Dienst van SURF
© 2025 SURF
In this article, the main question is whether and, if so, to what extent online journalism raises new moral issues and, if any, what kind of answers are preferable. Or do questions merely appear new, since they are really old ones in an electronic wrapping, old wine in new bottles? And how does journalism deal with the moral aspects of online journalism? The phenomenon of the Internet emerged in our society a few years ago. Since then, a large number of Dutch people have gone online, and the World Wide Web is now an integral part of our range of means of communication. Dutch journalism is online too, although certainly not in the lead. More and more journalists use the Internet as a source, especially for background information. Newspapers have their web sites, where the online version of the printed paper can be read. And that is it for the time being. There are no more far-reaching developments at present, certainly not on a large scale. Real online journalism is rather scarce in the Netherlands. The debate concerning the moral aspects of online journalism is mainly being conducted in the United States. First of all, by way of introduction, I will present an outline of online journalism. The first instance is the online version of the newspaper. Here, only to a certain degree new issues come up for discussion, since the reputation of reliability and accuracy of the papers, in spite of all criticism, also applies to their online versions. Besides, especially in the United States and increasingly in European countries as well, there is the so-called dotcom journalism, the e-zines, the online news sites without any relationship with printed newspapers. This may be the reason why these sites do not have a strong commitment to moral standards, at least as they have developed in the journalistic culture of the newspapers. After having outlined the moral issues arising in online journalism, the question will be addressed whether and, if so, to what extent it is meaningful and desirable to develop instruments of self-regulation for this new phenomenon of journalism.
This article aims to explore the moral ideas and experiences that students at Dutch universities of applied sciences (UAS) have of being a professional with an ‘ethical compass.’Semi-structured interviews were held with 36 fourth-year Bachelor students divided over four institutions and three different programmes: Initial Teacher Educa- tion, Business Services and Information and Communication Technology. Findings show that students say they strive to be(come) moral professionals, but that they have difficulties recognising and articulating the moral aspects of their professional roles. They seem to lack a moral vocabulary and the moral knowledge to verbalise their aspirations and to provide arguments to explicate or legitimise their moral behaviour. While most students were critical of the support they received from their universities, they indicated that various other role models and (work) experiences did have a strong and positive influence on their moral development. In this article, we reflect on the findings in relation to international empirical research on students’ moral development and highlight the characteristics of UAS students.
De laatste jaren zien we een hernieuwde aandacht voor de maatschappijkritische rol van het sociaal werk die vanaf halverwege de jaren ’90 nagenoeg van het toneel verdween (Peeters, 2010; Banks, 2014; Scholte, 2018). De participatiesamenleving doet een appel op de zelfredzaamheid, de eigen kracht en het informele netwerk van het individu om problemen aan te pakken, zonder daarbij de structurele oorzaken van sociale problemen te adresseren (Peeters, 2010; Banks, 2014; Nachtergaele e.a., 2017; Hubeau, 2018; Reynaert, Roose & Hermans, 2018; Scholte, 2018; Kampen, z.d.). Steeds meer onderzoek laat echter zien dat een beroep op de zelfredzaamheid en de eigen kracht van het individu juist voor kwetsbare groepen niet realistisch is (WRR, 2017; De Brabander, 2014). Sociaal werk zonder maatschappijkritische visie leidt tot een professioneel en democratisch tekort (Bredewold, e.a., 2018). Empowerment speelt een belangrijke rol in de maatschappijkritische positie van sociaal werk (Peeters, 2010; Banks, 2014). Empowerment richt zich niet alleen op het versterken van het zelfvertrouwen van het individu, het bevorderen van een gedeelde verantwoordelijkheid en inclusie, maar ook op het veranderen van structurele oorzaken die sociaal onrecht, sociale ongelijkheid en ongelijke machtsverhoudingen in stand houden (IFSW, juli 2018; Hubeau, 2018). Hier krijgt empowerment een ethisch-politieke dimensie (Van Regenmortel, 2011; Banks, 2012). Dit onderzoek spitst zich toe op de vraag wat de ethisch-politieke dimensie van empowerment inhoudt en op welke wijze empowerment kan bijdragen aan het ontwikkelen van de maatschappijkritische rol van het sociaal werk. Het uitgangspunt is daarbij dat ethiek ‘situated and politicized’ is (Banks, 2014). Deze invalshoek op ethiek biedt een verbreding van de beroepsethiek, die doorgaans ethische kwesties reduceert tot persoonlijke dilemma’s. Over deze bredere ethisch-politieke invalshoek is in Nederland nog nauwelijks geschreven. Het doel van dit onderzoek is kennis over deze ethisch-politieke invalshoek te ontsluiten voor studenten, docenten en professionals.
De slimme stad van de toekomst is een stad met drones. In toenemende mate onderzoeken aanstormende tech-bedrijven hoe ze businesscases kunnen maken van drone-diensten in uiteenlopende toepassingen. Denk aan bezorgdrones, drones voor landbouwbewerking, drones voor gebouwinspectie, drones om zonnepanelen schoon te maken, of drones die spoedbezorgingen uitvoeren in de medische sector. Er is een enorm technologisch enthousiasme onder ontwerpers van drone-toepassingen om tot waardevolle producten en diensten te komen. Tegelijkertijd staat dat in schril contrast met zorgen en wantrouwen onder burgers rondom belangrijke publieke waarden, zoals privacy, veiligheid, duurzaamheid en leefbaarheid. Voornaamste uitdagingen hierbij zijn dat burgers zich weinig kunnen voorstellen bij drone-toepassingen, ze zich onvoldoende geëquipeerd voelen mee te denken over hoe een slimme stad met drones eruit moet zien, en dat drone-ontwikkelaars onvoldoende zicht hebben op de ethische vraagstukken van de burgers die voortvloeien uit dronetoepassingen. Er wordt veel onderzoek gedaan over burgers, maar niet met burgers. Gezien de snelle technologische ontwikkelingen is het stellen van juridische- of beleidskaders een onvoldoende werkbaar antwoord, en is er vooral behoefte aan ‘moral design’ als belangrijke bouwsteen voor innovatie. Zodoende staat in dit projectvoorstel de volgende onderzoeksvraag centraal: Welke designprincipes voor drone-toepassingen in de openbare ruimte ontstaan wanneer je burgers als co-designer betrekt bij het ontwerp ervan? Hiertoe hebben we een breed consortium opgezet rondom Brainport Eindhoven waarbinnen drone-ontwikkelaars, onderzoekers en burgers samen kunnen ontwerpen, op basis van drie verschillende dronetoepassingen1 om zodoende te komen tot designprincipes voor civiele dronetoepassingen die passen bij een slimme stad van de toekomst. Om het voorstellingsvermogen zo goed mogelijk op te rekken, wordt gebruik gemaakt van VR-technologie in een zogeheten Moral Lab in het Stadslab Eindhoven. Studenten van ROC Tilburg, Fontys Eindhoven en Technische Universiteit Eindhoven staan centraal binnen dit project, en werken onder meer samen in een Innovatiehub Digital Transformation (Fontys Hogescholen).