Dienst van SURF
© 2025 SURF
Nu ouderen worden geacht zo lang mogelijk zelfstandig te blijven wonen, blijkt er grote behoefte aan woonvormen die tussen zelfstandig wonen in de eigen woning en het verpleeghuis in liggen. Dit heeft geleid tot het ontstaan van allerlei nieuwe woonvormen, waarvan een belangrijk deel is gericht op geclusterd wonen. Hiermee wordt bevorderd dat ouderen elkaar ontmoeten en wordt beoogd eenzaamheid tegen te gaan en het welzijn van de ouderen te verhogen. Deze geclusterde woonvormen variëren van appartementencomplexen met een ontmoetingsruimte tot wooncomplexen die gerealiseerd worden voor en/of door een groep ouderen die er bewust voor kiezen met gelijkgestemden samen te gaan wonen, om samen activiteiten te ondernemen en naar elkaar om te kijken.Aan het bouwen van geclusterde woonvormen voor gelijkgestemde zelfstandig wonende ouderen liggen de hypothesen ten grondslag dat als deze ouderen bij elkaar gaan wonen, zij gezamenlijk activiteiten gaan ondernemen en naar elkaar omkijken, en dat zij hierdoor langer zelfstandig kunnen blijven wonen en minder, of minder snel, een beroep zullen doen op formele betaalde (thuis)zorg en ondersteuning. Vanuit het Netwerk Vitaliteit worden deze hypothesen onderzocht en is een onderzoeksplan opgesteld voor een langjarig onderzoek. Onderdeel van fase 1 is een kwalitatief onderzoek naar de relatie tussen het type geclusterde woonvorm en het welzijn dat ouderen ervaren. Dit onderzoek is uitgevoerd door het lectoraat Gezonde Stad van de Hanzehogeschool Groningen. In dit rapport wordt voor “naar elkaar omkijken” de term “noaberschap” gebruikt.De onderzoeksvragen zijn:1. Wat voor ontmoetingsplekken en andere voorzieningen vinden de bewoners belangrijk en hoe worden die gebruikt?2. Wat voor onderlinge sociale contacten hebben de bewoners en wat doen zij samen?3. Hoe kijken de bewoners aan tegen noaberschap en hoe pakt dat uit in de praktijk?4. Heeft het samenwonen binnen een geclusterde woonvorm voor ouderen waarbij bewust wordt gekozen voor noaberschap meerwaarde ten opzichte van samenwonen binnen een geclusterde woonvorm waarbij niet bewust wordt gekozen voor noaberschap, en zo ja, wat is die meerwaarde?De data zijn verzameld door middel van interviews met bewoners van acht geclusterde woonvormen voor senioren. Vier van deze wooncomplexen zijn gericht op ouderen die er bewust voor kiezen samen te wonen met een groep gelijkgestemden die naar elkaar willen omkijken. Bij de andere vier wooncomplexen kiezen ouderen er niet bewust voor naar elkaar om te kijken.Samenvattend kan worden geconcludeerd dat de respondenten van de wooncomplexen voor ouderen die bewust kiezen voor noaberschap over het geheel genomen (nog) tevredener zijn dan de respondenten van de andere wooncomplexen, dat zij meer gebruik maken van de ontmoetingsruimte, dat zij meer sociale contacten hebben en minder last van eenzaamheid, dat zij vaker deelnemen aan gezamenlijke activiteiten, dat zij vaker hulp ontvangen van of bieden aan medebewoners en dat zij er meer op vertrouwen dat medebewoners ook in de toekomst bereid zullen zijn andere bewoners inclusief henzelf hulp te bieden.5Het onderzoek resulteert in de volgende aanbevelingen:Voor de initiatiefnemers van wooncomplexen voor ouderen die bewust kiezen voor noaberschap:1. Bij de start van een wooncomplex de bewoners begeleiding aanbieden bij het bestuur van de bewonersvereniging en het vormgeven van zelforganisatie, op een zodanige wijze dat deze begeleiding aansluit bij de eigen initiatieven van de bewoners en deze versterkt.2. Continue aandacht voor het realiseren van qua leeftijd divers samengestelde bewonersgroepen, zowel voor bestaande als nieuwe wooncomplexen.Voor het bestuur van de bewonersvereniging:3. Samen met alle bewoners afspraken maken over wat er uit de gezamenlijke pot wordt betaald en wat niet.Voor de onderzoekers van het Netwerk Vitaliteit:4. Vervolgonderzoek naar geclusterde woonvormen voor ouderen die bewust kiezen voor noaberschap met betrekking tot:o in hoeverre het zowel de tweede lichting bewoners als bewoners van de sociale huurwoningen lukt er tussen te komen bij de eerste groep bewoners die met elkaar is gestart en wat hiervoor succesfactoren zijn;o In hoeverre en hoe bewoners elkaar daadwerkelijk ondersteunen als een deel van hen meer hulp nodig heeft en wat succesfactoren zijn om te bewerkstelligen dat bewoners elkaar zo goed en zo lang mogelijk ondersteunen en zich hierbij ook prettig voelen.5. Vervolgonderzoek naar succesfactoren die ertoe bijdragen dat bewoners van geclusterde woonvormen op een prettige manier contact met elkaar hebben en eenzaamheid wordt tegengegaan.
