Dienst van SURF
© 2025 SURF
Marktwerking is een prachtig mechanisme maar leidt ook wel eens tot het verlies van iets dierbaars.
Dat de woningmarkt niet goed functioneert, kan elke woningzoekende bloemrijk vertellen. Er is een tekort aan woningen, het kopen van een woning is door de hoge prijzen voor veel mensen onhaalbaar, in aanmerking komen voor een huurwoning duurt een eeuwigheid. De woningmarkt is dus verre van perfect en de consument is sluitpost. Het ligt dus voor de hand om de imperfecties op te sporen en op te ruimen. Een nieuw soort sloopbeleid dus. Moet de consument echter verlangen naar een "perfecte" woningmarkt? Betekent het slopen van marktimperfecties automatisch minder overheid? Zijn sommige marktverstoringen het juist waard om gekoesterd te worden?
Waarom zou het opleiden van boekhouders, journalisten, verpleegsters en andere beroepsbeoefenaren een taak van de overheid moeten zijn? We zijn eraan gewend dat het zo gaat maar is het logisch en gewenst? Is marktwerking geen optie? In dit artikel worden een aantal redenen gegeven waarom een kleinere rol voor de overheid goed zou kunnen zijn.
In het Groningse aardbevingsgebied moeten de komende jaren volgens de contourenschets van de Nationaal Coördinator Groningen tussen de 35.000 en 100.000 woningen worden versterkt. Er is geen regio in Nederland waar ineens, op zo?n korte termijn en in zo?n grote omvang, de noodzaak van grootschalig aardbevingsbestendig bouwen is ontstaan. De Groningse mkb-bouwbedrijven werken samen om via bedrijfsinterne verbeteringen deze opdracht te realiseren. De praktijkvragen van de betrokken bouwbedrijven zijn: " Hoe kan ik mijn bedrijfscapaciteit optimaal managen, gezien de kansen rondom aardbevingsbestendig bouwen, maar zodanig dat de orderportefeuille en het personeelsbestand in balans zijn? " Hoe richt ik mijn bedrijfsprocessen zodanig op de verwachte groei in, dat de werkzaamheden binnen acceptabele doorlooptijden en naar tevredenheid van bewoners en opdrachtgevers duurzaam kunnen worden uitgevoerd? De kern van het consortium bestaat uit 10 mkb-bouwbedrijven, Bouwend Nederland regio Noord en de Hanzehogeschool Groningen. Het lectoraat Flexicurity is penvoerder, daarnaast is het lectoraat Arbeidsorganisatie en ?productiviteit en het lectoraat Ruimtelijke Transformaties betrokken. Vanuit het onderwijs participeren de Academie voor Architectuur, Bouwkunde en Civiele Techniek en EPI-kenniscentrum. EPI-kenniscentrum is een samenwerkingsverband van de Hanzehogeschool Groningen, Alfa College en Rijksuniversiteit Groningen ? en andere publieke en private partners. Het bundelt onderwijs en scholing op het terrein van aardbevingsbestendig bouwen voor de regio. Het doel van het consortium is om: " Kennis te ontwikkelen over capaciteitsmanagement en slim organiseren (binnen en tussen bedrijven) van het aardbevingsbestendig bouwproces, en de (arbeids)marktwerking daaromheen. " Deze kennis en inzichten te vertalen in voor het mkb bruikbare producten zoals tools, startcondities en randvoorwaarden (Handboek capaciteitsmanagement- en procesverbetering voor mkb-bouwbedrijven). " De verworven praktijkkennis om te zetten in onderwijsproducten zoals een nieuwe minor in het HG bouwonderwijs en innovatie van onderwijs en scholing via EPI-kenniscentrum. " Te komen tot een structurele en intensieve samenwerking tussen mkb-bouwbedrijven, onderwijs en praktijkgericht onderzoek aan de Hanzehogeschool Groningen (en andere onderwijsinstellingen).
