Dienst van SURF
© 2025 SURF
Mediawijsheid staat niet op zichzelf, er is sprake van een generatiekloof. Dat stelt Bart Wernaart, lector Moral Design Strategy bij Fontys Hogeschool Economie en Communicatie (FEC). “Ik heb een redelijk groot vertrouwen in het techno-morele kompas van onze studenten.”
LINK
Een lied dat toegekend werd aan Drake en Bad Bunny, een video van een moordpoging op Trump en compromitterende nepfoto’s die gebruikt worden voor online chantage. Ze hebben met elkaar gemeen dat ze door generatieve AI gemaakt en moeilijk van echt te onderscheiden zijn. Ontwikkelingen op het vlak van generatieve kunstmatige intelligentie maken dat mediawijsheid belangrijker wordt dan ooit tevoren, want of en hoe we deze nieuwe mogelijkheden wijs benutten is nog onzeker.
LINK
Dit rapport beschrijft de resultaten van een onderzoek naar online veiligheid en mediawijsheid onder 1432 jongeren uit het voortgezet en het middelbaar beroepsonderwijs in Leeuwarden. Het biedt een cijfermatig inzicht in online problemen: welke problemen komen voor en in welke mate? Met de via de tool ( Online Tool Internetveiligheid 2.0.) verkregen data zijn zowel analyses op gemeentelijk niveau als op schoolniveau gemaakt. In het verlengde hiervan kunnen preventiestrategieën op maat worden ontwikkeld. Uiteindelijk doel is het veiliger maken van het internet voor jongeren. Dit onderzoeksproject is uitgevoerd vanuit de cross-over Digital Citizenship: dit is een samenwerkingsverband tussen de onderzoeksgroep Cybersafety en het lectoraat Organisations & Social Media, beide van NHL-Stenden Hogeschool. Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van de afdeling openbare orde en veiligheid (OOV) van de gemeente Leeuwarden.
Onderdeel van het RAAK Publiek-project was het ontwikkelen van een eHealth platform (www.vkbmonitor.nl) waarin bestaande smart devices werden gebruikt (bijvoorbeeld Fitbit One) of nieuwe zijn ontwikkeld (bijvoorbeeld iCaptur). Na een periode van intensief gebruik werden de belemmerende en bevorderende factoren van het gebruik van de VKB-monitor en de smart devices zoals ervaren door professionals en patiënten in kaart gebracht. Deze inventarisatie maakte duidelijk, dat fysiotherapeuten, ondanks dat zij doordrongen zijn van de voordelen van technologieën, veel barrières ervaren om eHealth en smart devices in de praktijk te implementeren. Er blijkt dus een verschil te zijn tussen wat fysiotherapeuten in theorie ondersteunen en de mate waarin fysiotherapeuten in de zorgpraktijk eHealth en smart devices daadwerkelijk (kunnen) inzetten. Onze ervaring vanuit het RAAK Publiek-project is dat de inzet van technologieën voor het monitoren van herstel van mensen na een VKB-reconstructie in ieder geval geen vanzelfsprekendheid is. Voor het duurzame inzetten van deze technologieën heeft men competenties nodig, zoals digitale geletterdheid waaronder ‘mediawijsheid’, die vertaald moeten worden naar het dagelijks fysiotherapeutisch methodisch handelen van de zorgprofessional. Denk hierbij o.a. aan ‘het veilig en ethisch omgaan met technologie’ en ‘afwegingen kunnen maken tussen e-zorg en face-to-face behandeling’. Toekomstige zorgprofessionals dragen in het ideale geval ook bij aan de (door)ontwikkeling van technologie om deze optimaal te laten aansluiten bij de dagelijkse praktijk. Hiervoor moeten zij verbeterpunten kunnen herkennen en samen met ontwikkelaars (Bèta Sciences & Technology, CMD en ICT) naar oplossingen zoeken (‘sociale en culturele vaardigheden’ en ‘communicatie’). We denken de kans op het gebruik van technologie in de fysiotherapiepraktijk te kunnen vergroten door expliciet aandacht te besteden aan deze 21st century skills binnen de fysiotherapieopleiding van Zuyd (http://curriculumvandetoekomst.slo.nl/21e-eeuwse-vaardigheden). Tijdens het RAAK Publiek-project was er al intensieve betrokkenheid van studenten, onderzoekers en docenten van de opleidingen fysiotherapie, communicatie en multimedia design (CMD), ergotherapie, biometrie, Bèta Sciences & Technologie en ICT en de lectoraten ‘Voeding, Leefstijl en Bewegen’ en ‘Smart Devices’. De betrokken studenten hebben vooral binnen het top-traject van deze opleidingen (jaar 3,4) kennis gemaakt met de inhoud van het project (afstudeerproject of werkstudent). Ook is er een workshop ontwikkeld (onderwijs) om fysiotherapeuten met de VKB-monitor vertrouwd te maken. Willen eHealth en smart devices een grotere kans van slagen hebben om structureel ingebed te worden in de fysiotherapiepraktijk, zullen alle toekomstige fysiotherapeuten vroegtijdig gesensibiliseerd en opgeleid moeten worden om de benodigde competenties hiervoor te ontwikkelen. Voor een duurzame inbedding moet het onderwerp: 1) vroeger aan bod komen in het onderwijs (jaar 1,2), waarbij de bovengenoemde competenties (bijvoorbeeld ‘afwegen tussen e-zorg en face-to-face’) centraal staan en 2) aan alle studenten aangeboden worden. Daarnaast moeten studenten fysiotherapie leren om interprofessioneel samen te werken met (toekomstige) professionals vanuit Bèta Sciences & Technologie, CMD en ICT om technologieën te optimaliseren voor de praktijk. In dit project willen we daarom een verdiepingsslag maken naar duurzame inbedding van de thematiek in het onderwijs via de ontwikkeling van een set van interprofessionele en interfacultaire onderwijseenheden, in de vorm van bijvoorbeeld casuïstiek en co-creatie technieken.
