Dienst van SURF
© 2025 SURF
Effective clearance of inhaled particles requires mucus production and continuous mucus transport from the lower airways to the oropharynx. Mucus production takes place mainly in the peripheral airways. Mucus transport is achieved by the action of the ciliated cells that cover the inner surface of the airways (mucociliary transport) and by expiratory airflow. The capacity for mucociliary transport is highest in the peripheral airways, whereas the capacity for airflow transport is highest in the central airways. In patients with airways disease, mucociliary transport may be impaired and airflow transport may become the most important mucus transport mechanism.
MULTIFILE
Patients who are critically ill and receiving invasivemechanical ventilation are at increased risk for accumula-tion of secretions in the lower airways. Such accumula-tion of airway mucus can induce atelectasis and contributeto ventilator-associated pneumonia. Preventive airwaycare interventions, including humidification, endotrachealsuctioning, and pharmacologic interventions, are thereforefrequently initiated during invasive ventilation. However,evidence for the efficacy of these interventions is scarce,and the absence of guidelines enhances variation in indica-tions for their use. Currently, the choice and timing of interventions aremainly driven by clinical assessment of mucus viscosity based on a mucus classification scale or preference by thetreating physician. Alternatively, airway mucus proper-ties can be measured through rheology, a more objectiveparameter, which characterizes its biophysical properties(eg, viscoelasticity). Previously, studies reported that rhe-ology of airway secretions may help classify chronic muco-obstructive respiratory diseases and serve as a marker ofdisease progression. In this study, we tested the hypoth-esis that airway mucus viscoelastic properties, as measuredby rheology in patients who are critically ill and receivinginvasive mechanical ventilation, correlates with its clinicalmucus classification score.
Chest physical therapy (CPT) is a widely used intervention for patients with airway diseases. The main goal is to facilitate secretion transport and thereby decrease secretion retention in the airways. Historically, conventional CPT has consisted of a combination of forced expirations (directed cough or huff), postural drainage, percussion, and/or shaking. CPT improves mucus transport, but it is not entirely clear which groups of patients benefit from which CPT modalities. In general, the patients who benefit most from CPT are those with airways disease and objective signs of secretion retention (eg, persistent rhonchi or decreased breath sounds) or subjective signs of difficulty expectorating sputum, and with progression of disease that might be due to secretion retention (eg, recurrent exacerbations, infections, or a fast decline in pulmonary function). The most effective and important part of conventional CPT is directed cough. The other components of conventional CPT add little if any benefit and should not be used routinely. Alternative airway clearance modalities (eg, high-frequency chest wall compression, vibratory positive expiratory pressure, and exercise) are not proven to be more effective than conventional CPT and usually add little benefit to conventional CPT. Only if cough and huff are insufficiently effective should other CPT modalities be considered. The choice between the CPT alternatives mainly depends on patient preference and the individual patient's response to treatment.
MULTIFILE
Aanleiding: De belangstelling voor gezonde en veilige voeding is groot. Bij de gezondheidseffecten van voeding spelen de darmen een cruciale rol. Verschillende soorten bedrijven hebben behoefte aan natuurgetrouwe testmodellen om de effecten van voeding op de darmen te bestuderen. Ze zijn vooral op zoek naar modellen waarvan de uitkomsten direct vertaalbaar zijn naar het doelorganisme (de mens of bijvoorbeeld het varken) en die niet gebruikmaken van kostbare en maatschappelijke beladen dierproeven. Doelstelling Het project 2-REAL-GUTS heeft als doel om twee innovatieve dierproefvrije darmmodellen geschikt te maken voor onderzoek naar voedingsconcepten en -ingrediënten. De twee darmmodellen die worden toegepast zijn darmorganoïden, minidarmorgaantjes bestaande uit stamcellen, en darmexplants bestaande uit hele stukjes darm verkregen uit relevante organismen. Beide modellen hebben potentieel heel uitgebreide toepassingsmogelijkheden en hebben ook grote voordelen ten opzichte van de huidige veelgebruikte cellijnen, omdat ze meerdere in de darm aanwezige celtypen bevatten en uit verschillende specifieke darmregio's te verkrijgen zijn. Gezamenlijk gaan de partners werken aan: 1) het aanpassen van de kweekomstandigheden zodat darmmodellen geschikt worden om de vragen van partners te beantwoorden; 2) het vaststellen van de toepassingsmogelijkheden van de darmmodellen door verschillende stoffen en producten te testen. Beoogde resultaten Kennisconferenties, publicaties en exploitatie van de modellen zullen zorgen voor het verspreiden van de opgedane kennis. Omdat het project gebruikmaakt van moderne, op de toekomst gerichte laboratoriumtechnieken (kweekmethoden met stamcellen en vitaal weefsel, moleculaire analyses en microscopie), leent het zich uitstekend om geïmplementeerd te worden in het hbo-onderwijs. Als spin-off zal het project dan ook voorzien in een specifieke, voor Nederland unieke hbo-minor op het gebied van stamcel- en aanverwante technologie (zoals organ-on-a-chiptechnologie).