Dienst van SURF
© 2025 SURF
Sportbonden staan onder grote druk om steeds marktgerichter te opereren. De koepelorganisatie NOC*NSF constateerde enkele jaren geleden dat de georganiseerde sport marktaandeel aan het verliezen was.Volgens NOC*NSF kwam dat doordat de bonden en verenigingen niet met de tijd meegingen. Met hulp van een gerenommeerd marketingbureau hebben vervolgens zestig sportbonden een marketingplan opgesteld om hun activiteitenaanbod te vernieuwen. De voorbeelden die daarbij gebruikt werden waren veelal afkomstig uit het bedrijfsleven. Marketingtechnieken, ontleend aan het bedrijfsleven, zijn voor sportbonden echter slecht toepasbaar gebleken. Sportbonden zijn nu eenmaal geen innovatieve, bedrijfsmatig gerunde organisaties. Zo zijn zij niet gewend te werken met investeringen vooraf, is belangenbehartiging van hun leden hun belangrijkste taak, worden hun verenigingen niet van bovenaf aangestuurd, en worden zij gekenmerkt door een democratische besluitvormingscultuur. Eigenschappen die zich slecht laten verenigen met een snelle, marktgerichte besluitvorming, waarbij inspringen op wensen en behoeften en een ruime blik op potentieel interessante doelgroepen een vereiste is. Bij het verruimen van hun aanbod kunnen sportbonden zich volgens dan ook beter richten op initiatieven die dichter bij hun eigen praktijk staan en dichter bij hun traditionele achterban. Zo heeft de Korfbalbond de zogenaamde 'Kangoeroe Klup' ontwikkeld, met de bedoeling om de jongste familieleden van korfballers op een speelse manier met korfbal kennis te laten maken. Een concept dat wel zijn vruchten heeft afgeworpen. Een ander, belangrijk aspect waar sportbonden rekening mee moeten houden is de van oudsher democratische besluitvorming bij die sportbonden. Dat deze tot grote frustratie kan leiden bij sommige, meer innovatief ingestelde bondsmedewerkers die zo hun vernieuwende ideeën zien sneuvelen, is begrijpelijk. Maar het inperken van de macht van de achterban is volgens de promovenda geen oplossing voor dit probleem. Daarmee raak je immers aan het bestaansrecht van sportbonden, bestaande uit belangenbehartiging van en dienstverlening aan verenigingen.
Door de ingrijpende verandering van de verzorgingsstaat in een participatiesamenleving, wordt een groot beroep gedaan op de sociaal werker in de frontlinie. Door de verandering van de verzorgingsstaat moeten sociaal werkers van alle markten thuis zijn, ofwel generalistischer werken. Per 1 januari 2015 heeft het Rijk taken op het gebied van zorg en welzijn gedecentraliseerd naar gemeenten. Door de decentralisatie is er meer verantwoordelijkheid komen te liggen bij de gemeenten, professionals in de wijk, bij de burgers zelf en bij bewoners gezamenlijk. Op lokaal niveau zijn wijkcoaches en wijkteams gevormd. In Utrecht wordt dit het Buurtteam genoemd, in plaats van wijkteams. Op 1 januari 2015 zijn er in opdracht van de Gemeente Utrecht 18 Buurtteams binnen de Gemeente van start gegaan. Binnen het Buurtteam werken generalisten, gezinswerkers (die ook generalistisch moeten werken) en SJD’ers samen. De Buurtteams bieden zorg en geven ondersteuning aan de Utrechtse inwoners die dat nodig hebben. Financiële problemen zijn de belangrijkste reden dat burgers contact zoeken met een Buurtteam. Voor veel generalisten en gezinswerkers is de aanpak van financiële problematiek nieuw, omdat zij in hun werk als specialist weinig of helemaal geen klanten met schulden hebben begeleid. Daarnaast hebben zij geen opleiding gevolgd om mensen met financiële problemen of schulden te begeleiden. Om de generalisten en gezinswerkers voor te bereiden op het aanpakken van schulden binnen de Buurtteams, zijn er in 2015 twee trainingen gegeven door de Buurtteamorganisatie. In deze trainingen werd voornamelijk aandacht besteed aan crisissituaties, stabilisatie, schulddienstverlening