Op scholen en in het jongerenwerk wordt handelingsverlegenheid ervaren als het gaat over het online mediagebruik van jongeren en van kinderen. Jongerenprofessionals (schoolleiders, docenten en jongerenwerkers) werkzaam bij basisschool ABBS ‘t Podium en het JIP (Jongeren Informatie Punt) in Amsterdam vragen om hulp bij het ontwikkelen van een intercultureel mediawijsheidprotocol en bijpassend materiaal voor hun etnisch en cultureel diverse leerlingen respectievelijk cliëntengroep. Hoe ga je om met pesten, met sexting en seksuele chantage, met ruzie, haat en discriminatie? Een dergelijk protocol bestaat nog niet. Het moet handvatten bieden voor omgaan met online mediagebruik van kinderen en jongeren en voorsorteren op mogelijke problemen. Het samennemen van beide leeftijdsgroepen (kinderen tot 12 en jongeren vanaf 12) is nodig om de ontwikkeling van patronen in ongewenst mediagebruik tijdig te identificeren en te benoemen. Dit project beoogt samen met deze jongerenprofessionals in een co-creatieproces concrete beroepsproducten te ontwerpen om handelingsverlegenheid met betrekking tot excessief online gedrag op te heffen. In het co-creatieproces worden ook kennisleveranciers Mira Media, Duidingsdienst, NJi en Dialogue Hunters betrokken. Zij brengen kennis en ervaring in van (interculturele) mediaopvoeding en mediapraktijken, en dialogisch handelen.
Het basisonderwijs heeft behoefte aan lesprogramma’s die kinderen weerbaar maken tegen nepnieuws op internet en sociale media. Er bestaat al wel lesmateriaal maar tot nu toe ontbreekt er kennis over de vraag welke van deze materialen goed werken. Doel van het project is het vinden van gevalideerde methoden voor het leren onderscheiden van nepnieuws en echt nieuws. Er wordt een literatuurstudie gedaan naar bestaand lesmateriaal dat geschikt is voor kinderen uit de laatste jaren van het basisonderwijs. De kennis die wordt opgedaan, wordt gebruikt voor het samenstellen van een eigen lessenreeks waarvan wordt aangenomen dat die een positief effect heeft op het vermogen van kinderen om onderscheid te maken tussen echt nieuws en nepnieuws. Om te onderzoeken of deze veronderstelling klopt, wordt de te ontwikkelen lessenreeks uitgevoerd voor leerlingen van groep 7 of 8 van de J.H. Snijdersschool te Rijswijk en worden de vorderingen van de leerlingen tussentijds gemonitord. De J.H. Snijdersschool is een basisschool die innovatie en het gebruik van ict in het onderwijs hoog in het vaandel heeft staan. Ook op dit moment maakt de school al gebruik van programma’s op het gebied van mediawijsheid (https://www.lucasacademie.nl/themalijnen/innovatie?aid=66&activiteit=Kijk-je-Rijk:-ICT-mogelijkheden-in-het-onderwijs-op-de-JH-Snijdersschool). De aanname is de dat leeractiviteiten zullen bestaan uit: • het opsporen of creëren van nieuwsitems door de kinderen zelf • het vastleggen van gevonden nieuwsitems door metadata te noteren en • het beoordelen van de betrouwbaarheid van nieuwsitems. De lessenreeks wordt getest door het uitvoeren van het vast te stellen programma gedurende vijf achtereen volgende lesweken. Wekelijks vindt er een korte test plaats om vast te stellen hoe goed de kinderen in staat zijn om echt nieuws van nepnieuws te onderscheiden. De progressie van de kinderen wordt vastgesteld met behulp van een Friedman test.