De beroepsgroep van diëtisten staat voor de uitdaging om de bijdrage van diëtistische zorg in de behandeling transparanter te maken. Het aantonen van (kosten)effectiviteit van de behandeling wordt door de beroepsgroep gezien als een urgente en noodzakelijke voorwaarde voor de continuïteit van de bedrijfsvoering en als wapen tegen dreigende bezuinigingen door overheid en zorgverzekeraars. Diëtisten hebben bovendien te maken met de toegenomen marktwerking in de zorg. De afgelopen jaren hebben steeds meer organisaties voor Thuiszorg afdelingen diëtetiek afgestoten en zijn diëtisten als zelfstandig ondernemer verder gegaan. Meer dan ooit wordt de noodzaak gevoeld om de toegevoegde waarde van de diëtist inzichtelijk te kunnen maken in onderhandelingen met zorgverzekeraars en zorggroepen. Zoals een diëtist het verwoordt: ?Zorgverzekeraars zullen in toenemende mate eisen stellen aan het aantonen van meerwaarde van dieet-behandeling en willen resultaat zien.? Van daaruit ontstaat vanuit de beroepspraktijk de vraag: ?Hoe kunnen we de meerwaarde van de diëtist aantonen op het niveau van de eigen praktijk én als beroepsgroep als geheel?? Eenduidige registratie en evaluatie van doelen van dieetbehandeling is een voorwaarde om uiteindelijk de (kosten)effectiviteit van de dieetbehandeling te kunnen aantonen. Op dit moment wordt binnen diëtistenpraktijken niet eenduidig geregistreerd, gemeten en geëvalueerd. Diëtisten zijn zich hiervan bewust en hebben de wens geuit op niveau van eigen praktijk, groepspraktijk en zelfs landelijk te willen komen tot een afstemming over registratie van data (welke data, op welk meetmoment en op welke manier). In diverse kleine voortrajecten hebben diëtisten uit het werkveld, samen met het lectoraat Voeding in relatie tot Sport en Gezondheid (VSG) van de HAN, toegewerkt naar een keuze voor doelen, meetinstrumenten en meetmomenten voor dieetbegeleiding bij cardiovasculair risicomanagement (CVRM). Een belangrijke en nog te beantwoorden vraag is of de gekozen methoden werkbaar en inpasbaar zijn in de dagelijkse praktijkvoering.
Bedrijven en organisaties uit de KWD-sector (Kantoren, Winkels en Dienstverlening) vertegenwoordigen maar liefst 5,3 miljoen ton bedrijfsafval per jaar. De inzameling van bedrijfsafval wordt door verschillende verwerkers grootschalig en laagfrequent uitgevoerd met dieselwagens, waardoor slechts de helft van de KWD-afvalstroom wordt gerecycled. Overheden en inzamelbedrijven zijn daarom op zoek naar nieuwe logistieke concepten die, in lijn met de ambities voor een Circulaire Economie, een lage milieudruk en positieve sociale impact hebben. Een consortium bestaande uit de gemeente Amsterdam afdeling bedrijfsafval, afvalverwerker Renewi, logistiek bedrijf ZOEV City, sociaal leer- en werkbedrijf Pantar en HvA Centre of Expertise Urban Technology (CoE UT) realiseert een pilot om een nieuw logistiek afvalinzamelingsconcept te testen. Inzameling door verschillende dieselvuilnisauto’s wordt vervangen door collectieve inzameling op aanvraag door kleine elektrische auto’s die het afval naar een nabijgelegen overslagpunt brengen, waarna het afval per schip naar de verwerker gebracht wordt. Het consortium wil onderzoeken hoe en in welke mate het vernieuwende logistieke concept bijdraagt aan een combinatie van logistieke, milieukundige en sociale impact. Naast de voorgenoemde kennisontwikkeling, wil het consortium de kennis ook delen en het netwerk uitbreiden, om de transitie naar een circulaire stad te versnellen. In overleg met het consortium monitoren de onderzoekers van de HvA, gedurende de implementatie van het nieuwe logistieke concept, de logistieke en milieukundige impact, en de beleving onder deelnemers. Het project levert de volgende deliverables op: • Datasets van de impact van het oude en het nieuwe logistieke inzamelconcept • Tussen- en eindrapportage van het monitoringsonderzoek inclusief inzicht in sociaal-technische implicaties die impactresultaten op grotere schaal kunnen beïnvloeden • Bijdrage aan netwerkvorming, vraagarticulatie en onderzoeksplan ten behoeve van een RAAK-pro onderzoeksvoorstel rondom circulaire afvallogistiek in de stad. • Bijdrage aan HvA onderwijs en onderzoek (stadslogistiek en circulaire business modellen)