Dienst van SURF
© 2025 SURF
Abstract Aims: To lower the threshold for applying ultrasound (US) guidance during peripheral intravenous cannulation, nurses need to be trained and gain experience in using this technique. The primary outcome was to quantify the number of procedures novices require to perform before competency in US-guided peripheral intravenous cannulation was achieved. Materials and methods: A multicenter prospective observational study, divided into two phases after a theoretical training session: a handson training session and a supervised life-case training session. The number of US-guided peripheral intravenous cannulations a participant needed to perform in the life-case setting to become competent was the outcome of interest. Cusum analysis was used to determine the learning curve of each individual participant. Results: Forty-nine practitioners participated and performed 1855 procedures. First attempt cannulation success was 73% during the first procedure, but increased to 98% on the fortieth attempt (p<0.001). The overall first attempt success rate during this study was 93%. The cusum learning curve for each practitioner showed that a mean number of 34 procedures was required to achieve competency. Time needed to perform a procedure successfully decreased when more experience was achieved by the practitioner, from 14±3 minutes on first procedure to 3±1 minutes during the fortieth procedure (p<0.001). Conclusions: Competency in US-guided peripheral intravenous cannulation can be gained after following a fixed educational curriculum, resulting in an increased first attempt cannulation success as the number of performed procedures increased.
MULTIFILE
"Background: Victimization is highly prevalent in individuals with mild intellectual disability (MID) or borderline intellectual functioning (BIF) and is an important risk factor for mental health problems and violent behavior. Not much is known, however, about victimization history in women with MID-BIF admitted to forensic mental health care. Aims: The aim of this multicenter study is to gain insight into victimization histories and mental health problems of female forensic psychiatric patients with MID-BIF. Methods: File data were analyzed of 126 women with MID-BIF who have been admitted to one of five Dutch forensic psychiatric hospitals between 1990 and 2014 and compared to data of 76 female patients with average or above intellectual functioning and to a matched sample of 31 male patients with MID-BIF. Results: All forensic paients had high rates of victimization, but women with MID-BIF showed an even higher prevalence of victimization during both childhood and adulthood and more complex psychopathology compared to female patients without MID-BIF. Compared to male forensic patients with MID-BIF, women with MID-BIF were more often victim of sexual abuse during childhood. During adulthood, the victimization rate in these women was more than three times higher than in men. Conclusions: Victimization is a salient factor in female forensic patients with MID-BIF and more gender-responsive trauma-focused treatment is needed."
BACKGROUND: Increasing evidence indicates the potential benefits of restricted fluid management in critically ill patients. Evidence lacks on the optimal fluid management strategy for invasively ventilated COVID-19 patients. We hypothesized that the cumulative fluid balance would affect the successful liberation of invasive ventilation in COVID-19 patients with acute respiratory distress syndrome (ARDS).METHODS: We analyzed data from the multicenter observational 'PRactice of VENTilation in COVID-19 patients' study. Patients with confirmed COVID-19 and ARDS who required invasive ventilation during the first 3 months of the international outbreak (March 1, 2020, to June 2020) across 22 hospitals in the Netherlands were included. The primary outcome was successful liberation of invasive ventilation, modeled as a function of day 3 cumulative fluid balance using Cox proportional hazards models, using the crude and the adjusted association. Sensitivity analyses without missing data and modeling ARDS severity were performed.RESULTS: Among 650 patients, three groups were identified. Patients in the higher, intermediate, and lower groups had a median cumulative fluid balance of 1.98 L (1.27-7.72 L), 0.78 L (0.26-1.27 L), and - 0.35 L (- 6.52-0.26 L), respectively. Higher day 3 cumulative fluid balance was significantly associated with a lower probability of successful ventilation liberation (adjusted hazard ratio 0.86, 95% CI 0.77-0.95, P = 0.0047). Sensitivity analyses showed similar results.CONCLUSIONS: In a cohort of invasively ventilated patients with COVID-19 and ARDS, a higher cumulative fluid balance was associated with a longer ventilation duration, indicating that restricted fluid management in these patients may be beneficial. Trial registration Clinicaltrials.gov ( NCT04346342 ); Date of registration: April 15, 2020.
