Dienst van SURF
© 2025 SURF
De gemeente Utrecht is sinds de invoering van de Jeugdwet in 2015 verantwoordelijk voor alle hulp en ondersteuning aan de Utrechtse jeugd. Met de daarmee samenhangende transformatie is een inhoudelijke vernieuwing van de jeugdhulp beoogd. Eén van de leidende principes voor de gemeente Utrecht is daarbij ‘normaliseren en uitgaan van de mogelijkheden’. Bij de toepassing van deze leidende principes bleek het begrip normaliseren complex en niet iedereen had eenzelfde beeld. Daarnaast is het woord soms beladen, wanneer het wordt geassocieerd met problemen niet serieus nemen. Dit bemoeilijkte het gesprek over normaliseren en wat daarvoor nodig en gewenst is. In de Kenniswerkplaats Jeugd Utrecht Stad (KJUS) werken partners vanuit verschillende perspectieven, zoals jongeren, ouders, praktijk, beleid, onderwijs, onderzoek en opleidingen, samen om zorg en ondersteuning voor jongeren en gezinnen in de stad Utrecht te innoveren en te verbeteren. De kern hierbij is dat gebruik wordt gemaakt van verschillende kennisbronnen: kennis vanuit onderzoek, professionele kennis en ervaringskennis. De gemeente Utrecht heeft daarom de KJUS gevraagd de belangrijkste aspecten van normaliseren in kaart te brengen met input vanuit de verschillende perspectieven. Vanuit de KJUS voerden het Trimbos-instituut en het Lectoraat Jeugd van de Hogeschool Utrecht een group concept mapping procedure uit. Dit is een participatieve mixed-method procedure voor het in kaart brengen van een complex en diffuus onderwerp als basis voor planning en evaluatie. Een groep van 27 deelnemers nam deel aan de brainstormfase. De groep bestond uit jongeren, ouders, beleidsmedewerkers en professionals die met jongeren werken in de stad Utrecht, zoals jongerenwerkers, sociaal makelaars, en professionals uit onderwijs, jeugdgezondheidszorg en jeugdhulp. In totaal formuleerden zij in deze fase 205 opvattingen over wat normaliseren voor hen betekent: 173 opvattingen in een live sessie en 32 opvattingen per e-mail. Na het verwijderen van dubbele opvattingen en het splitsen van samengestelde opvattingen werden de opvattingen naar elke deelnemer gestuurd voor waardering en sortering. Dit gebeurde individueel en online. De resultaten zijn statistisch verwerkt en grafisch weergegeven. De output is besproken en geïnterpreteerd, wat leidde tot de uiteindelijke concept map. Deze concept map bestaat uit 99 opvattingen over de betekenis van normaliseren, gegroepeerd in 19 thema’s (clusters), en weergegeven in een assenstelsel van twee dimensies: een dimensie ‘denken en doen’, variërend van ‘collectief’ tot ‘individueel’, en een dimensie ‘waarde’, variërend van ‘persoonlijk’ tot ‘professioneel’. De drie thema’s met de hoogste gemiddelde waardering waren: 'Variatie accepteren', 'Zonder oordeel luisteren en kijken naar een (hulp)vraag', en 'Mogen zijn zoals je bent'. De waardering van de thema’s voor het concreet omschrijven van normaliseren verschilde tussen de vier groepen deelnemers (jongeren, ouders, beleid en praktijk). Aangezien relatief weinig jongeren deelnamen aan de group concept mapping procedure, is een extra bijeenkomst georganiseerd voor jongeren. Hierbij is de concept map aan hen voorgelegd, zijn aangepaste beschrijvingen van de thema’s (clusters) geformuleerd en is voor de thema’s die zij het belangrijkst vonden besproken wat er volgens hen nodig is. Dit onderzoek heeft een concept map opgeleverd waarin de gedachten en ideeën van deelnemers uit de verschillende perspectieven letterlijk en figuurlijk een plek hebben gekregen om te komen tot een gemeenschappelijke visie op normaliseren in de stad Utrecht. De verwachting is dat de concept map zal bijdragen aan betere gesprekken over normaliseren met alle relevante perspectieven (beleidsmedewerkers, praktijkprofessionals, ouders en jeugdigen) in de stad Utrecht en benut kan worden voor meer gerichte acties om normaliseren te bevorderen.
