Dienst van SURF
© 2025 SURF
Purpose: To establish age-related, normal limits of monocular and binocular spatial vision under photopic and mesopic conditions. Methods: Photopic and mesopic visual acuity (VA) and contrast thresholds (CTs) were measured with both positive and negative contrast optotypes under binocular and monocular viewing conditions using the Acuity-Plus (AP) test. The experiments were carried out on participants (age range from 10 to 86 years), who met pre-established, normal sight criteria. Mean and ± 2.5σ limits were calculated within each 5-year subgroup. A biologically meaningful model was then fitted to predict mean values and upper and lower threshold limits for VA and CT as a function of age. The best-fit model parameters describe normal aging of spatial vision for each of the 16 experimental conditions investigated. Results: Out of the 382 participants recruited for this study, 285 participants passed the selection criteria for normal aging. Log transforms were applied to ensure approximate normal distributions. Outliers were also removed for each of the 16 stimulus conditions investigated based on the ±2.5σ limit criterion. VA, CTs and the overall variability were found to be age-invariant up to ~50 years in the photopic condition. A lower, age-invariant limit of ~30 years was more appropriate for the mesopic range with a gradual, but accelerating increase in both mean thresholds and intersubject variability above this age. Binocular thresholds were smaller and much less variable when compared to the thresholds measured in either eye. Results with negative contrast optotypes were significantly better than the corresponding results measured with positive contrast (p < 0.004). Conclusions: This project has established the expected age limits of spatial vision for monocular and binocular viewing under photopic and high mesopic lighting with both positive and negative contrast optotypes using a single test, which can be implemented either in the clinic or in an occupational setting.
Wie aan de slag wil als sociaal ondernemer of meer wil weten over sociaal ondernemerschap, vindt in Sociaal ondernemerschap: impact eerst een uitgebreide gids vol inzichten en praktische adviezen. Het boek bestaat uit drie delen. Het eerste deel, ‘Impact eerst’, laat zien hoe sociaal ondernemerschap past binnen nieuw economisch denken en hoe het zich verhoudt tot andere concepten, zoals maatschappelijk verantwoord of duurzaam ondernemen. Heldere voorbeelden en gedetailleerde analyses tonen hoe sociale ondernemingen maatschappelijke problemen aanpakken. Tevens gaat het in op het begrip impact: wat betekent dit nu precies en hoe kun je impact creëren en meten?Het tweede deel, ‘Sociaal ondernemen in de praktijk’, biedt praktische richtlijnen voor het starten en organiseren van een sociale onderneming. Het bespreekt kenmerken en vaardigheden van sociaal ondernemers, het opzetten en organiseren van een sociale onderneming en het functioneren van het ecosysteem rond sociaal ondernemerschap.In het derde deel, ‘De toekomst van sociaal ondernemerschap’, staan tien kansen voor de toekomst centraal. Hierin geeft de auteur aan hoe je als sociaal ondernemer kunt bijdragen aan beter onderwijs, sociale inclusie en duurzaamheid. Het boek wordt gecompleteerd met een lijst met tips voor verder lezen, kijken en luisteren.Sociaal ondernemerschap: impact eerst is een waardevolle bron voor ondernemers, beleidsmakers, studenten en iedereen die geïnteresseerd is in ondernemen met een maatschappelijke missie. Het boek presenteert de inzichten en tools om positieve verandering te realiseren door middel van sociaal ondernemerschap.
