Dienst van SURF
© 2025 SURF
Doel Multimorbiditeit komt veel voor in de huisartsenpraktijk. Men associeert specifieke ziekten vaak met cognitieve achteruitgang, maar er is weinig bekend over de invloed van multimorbiditeit op het cognitief functioneren. Methode We selecteerden personen tussen de 24 en 81 jaar (n = 1763) uit het RegistratieNet Huisartspraktijken (RNH) voor deelname aan de Maastricht Aging Study (MAAS), een longitudinaal onderzoek dat de determinanten van cognitieve veroudering in kaart moet brengen. We onderzochten de relatie tussen 96 chronische ziekten, gegroepeerd in 23 clusters, en cognitief functioneren op baseline, na 6 en na 12 jaar. We hebben het cognitief functioneren in twee domeinen gemeten: verbaal geheugen en informatieverwerkingssnelheid. Resultaten Multimorbiditeit was aanwezig bij 55% van de onderzoekspopulatie. Verscheidene ziekteclusters hadden een negatief effect op het cognitief functioneren tijdens de 12 jaar durende follow-up. Een maligniteit in combinatie met een aandoening aan het bewegingsapparaat vertoonde een negatieve invloed op het cognitief functioneren. Conclusie De resultaten wijzen erop dat een groot aantal ziekten negatief geassocieerd is met het cognitief functioneren. Deze effecten blijken echter over een periode van twaalf jaar relatief klein.
Objective: The aim of this cross-sectional study was to determine the associations between frailty and multimorbidity on the one hand and quality of life on the other in community-dwelling older people. Methods: A questionnaire was sent to all people aged 70 years and older belonging to a general practice in the Netherlands; 241 persons completed the questionnaire (response rate 47.5%). For determining multimorbidity, nine chronic diseases were examined by self-report. Frailty was assessed by the Tilburg Frailty Indicator, and quality of life was assessed by the World Health Organization Quality of Life Instrument—Older Adults Module. Results: Multimorbidity, physical, psychological, as well as social frailty components were negatively associated with quality of life. Multimorbidity and all 15 frailty components together explained 11.6% and 36.5% of the variance of the score on quality of life, respectively. Conclusion: Health care professionals should focus their interventions on the physical, psychological, and social domains of human functioning. Interprofessional cooperation between health care professionals and welfare professionals seems necessary to be able to meet the needs of frail older people.
Background: Due to multimorbidity and geriatric problems, older people often require both psychosocial and medical care. Collaboration between medical and social professionals is a prerequisite to deliver high-quality care for community-living older people. Effective, safe, and person-centered care relies on skilled interprofessional collaboration and practice. Little is known about interprofessional education to increase interprofessional collaboration in practice (IPCP) in the context of community care for older people. This study examines the feasibility of the implementation of an IPCP program in three community districts and determines its potential to increase interprofessional collaboration between primary healthcare professionals caring for older people. Method: A feasibility study was conducted to determine the acceptability and feasibility of data collection and analysis regarding interprofessional collaboration in network development. A questionnaire was used to measure the learning experience and the acquisition of knowledge and skills regarding the program. Network development was assessed by distributing a social network survey among professionals attending the program as well as professionals not attending the program at baseline and 5.5 months after. Network development was determined by calculating the number, reciprocity, value, and diversity of contacts between professionals using social network analysis. Results: The IPCP program was found to be instructive and the knowledge and skills gained were applicable in practice. Social network analysis was feasible to conduct and revealed a spill-over effect regarding network development. Program participants, as well as non-program participants, had larger, more reciprocal, and more diverse interprofessional networks than they did before the program. Conclusions: This study showed the feasibility of implementing an IPCP program in terms of acceptability, feasibility of data collection, and social network analysis to measure network development, and indicated potential to increase interprofessional collaboration between primary healthcare professionals. Both program participants and non-program participants developed a larger, more collaborative, and diverse interprofessional network.