De gemeente Utrecht is sinds de invoering van de Jeugdwet in 2015 verantwoordelijk voor alle hulp en ondersteuning aan de Utrechtse jeugd. Het doel hiervan is een inhoudelijke vernieuwing van de jeugdhulp. Een belangrijk uitgangspunt voor de gemeente Utrecht is daarbij ‘normaliseren en uitgaan van de mogelijkheden’. In de praktijk bleek het begrip normaliseren echter complex te zijn, en niet iedereen had er eenzelfde beeld bij. Daarnaast heeft het woord soms een negatieve lading, bijvoorbeeld als het mensen doet denken aan problemen niet serieus nemen. Dit bemoeilijkte het gesprek over normaliseren en wat daarvoor nodig en gewenst is. In de Kenniswerkplaats Jeugd Utrecht Stad (KJUS) werken mensen vanuit allerlei verschillende perspectieven, zoals jongeren, ouders, professionals die met jongeren werken, beleidsmedewerkers, onderzoekers en opleidingsprofessionals, samen om zorg en ondersteuning voor jongeren en gezinnen in de stad Utrecht te verbeteren. De kern hierbij is dat gebruik wordt gemaakt van verschillende kennisbronnen: kennis vanuit onderzoek, professionele kennis en ervaringskennis. De gemeente Utrecht heeft daarom de KJUS gevraagd om samen met betrokkenen vanuit verschillende perspectieven de belangrijkste aspecten van normaliseren in kaart te brengen.
“Met de komst van de Jeugdwet in 2015 heeft er een verschuiving plaatsgevonden in het Nederlandse jeugdstelsel. Als gevolg van de Jeugdwet werden gemeenten verantwoordelijk voor het beschikbaar stellen van jeugdhulp. Een van de kernconcepten binnen deze wet omvat het demedicaliseren, ontzorgen en normaliseren van de jeugdsector (Overheid.nl, 2014).” Wat betekenen deze begrippen concreet? Wat weten wij over demedicaliseren, ontzorgen en normaliseren? Welke verschillende visie op normaliseren bestaan er? Hoe krijgt normaliseren vorm in de beroepspraktijk? Welke plek heeft normaliseren binnen sociaal- maatschappelijke context? Vanuit bestaande literatuur in de vorm van wetenschappelijke artikelen, beleidsstukken, boeken, opiniestukken en interviews biedt dit verslag inzicht in deze vraagstukken. Het verslag is de 1e stap in het Klein maar Fijn project van het Leernetwerk Normaliseren en biedt zowel een werkdefinitie van normaliseren als discussiepunten. De 2e stap is dat er vanuit leernetwerk (groeps-)gesprekken gevoerd worden met ouders, jeugdigen, professionals (uit verschillende domeinen) om in beeld te brengen welke perspectieven zij hebben op normaliseren bij (vragen over) opgroeien en opvoeden. Als leernetwerk verwachten wij de resultaten van de groepsgesprekken begin 2022 te kunnen presenteren! Auteur onder begeleiding van Claudia Vrijhof, Rob Gilsing en Tamara Bos
MULTIFILE
Professionals in het jongerenwerk en straathoekwerk willen graag bijdragen aan een positieve seksuele en relationele vorming van jongeren (10-24 jaar), op een manier die diversiteitsensitief is en aansluit bij hun (online) leefwereld. Laagdrempelige ondersteuning gericht op een positief zelfbeeld, relaties en ervaringen heeft namelijk een preventieve werking en is belangrijk om zware problematiek te voorkomen. Nog niet alle jeugdprofessionals blijken echter goed in staat om structureel aandacht te besteden aan seksuele en relationele vorming. Professionals ervaren schaamte rondom dit thema, hun persoonlijke normen- en waardenkader kan botsen met de opdracht om seks/relaties open bespreekbaar te maken, of beschikbare interventies sluiten onvoldoende aan bij de (online) leefwereld van hun doelgroep. Hiernaast blijken materialen en methodieken vaak gericht op risico’s en risicogroepen, terwijl een positieve benadering van seksuele en relationele vorming het welzijn en de gezondheid van alle jongeren bevordert. Binnen dit onderzoek slaan praktijkpartners in het jongeren- en straathoekwerk uit Amsterdam, Zaandam en Haarlem de handen ineen om samen met landelijke kennispartners en twee lectoraten strategieën te verkennen om op een positieve, bekrachtigende manier met jongeren te werken aan hun seksuele en relationele vorming. Door middel van ontwerpgericht onderzoek genereren we eest inzicht in hoe op dit moment aandacht wordt besteed aan seksuele vorming in het jongeren- en straathoekwerk, welke ondersteuningsbehoeften jongeren die gebruikmaken van deze voorzieningen hebben en welke behoefte aan deskundigheidsbevordering professionals hebben. Daarnaast inventariseren we ‘good practices’ en ontwikkelen we samen met praktijkprofessionals passende handvatten of instrumenten die hen zullen helpen om seks/relaties op een positieve, alledaagse manier te behandelen met jongeren. We beogen een principieel werkzaam instrumentarium te ontwikkelen waarmee de beroepspraktijk van het jongeren- en straathoekwerk breed kan worden versterkt. Met dit onderzoeksproject wordt een stap gezet naar het normaliseren van de aandacht voor seksualiteit en relaties in de preventieve, pedagogische ondersteuning van jongeren.