MULTIFILE
Vier jaar geleden is het IMPACT-lectoratenprogramma goedgekeurd en gesubsidieerd door het ministerie van Economische Zaken (EZ) . Dit gezamenlijke hoger agrarisch onderwijs (HAO)-brede lectoraatsprogramma is ontwikkeld in een samenwerking tussen EZ en de HAO-instellingen: Aeres Hogeschool Wageningen, Dronten, Hogeschool Inholland, HAS Hogeschool en Van Hall Larenstein. Focus: transities in het agro-food domein. In deze uitdagende context stelde IMPACT een aantal cruciale vragen, zoals: hoe werkt transitie in het agro-food domein en wat is er voor nodig in het onderwijs? Hoe stimuleren we fundamentele systeemveranderingen, wat is daarvoor nodig? Wat werkt, wat niet? Bovenstaande vragen zijn leidend geweest in het onderzoek van de afgelopen vier jaar. Deze vraagstukken zijn vanuit vijf verschillende invalshoeken benaderd en bestudeerd: vanuit ondernemerschap met de zoektocht naar betekenisvolle alternatieve (circulaire) bedrijfsmodellen (Aeres Hogeschool Dronten, HAS Hogeschool), vanuit het doorgronden van processen van sociale innovatie als motor voor transitie (Inholland), vanuit de zoektocht naar gezonde en duurzame voeding als preventiemiddel voor welvaartsziekten (Van Hall Larenstein) en vanuit het onderwijs, het zoeken naar hoe we de ontwikkeling van mensen in de dynamieken van duurzaamheidstransitie het beste kunnen ondersteunen, en hoe het leren en het onderwijs er dan uit zou kunnen zien (Aeres Hogeschool Wageningen). Hoewel elk van de lectoraten binnen IMPACT een specifieke focus had zijn er na vier jaar onderzoek naar transitie in het groene domein veel algemene lessen te trekken. Op deze algemene lessen, die gedurende het gehele traject steeds in gezamenlijkheid zijn opgehaald en besproken, is deze post-ambule gebaseerd. We kijken hier terug op vier jaar onderzoek naar transitie in het groene domein in het kader van IMPACT en geven wij een beeld van hoe wij binnen IMPACT als hbo-kennisprogramma het werken aan transitie in het groene domein hebben ervaren. We beginnen ons artikel met de achtergrond van IMPACT; een schets van de problemen in het agro-food domein en transitie in deze context. Daarna volgt vanuit elk van de vijf lectoraten een casus die relevant is in het licht van werken aan transitie in een hbo-kennisprogramma, vanuit deze cases trekken we algemene lessen waarmee we deze post-ambule ook tevens afsluiten.
A-das-PK; een APK-straat voor rijhulpsystemen Uit recent onderzoek en vragen vanuit de autobranche blijkt een duidelijke behoefte naar goed onderhoud, reparatie en borging van de werking van Advanced Driver Assistance Systems (ADAS), vergelijkbaar met de reguliere APK. Een APK voor ADAS bestaat nog niet, maar de branche wil hier wel op te anticiperen en haar clientèle veilig laten rijden met de rijhulpsystemen. In 2022 worden 30 ADAS’s verplicht en zal de werking van deze systemen ook gedurende de levensduur van de auto gegarandeerd moeten worden. Disfunctioneren van ADAS, zowel in false positives als false negatives kan leiden tot gevaarlijke situaties door onverwacht rijgedrag van het voertuig. Zo kan onverwacht remmen door detectie van een niet bestaand object of op basis van verkeersborden op parallelwegen een kettingbotsing veroorzaken. Om te kijken welke gevolgen een APK heeft voor de autobranche wil A-das-PK voor autobedrijven kijken naar de benodigde apparatuur, opleiding en hard- en software voor een goed werkende APK-straat voor ADAS’s, zodat de kansrijke elementen in een vervolgonderzoek uitgewerkt kunnen worden.
