwacht herstel op basis van data van vergelijkbare eerdere patiënten). Middels focusgroepinterviews met fysiotherapeuten en patiënten worden hieruit de meest kansrijke (maximaal 5) prototypes geselecteerd. Voor deze geselecteerde prototypes worden vervolgens de vereiste data-analyses ontwikkeld die de datavisualisaties op de dashboards van de landelijke databases mogelijk maken (werkpakket 2: prototypes en data-analyses). In kleine pilots worden deze datavisualisaties door eindgebruikers toegepast in de praktijk om te bepalen of ze daadwerkelijk aan hun wensen voldoen (werkpakket 3: pilots). Uit dit 1-jarige project kan een groot vervolgonderzoek ‘ontkiemen’ naar het effect van betekenisvolle datavisualisaties op de uitkomsten van zorg.
In september 2017 startten de lectoraten LEAN-World Class Performance en Automotive Research van de HAN University of Applied Sciences met het onderzoek ‘Werkplaats op Weg’ (cofinanciering door SIA middels het RAAK-MKB subsidieprogramma). Hierin werd de vraag beantwoord: “Wat betekenen alle technologische ontwikkelingen voor de gewenste inrichting van onze onderhoudsprocessen? Wat betekent dit voor acties die we nu en in de nabije toekomst moeten nemen?” De autowerkplaats van de toekomst zal - door innovaties in autotechnologieën, toenemende zorgen over het milieu en klimaat, en een veranderende toekomstvisie op mobiliteit - verschillen van huidige werkplaatsen. Deze ontwikkelingen leidden tot grote onzekerheid bij MKB-ondernemers, met name over de mogelijke effecten op de onderhoudsvraag van voertuigen. Werkplaats op Weg heeft het kennishiaat hieromtrent opgepakt. Op basis van specifieke casussen, interviews en praktijkonderzoeken zijn zes potentiële bedrijfstypes voor het MKB gedefinieerd. Deze zijn gelinkt aan de eerder beschreven technologische en maatschappelijke ontwikkelingen. De relevantste technologische ontwikkelingen die hierin centraal stonden zijn Connected, Autonomous, Shared en Electric Vehicles (CASE; zie figuur 1). De analyse heeft geleid tot concrete en toegankelijke aanbevelingen en online tools. Hiermee kunnen bedrijven binnen de sector hun eigen strategische keuzes maken met betrekking tot het uitvoeren en organiseren van werkzaamheden in hun werkplaats. Tevens is vastgesteld welke consequenties er zijn voor automotive opleidingen. Resultaten van het onderzoek zijn verzameld op de website: www.werkplaatsopweg.nl Figuur 1: Resultaten Werkplaats op Weg Met behulp van de Top-Up willen we onderzoeken hoe ondernemers, onderwijzers en onderzoekers om kunnen gaan met onverwachte, disruptieve veranderingen zoals de Coronacrisis, als aanvulling op de eerdere bevindingen die vooral gericht waren op het omgaan met verwachte technologische innovaties. Gezien de enorme en radicale impact van de huidige coronacrisis, is dit het perfecte moment om de sector extra aandacht en ondersteuning hiertoe aan te bieden.
In dit project ontwikkelen we de Design Your Life methode. Deze methode helpt zorgprofessionals jongvolwassenen met autisme te begeleiden in het samenstellen van hun eigen, op maat gesneden ondersteunende technologie. Het project sluit aan bij de maatschappelijke ambitie om zelfredzaamheid en participatie van jongvolwassenen met autisme te vergroten. Deze groep heeft potentie en ambities, maar laat ook schooluitval zien, werkeloosheid, en moeite met zelfstandig leven. Zorgprofessionals zoeken mogelijkheden de eigen regie te versterken, o.a. door het begeleiden in persoonsgedreven toekomstplanning, en het inrichten van een ondersteunende leefomgeving. Daarbij wordt steeds vaker gezocht naar ondersteunende technologie. Terwijl het aanbod aan apps, wearables, internet-of-things en robots snel groeit, strandden initiatieven nog te vaak. Generieke oplossingen sluiten vaak niet goed aan bij de diversiteit aan individuele behoeften. Zorgprofessionals en cliënten vinden moeilijk hun weg in het enorme aanbod. Het blijkt lastig de zorgbehoefte te vertalen in een geschikte technologische oplossing. Gedeeld begrip en nauwe samenwerking tussen cliënten, begeleiders, zorgbeleidsmakers en aanbieders zijn nodig om innovaties duurzaam in te zetten in de zorg en begeleiding. Via tien casestudies ontwikkelen we de methode. Zorgprofessionals begeleiden hiermee cliënten in het selecteren en inrichten van de technologie die bij hen past. Hierbij worden co-design en design thinking principes toegepast. Naast de technologische oplossing helpt de methode ook bij gedeeld inzicht met betrekking tot de capaciteiten, persoonlijke doelen en ondersteuningsvraag van de cliënt. We valideren de methode in een evaluatiestudie. We onderzoeken of de aanpak cliënten ondersteunt in hun ontwikkeling naar zelfstandigheid, hoe professionals de aanpak kunnen integreren in hun dagelijks werk, en hoe de methode duurzaam verankerd kan worden in zorgorganisaties. Ten slotte ontwikkelen we beroepscompetenties. Met de kennis uit dit project worden zorgprofessionals beter toegerust om middels persoonlijke technologie de zelfredzaamheid en eigen regie van cliënten te versterken.