Ondervoeding is een erkend zorgprobleem bij oudere ziekenhuis patiënten. De diëtist adviseert ondervoede ouderen voldoende eiwitten te consumeren tijdens en na een ziekenhuisopname. Echter consumeren ouderen onvoldoende eiwitten tijdens en na ziekenhuisopname met als gevolg fysieke beperkingen, lagere kwaliteit van leven en hogere zorgkosten. De diëtist is verantwoordelijk voor de zorg om een adequate eiwitinname te realiseren. Intensievere diëtistische zorg, bestaande uit 1) betere communicatie met verpleegkundigen, collega diëtisten, artsen en ouderen, 2) multidisciplinaire samenwerking, 3) persoonlijk behandelplan met afstemming op eetlust, kennis en vaardigheden van ouderen en 4) monitoring op de eiwitinname, is belangrijk voor het optimaliseren van de eiwitinname van ouderen. Deze adequate eiwitinname is essentieel om het fysiek functioneren te verbeteren en kan leiden tot beter herstel en kwaliteit van leven. Daarnaast kan het mobiliseren van ouderen de effecten van een adequate eiwitinname op fysiek functioneren versterken. De eerste vraag is hoe de intensievere diëtistische zorg te verbeteren om de eiwitinname van ouderen in het ziekenhuis en thuissituatie te optimaliseren en hoe dit zorgpad te implementeren in de praktijk. De tweede vraag is of de optimale eiwitinname het fysiek functioneren van ouderen tijdens en na ziekenhuisopname verbetert en of het mobiliseren van ouderen de effecten van een optimale eiwitinname op fysiek functioneren kan versterken. Dit voorstel beoogt het zorgpad intensieve diëtetiek (ZID) te ontwikkelen om de eiwitinname van ouderen te verbeteren tijdens en na ziekenhuisopname. ZID wordt ondersteund door een webapplicatie en onderzocht in een pilot studie, waarna implementatie volgt. Vervolgens toetsen we de effecten van ZID op de eiwitinname en fysiek functioneren van ouderen tijdens en na ziekenhuisopname en of mobilisatie deze effecten kan versterken in een multicenter gerandomiseerde en gecontroleerde studie. Dit voorstel beoogt de diëtetiek over de hele keten te versterken en het fysiek functioneren en kwaliteit van leven van ouderen te verbeteren.
Ruim 10% van de Nederlandse bevolking heeft chronische nierschade. Jaarlijks komen er zo’n 2.000 patiënten met nierfalen bij. Bij terminaal nierfalen is uiteindelijk nierfunctie vervangende therapie noodzakelijk (1, 2). Nierfalen en nierfunctievervangende therapie hebben grote invloed op de voedingstoestand van de patiënt wat leidt tot ondervoeding wat zich uit in verlies van spiermassa, spierkracht, verminderde zelfredzaamheid, verminderd fysiek functioneren, hogere mortaliteit, meer ziekenhuis opnames en een lagere kwaliteit van leven (3). Gezien deze associatie kan een interventie die het verlies van spiermassa kan voorkomen, grote impact hebben voor nierpatiënten. Echter is er nog geen informatie over de voedselinname van de Nederlandse hemodialysepatiënt. Dit belemmert de diëtetiek in het optimaal behandelen van hemodialysepatiënten. In samenwerking met het kennisnetwerk Diëtisten Nierziekten Nederland (DNN) en MKB hebben wij de volgende vragen gedefinieerd: 1) Wat is de huidige dagelijkse inname van macro- en micronutriënten van hemodialysepatiënten en 2) Bestaan er effectieve interventies op het gebeid van voeding en beweging om spiermassa verlies te voorkomen en/of te behandelen? Samenvattend bestaat dit voorstel uit de volgende activiteiten: Werkpakket 1: Landelijk multicenter studie naar de huidige inname van macro- en micronutriënten van hemodialysepatiënten, Werkpakket 2: Formeren van (inter)nationaal netwerk van professionals en wetenschappers die zich focussen op de rol van voeding en beweging bij nierziekten aangevuld met patiënten perspectief vanuit de patiëntenverenigingen, Werkpakket 3: Systematic review naar effectieve voedings- en beweeginterventies bij patiënten met nierfalen en Werkpakket 4: Het schrijven van een projectvoorstel dat de behoefte, rol en implementatie van eiwitrijke voeding en beweging onderzoekt op het behoud en/of verbeteren van spiermassa, fysiek functioneren en kwaliteit van leven van mensen met een nierziekte.