De afgelopen twee decennia is er veel meer aandacht ontstaan bij onderzoekers en beleidsmakers voor het begrip co-creatie. Bijna altijd wordt de rol van co-creatie als positief en essentieel gezien in een proces waarin maatschappelijke of publieke uitdagingen worden onderzocht en opgelost (zogenaamde sociale innovatie). Het meeste onderzoek naar deze twee begrippen is kwalitatief van aard en gebaseerd op ‘case studies’.In zijn promotieonderzoek kijkt Peter Broekema naar de rol van co-creatie binnen sociale innovatie in Europese samenwerkingsprojecten. In zijn eerste artikel heeft hij de begrippen co-creatie en sociale innovatie tussen 1995 en 2018 binnen de EU geanalyseerd en geconcludeerd dat beide begrippen steeds breder gebruikt worden en samen met het begrip impact zijn getransformeerd tot een beleidsparadigma.In het tweede artikel keek Peter Broekema hoe beide begrippen doorwerken in specifieke subsidieoproepen en hoe consortia deze begrippen toepassen en samenwerken. Hierbij bleek dat er weliswaar verschillende typen consortia bestaan, maar dat zij geen specifieke co-creatiestrategie hadden.In zijn laatste twee artikelen zal hij gedetailleerd kijken naar een aantal EU projecten en vaststellen hoe de samenwerking is verlopen en hoe tevreden de verschillende partners zijn met het resultaat. Peter Broekema maakt hiervoor gebruik van projecten waarin hij zelf participeert (ACCOMPLISSH, INEDIT en SHIINE).EU beleidsparadigma van sociale innovatie in combinatie met co-creatie en impact. Co-creatie vindt vaak binnen eigen type stakehodlers plaatsAbstractSocial innovation and co-creation are both relatively new concepts, that have been studied by scholars for roughly twenty years and are still heavily contested. The former emerged as a response to the more technologically focused concept of innovation and the latter originally solely described the collaboration of end-users in the development of new products, processes or services. Between 2010-2015, both concepts have been adapted and started to be used more widely by for example EU policymakers in their effort to tackle so called ‘grand societal challenges’. Within this narrative – which could be called co-creation for social innovation, it is almost a prerequisite that partners – especially citizens - from different backgrounds and sectors actively work together towards specific societal challenges. Relevance and aimHowever, the exact contribution of co-creation to social innovation projects is still unclear. Most research on co-creation has been focussing on the involvement of end-users in the development of products, processes and services. In general, scholars conclude that the involvement of end-users is effective and leads to a higher level of customer satisfaction. Only recently, research into the involvement of citizens in social innovation projects has started to emerge. However, the majority of research on co-creation for social innovation has been focusing on collaborations between two types of partners in the quadruple helix (citizens, governments, enterprises and universities). Because of this, it is still unclear what co-creation in social innovation projects with more different type of partners entails exactly. More importantly however, is that most research has been based on national case studies in which partners from different sectors collaborate in a familiar ‘national’ setting. Normally institutional and/or cultural contexts influence co-creation (for example the ‘poldermodel’in the Netherlands or the more confrontational model in France), so by looking at projects in a central EU and different local contexts it becomes clear how context effects co-creation for social innovation.Therefore this project will analyse a number of international co-creation projects that aim for social innovation with different types of stakeholders in a European and multi-stakeholder setting.With this research we will find out what people in different contexts believe is co-creation and social innovation, how this process works in different contexts and how co-creation contributes to social innovation.Research question and - sub questionsThe project will answer the following question: “What is the added value of co-creation in European funded collaboration projects that aim for social innovation?” To answer the main question, the research has been subdivided into four sub questions:1) What is the assumed added value of co-creation for social innovation?2) How is the added value of co-creation for social innovation being expressed ex ante and ex post in EU projects that aim specifically for social innovation by co-creation?3) How do partners and stakeholders envision the co-creation process beforehand and continuously shape this process in EU projects to maximise social innovation?4) How do partners and stakeholders regard the added value of co-creation for social innovation in EU projects that that aim for social innovation?Key conceptsThe research will focus on the interplay between the two main concepts a) co-creation and b) social innovation. For now, we are using the following working definitions:a) co-creation is a non-linear process that involves multiple actors and stakeholders in the ideation, implementation and assessment of products, services, policies and systems with the aim of improving their efficiency and effectiveness, and the satisfaction of those who take part in the process.b) social innovation is the invention, development and implementation of new ideas with the purpose to (immediately) relieve and (eventually) solve social problems, which are in the long run directed at the social inclusion of individuals, groups or communities.It is clear that both definitions are quite opaque, but also distinguish roughly the same phases (ideation/invention, development, implementation