Jongeren met chronische aandoeningen worden vaak geconfronteerd met problemen in het dagelijks functioneren, waarbij vermoeidheid wordt genoemd als het meest invaliderend. De prevalentie van vermoeidheid onder jongeren met chronische aandoeningen varieert tussen de 51-75%. Vermoeidheid kan onafhankelijk ontstaan van het onderliggende pathologisch mechanisme; uit literatuur blijkt dat ziekte-specifieke benaderingen weinig of nauwelijks effect hebben op vermoeidheid. Vermoeidheid wordt bovendien te laat opgemerkt of blijft onbehandeld. Inzicht in de ziekte-overstijgende mechanismen van vermoeidheid is van belang om vroegtijdig opsporen en de ontwikkeling van passende interventies te faciliteren. Dit postdoc onderzoek richt zich op het ontrafelen van ziekte-overstijgende mechanismen van vermoeidheid vanuit het perspectief van jongeren, het gezin en de fysieke en sociale leefomgeving. Binnen een longitudinale cohortstudie gedurende 12 maanden worden 208 jongeren met verschillende chronische aandoeningen gemonitord. Naast traditionele onderzoeksmethodieken zoals vragenlijsten en fysieke testen, wordt gebruik gemaakt van remote sensoring, linked data en context mapping (=kwalitatieve methode). Studenten die participeren in het onderzoek zullen de mogelijkheden en beperkingen van zulke methoden ervaren. Dit kan o.a. bijdragen aan het integreren van zorgtechnologie in het dagelijks (kinder)fysiotherapeutisch handelen. We ontwikkelen een theoretisch raamwerk dat de basis legt voor betere vroegdetectie (op afstand en non-invasief) van vermoeidheid en voor het identificeren van mogelijke aangrijpingspunten voor behandeling (doelstelling 1 en 2). Verder draagt het postdoc onderzoek bij aan een beter inzicht in de rol van de sociale en fysieke leefomgeving bij de maatschappelijke participatie van jongeren met chronische aandoeningen (doelstelling 3). Studenten zullen in veldwerk ter plaatse metingen doen, de leefsituatie verkennen en samen met zorgprofessionals en docenten hun klinische blik verrijken. Doordat zij daadwerkelijk in de leefomgeving van jongeren zelf aanwezig zijn kan dit bijdragen aan bewustzijn over de rol van verschillende sociale en fysieke factoren op vermoeidheid en op de maatschappelijke participatie van jongeren met uiteenlopende chronische aandoeningen.
Binnen de spoedzorg groeit het aandeel patiënten met meerdere complexe aandoeningen. De spoedzorg is primair ingericht op levensreddend handelen, maar dit kan leiden tot onbedoelde schade. Naast de focus op levensreddend handelen moet de spoedzorg afgestemd worden op specifieke en context-gebonden zorgbehoeften van patiënten met meerdere complexe aandoeningen.Doel Doel van dit project is het afstemmen van spoedzorg op behoeften en ervaringen van patiënten (en hun naasten) met meerdere complexe aandoeningen om onbedoelde schade door spoedzorg te minimaliseren of te voorkomen, zonder de essentiële focus op levensreddend handelen uit het oog te verliezen. Resultaten Inzicht in de aard en impact van onbedoelde schade door spoedzorg vanuit het perspectief van patiënten en hun naasten evenals de uitdagingen en barrières die betrokken zorgprofessionals hierin ervaren. Een duurzame wetenschappelijke en kennisinfrastructuur rond spoedzorg voor patiënten met meerdere complexe aandoeningen waar praktijk, onderwijs en wetenschap nauw samenwerken om maximale impact op dit onderwerp te krijgen. Looptijd 01 januari 2022 - 31 december 2025 Aanpak Door het toepassen van kwalitatieve onderzoeksmethoden krijgen we inzicht in de aard en impact van onbedoelde schade door spoedzorg bij ‘kwetsbare ouderen’ en ‘psychisch ontregelde patiënten’. Om de onderzoeksresultaten te kunnen vertalen naar praktijk en onderwijs, wordt een wetenschappelijk netwerk opgebouwd waarin zowel praktijk, onderwijs en onderzoek vertegenwoordigd zijn. Het perspectief van patiënten (en hun naasten) speelt een centrale rol in het onderzoek zelf, maar ook binnen het wetenschappelijke netwerk. Financiering Het opzetten van deze onderzoekslijn wordt gefinancierd met een ZonMw Fellowship voor talentvolle onderzoekers, registratienummer 10040022110004.
Binnen de spoedzorg groeit het aandeel patiënten met meerdere complexe aandoeningen. De spoedzorg is primair ingericht op levensreddend handelen, maar dit kan leiden tot onbedoelde schade. Naast de focus op levensreddend handelen moet de spoedzorg afgestemd worden op specifieke en context-gebonden zorgbehoeften van patiënten met meerdere complexe aandoeningen.