De transitie en transformatie in de Jeugdhulp gaat samen met de wens van gemeenten en rijksoverheid om kinderen die niet meer thuis kunnen wonen niet meer in (gesloten) residentiele voorzieningen maar zo veel mogelijk in pleeggezinnen en gezinsgerichte voorzieningen op te vangen. Als gevolg hiervan, neemt het aantal jeugdigen met complexe zorgvragen toe in gezinshuizen (in 2016 50% meer! bron: factsheet gezinshuizen). Onderzoek aan Hogeschool Leiden heeft de afgelopen jaren aangetoond dat in gezinshuizen een beter leefklimaat aanwezig is dan in residentiële voorzieningen en de gesloten jeugdhulp. Toch gaat plaatsing niet altijd goed, vaak vanwege complexe problemen van deze kinderen. Dan moeten ze weer naar een andere plek. Volgens recent onderzoek hebben kinderen in gezinshuizen gemiddeld al 3,6 plaatsingen achter de rug. Voor het kind en de hulpverlening is een overplaatsing een traumatische gebeurtenis zoals in de aangrijpende documentaire ‘Alicia’ was te zien (Zdoc november j.l.). Deze negatieve jeugdervaring komt bovenop eerdere negatieve jeugdervaringen in hun leven en heeft grote gevolgen voor hun latere ontwikkeling. Samen met een landelijk dekkend netwerk van ongeveer 400 gezinshuizen en overkoepelende (zorg)instellingen onderzoeken drie hogescholen (Leiden, Windesheim en CHE) en een universiteit (Tilburg) voor welke kinderen (achtergrond, problematiek) gezinshuizen een geschikte hulpverleningsvorm zijn en wat dit betekent voor zowel de organisatie van de hulpverlening als deskundigheid van gezinshuisouders. Dit leidt tot implicaties voor het werkveld, maar ook voor het hbo-onderwijs. Hierbij is er ook aandacht voor wat gezinshuisouders nodig hebben om hun werk goed te kunnen doen en het vol te kunnen houden. Opbrengsten van het onderzoek zullen worden gebruikt om een beloftevol transformatiedoel te realiseren: overplaatsingen voorkomen en een stabiele en duurzame plek voor kinderen die het niet getroffen hebben omdat ze niet meer thuis kunnen wonen.
In Nederland redden veel jongeren het niet zelfstandig een plek in de samenleving te krijgen: passend onderwijs te volgen, een baan te vinden en gezond te leven met mensen om hen heen. De sociale kwaliteit staat voor hen onder druk. Het gaat om jongeren die door fysieke of verstandelijk beperkingen, gedrags-, psychische- of sociale problematiek ondersteuning nodig hebben. Sociale kwaliteit gaat over mogelijkheden om te participeren op een manier die bij de persoon past. Het onderzoek richt zich op het vergroten van sociale kwaliteit voor deze jongeren (leeftijd 12-27 jaar) door: - Beter toerusten van jongeren - Beter toerusten van professionals - Interprofessionele samenwerking en schottenoverstijgend leren en werken Dit postdocproject wordt gekoppeld aan het leeratelier Jongeren Inclusie en Participatie van de Werkplaats Sociaal Domein van Arnhem en Nijmegen. De werkplaats is verbonden aan het lectoraat Versterken van Sociale Kwaliteit. Daarnaast worden de onderzoeksactiviteiten van de Postdoc verbonden met haar onderwijsactiviteiten binnen de Master en Bachelor pedagogiek. Het onderzoek vindt plaats in drie praktijken: 1. Werkgevers: Leerwerktrajecten gericht op jongeren zonder startkwalificatie bij MKB ondernemingen. 2. Zorginstelling: Begeleidingstrajecten gericht op jongeren met licht verstandelijke beperking. 3. Onderwijs: Ondersteuning voor studenten van de HAN vanuit Werklab. Onderzocht wordt: 1) )Wat zijn werkzame factoren om sociale kwaliteit voor jongeren met een ondersteuningsbehoefte te bevorderen en 2) wat betekent dit voor de interprofessionele samenwerking van betrokken professionals. De onderzoeksmethodologie is participatief actie-onderzoek waarbij diverse onderzoeksmethoden worden ingezet om deze onderzoeksvraag te onderzoeken in de drie praktijken. Jongeren, professionals en werkgevers worden bevraagd op werkzame factoren om jongeren op een optimale manier te kunnen begeleiden en hoe de fysieke en sociale omgeving hier op aan te passen is. In het leeratelier worden met jongeren, studenten, docenten, professionals en werkgevers in de praktijk producten ontwikkeld die jongeren en professionals beter toerusten.