and assessment) and also distinguish different levels (products/services, policies and systems). Both concepts will be studied within the policy framework of the EU, in which a specific value to both concepts has been attributed, mostly because policymakers regard co-creation with universities and end-users almost as a prerequisite for social innovation. Based on preliminary research, EU policies seem to define social innovation in close reation with ‘societal impact’, which could defined as: “the long lasting effect of an activity on society, because it is aimed at solving social problems”, and therefore in this specific context social innovation seems to encompasses societal impact. For now, I will use this working definition of social innovation and will closely look at the entanglement with impact in the first outlined paper.MethodologyIn general, I will use a qualitative mixed method approach and grounded theory to answer the main research question (mRQ). In order to better understand the added value of co-creation for social innovation in an EU policy setting, the research will:SubRQ1) start with an analysis of academic literature on co-creation and social impact. This analysis will be followed by and confronted with an analysis of EU policy documents. SubRQ2) use a qualitative data analysis at nineteen EU funded projects to understand how co-creation is envisoned within social innovation projects by using the quintuple helix approach (knowledge flows between partners and stakeholders in an EU setting) and the proposed social innovation journey model. By contrasting the findings from the QDA phase of the project with other research on social innovation we will be able to find arachetypes of social innovation in relation with the (perceived) added value of co-creation within social innovation. SubRQ3) These archetypes will be used to understand the process of co-creation for social innovation by looking closely at behavioural interactions within two social innovation projects. This close examination will be carried out by carrying out interviews with key stakeholders and partners and participant observation.SubRQ4) The archetypes will also be used to understand the perceived added value by looking closely at behavioural interactions within two social innovation projects. This close examination will be carried out by carrying out interviews with key stakeholders and partners and participant observation.ImpactThe project will contribute to a better understanding of the relationship between co-creation and social innovation on different levels:a) Theoretical: the research will analyse the concepts of co-creation and social innovation in relation to each other by looking at the origins of the concepts, the adaptation in different fields and the uptake within EU policies;b) Methodological: a model will be developed to study and understand the non-lineair process of co-creation within social innovation, by focusing on social innovation pathways and social innovation strategies within a quintuple helix setting (i) academia, ii) enterprises and iii) governments that work together to improve iv) society in an v) EU setting);c) Empirical: the project will (for the first time) collect data on behavioural interactions and the satisfaction levels of these interactions between stakeholders and partners in an EU project.d) Societal: the results of the research could be used to optimize the support for social innovation projects and also for the development of specific funding calls.
Steeds meer organisaties vinden het belangrijk om ‘ethisch verantwoorde’ AI-toepassingen te ontwikkelen. Maar wat is precies ethisch verantwoord? En hoe ontwerp je AI-systemen die aan ethische richtlijnen voldoen? In dit coöperatieve spel ontwerp je samen, op basis van de ethische principes opgesteld door de EU, ethisch verantwoorde AI-toepassingen.Doel In het spel worden de spelers benaderd door de startup ‘Ethics Inc.’ om een betrouwbare AI-toepassing te ontwikkelen die voldoet aan Europese richtlijnen. De spelers vormen samen een denktank om de startup te adviseren over hoe zij deze toepassing het best kunnen ontwikkelen. Het spel eindigt als er consensus is bereikt na één of meer rondes. Samen maak je een vertaalslag van abstracte waarden naar de specifieke gebruikerscontext. Het spel is gebaseerd op de EU Ethics Guidelines For Trustworthy AI welke ook ten grondslag ligt aan de aankomende EU-wetgeving rondom AI. Resultaten Een coöperatief spel waarin er samen ethisch verantwoorde AI-toepassingen ontworpen worden (3 tot 8 spelers, 75 minuten). Je kunt een fysiek exemplaar bestellen door een mail te sturen naar info@stt.nl. De kaarten zijn ook als PDF te downloaden om zelf uit te printen. Er is ook een digitale versie van het spel gemaakt, deze wordt op het moment getest en doorontwikkeld. Het gedachtegoed achter het ontwerpspel is verder uitgediept in het paper An Agile Framework for Trustworthy AI welke is geaccepteerd voor de ECAI-2020 Workshop “New Foundations for Human-Centered AI”. Looptijd 01 maart 2020 - 31 december 2022 Aanpak De Stichting Toekomstbeeld der Techniek STT heeft het fysieke spel samen met het lectoraat Artificial Intelligence (HU) ontwikkeld, waarbij een grafisch vormgever een aansprekende stijl heeft neergezet. Daarnaast is de Stichting Koninklijk Nederlands Normalisatie Instituut (NEN) betrokken als partner. In 2021 en verder ligt de focus van dit project op een digitale versie van het spel, waarmee het breder ingezet kan worden in de praktijk. Impact voor het onderwijs Voor studenten is Ethics Inc. een tool om van begin af aan AI-toepassingen te ontwerpen die de Europese AI richtlijnen meenemen (Ethics by design). Er lopen pilots bij verschillende opleidingen om de inzet van het spel ook daar te testen.