Sinds een aantal jaren is het beleid in Nederland dat ouderen zo lang mogelijk zelfstandig wonen. Vooral geclusterde woonvormen met zelfstandige wooneenheden en een ontmoetingsruimte zijn populair. Het initiatief hiertoe wordt veelal genomen door een woningcorporatie of projectontwikkelaar, maar ook steeds vaker door groepen ouderen. Zij willen zelfstandig maar geclusterd wonen om een gemeenschap te vormen, samen activiteiten te ondernemen en naar elkaar om te kijken. Maar in hoeverre voldoet dit samenwonen aan hun verwachtingen?
LINK
Begin 2020 heeft de gemeente Den Haag aan De Haagse Hogeschool (Lectoraat Urban Ageing) gevraagd om samen met Hulsebosch Advies en AFEdemy een integrale monitor te ontwikkelen en uit te voeren waarbij, door middel van kwalitatieve en kwantitatieve methoden, onderzoek wordt gedaan naar de stand van zaken van Den Haag als seniorvriendelijke stad en tevens te kijken naar huidige trends aangaande ouderen. Tevens vroeg de gemeente om de ontwikkeling van een meetinstrument dat in de toekomst eenvoudig bij herhaling kan worden ingezet voor onderzoek: de standaard Age Friendly Cities and Communities Questionnaire (AFCCQ) voor ouderen1. In een stadsenquête en in zogenaamde stadsateliers zijn ouderen gevraagd naar hun bevindingen. In totaal hebben 393 Haagse ouderen meegedaan aan de enquête en 50 aan de stadsateliers. De aan de ouderen gestelde vragen gingen over de volgende acht onderwerpen die volgens de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) gezamenlijk de seniorvriendelijkheid van een stad bepalen: ●Huisvesting; ●Sociale participatie; ●Respect en sociale inclusie; ●Burgerschap en werkgelegenheid; ●Communicatie en informatie; ●Sociale en gezondheidsvoorzieningen; ●Buitenruimte en gebouwen; ●Transport; ● en aanvullend, een negende domein: Financiën. CC-BY NC ND https://www.dehaagsehogeschool.nl/onderzoek/lectoraten/details/urban-ageing#over-het-lectoraat
MULTIFILE
De respondenten van de wooncomplexen voor ouderen die bewust kiezen voor noaberschap zijn over het geheel genomen (nog) tevredener dan de respondenten van de andere wooncomplexen. Zij maken meer gebruik van de ontmoetingsruimte, hebben meer sociale contacten en minder last van eenzaamheid. Ook nemen zij vaker deel aan gezamenlijke activiteiten. Verder ontvangen zij vaker hulp van medebewoners en bieden zij ook vaker hulp aan. Tot slot vertrouwen zij er meer op dat medebewoners ook in de toekomst bereid zullen zijn andere bewoners inclusief henzelf hulp te bieden.Nederland vergrijst in hoog tempo. Dit levert verschillende maatschappelijke vraagstukken op, waaronder het realiseren van passende woon- en zorgvormen voor senioren. Zo kiezen steeds meer groepen ouderen ervoor om samen met gelijkgestemden te gaan samenwonen. Dit gebeurt bijvoorbeeld binnen wooncomplexen zoals Knarrenhof, of het Groningse Ebbingehof.erondersteld wordt dat ouderen binnen deze wooncomplexen vaker samen activiteiten ondernemen en meer naar elkaar omkijken, ook wel noaberschap geheten. Hierdoor zouden zij langer zelfstandig kunnen blijven wonen en minder, of minder snel, formele zorg nodig hebben. Dit zou betekenen dat zij meer welzijn ervaren dan bewoners van een “standaard” geclusterde woonvorm voor ouderen, zoals een seniorenappartement met ontmoetingsruimte. Het lectoraat Gezonde Stad heeft deze aanname onderzocht.De data zijn verzameld door middel van interviews met bewoners van acht geclusterde woonvormen voor senioren. Vier van deze wooncomplexen zijn gericht op ouderen die er bewust voor kiezen samen te wonen met een groep gelijkgestemden die naar elkaar willen omkijken. Bij de andere vier wooncomplexen kiezen ouderen niet actief voor noaberschap. De interviews zijn afgenomen door studenten van de Hanzehogeschool en Hogeschool Rotterdam.Doel van het onderzoek is na te gaan of bewoners van een wooncomplex voor senioren waarbij bewust wordt gekozen voor noaberschap, meer samen doen en meer naar elkaar omkijken dan bewoners van een wooncomplex waar noaberschap geen bewuste keuze is.Dit onderzoek is onderdeel van een langjarig onderzoek vanuit het Netwerk Vitaliteit.