en rol- en taakverdeling. Dit was echter niet voldoende om vraagstukken over schulden en financiën aan te pakken, omdat in 2015 er crisissituaties zijn ontstaan tijdens begeleiding bij het Buurtteam. De reden hiervan was het niet kunnen opvangen van belangrijke signalen van schulden. Het Buurtteam had ook veel tijd nodig om de situatie van de klant te stabiliseren, maar in die tussentijd bleven de deurwaarders wel langskomen. Om die reden is de volgende hoofdvraag geformuleerd: ‘Welke kennis en vaardigheden heeft een generalist of gezinswerker van Buurtteam Oost te Utrecht nodig om de aanpak van schulden te optimaliseren?’ Het doel is om door middel van deze hoofdvraag inzicht te krijgen in de huidige aanpak en de belemmeringen, die de generalisten en gezinswerkers ervaren bij een hulpvraag over schulden. Dit inzicht zou uiteindelijk ook kunnen leiden tot een verbeterde of een meer ontwikkelde aanpak voor een betere schulddienstverlening. Om een antwoord te kunnen geven op de hoofdvraag is gebruik gemaakt van deskresearch, literatuuronderzoek, enquêtes, interviews, een vergadering met aandachtsfunctionarissen voor schulden en een eerste kennismakingsgesprek van een klant en generalist bijgewoond. In dit onderzoek wordt voor bovenstaande hoofdvraag alleen onderzoek gedaan bij Buurtteam Oost en blijven de overige 17 Buurtteams buiten beschouwing. Uit literatuuronderzoek en deskresearch is naar voren gekomen, hoe generalisten of gezinswerkers schulden binnen Buurtteam Oost volgens het schuldenbeleid moeten aanpakken. Per 1 september 2016 wordt er voor de aanpak van schulden met een nieuwe werkwijze gewerkt binnen de Buurtteams, waaronder ook Buurtteam Oost. Dit naar aanleiding van de gebeurtenissen in 2015. De nieuwe werkwijze is in het informatieboekje ‘Kanteling Schulddienstverlening’ beschreven, die voor alle buurtteammedewerkers beschikbaar is. Volgens de nieuwe werkwijze moeten de generalisten en gezinswerkers al bij een aanmelding kunnen achterhalen of er sprake is van crisis, en vervolgens direct handelen bij een crisissituatie. In dit onderzoek is het onderzoek ‘De eindjes aan elkaar knopen’ gebruikt, waarin de onderzoekers zich vooral richten op de generalisten die in een wijkteam(buurtteam) werken. Uit dat onderzoek is gebleken welke kennis een generalist of een gezinswerker volgens de theorie nodig heeft, en welke vaardigheden een generalist of een gezinswerker moet bezitten. Generalisten en gezinswerkers moeten volgens de theorie kennis hebben over de oorzaken van schulden, sociale en psychologische gevolgen, en zij moeten over voldoende juridische kennis beschikken. Daarbij zijn er ook vaardigheden die een de generalist of gezinswerker moet beheersen, om in gesprek te kunnen gaan over schulden. Zoals hierboven aangegeven, heeft de Buurtteamorganisatie in 2015 twee trainingen gegeven aan de buurtteammedewerkers. In 2016 is er een centrale training gegeven over de nieuwe werkwijze. Vervolgens is er in 2017 een interne training bij Buurtteam Oost geweest, waarin is geëvalueerd op de nieuwe werkwijze. Aan de hand van deze trainingen en de informatie uit het onderzoek ‘De eindjes aan elkaar knopen,’ is er een enquête samengesteld en afgenomen, om te kunnen bepalen in hoeverre de kennis over schulden aanwezig is bij de generalisten en gezinswerkers. Deze enquêtes zijn ook gebruikt om te onderzoeken welke vragen veel voorkomen bij Buurtteam Oost, en hoe deze vragen worden aangepakt. Op basis van deze enquêtes blijkt dat de meeste generalisten en gezinswerkers kennis hebben over crisissituaties, maar mist er nog informatie over de juiste aanpak bij beslaglegging en stabiliteit. Tot slot is door middel van een interview gevraagd naar de belemmeringen die generalisten en gezinswerkers ervaren bij het aanpakken van schulden. De interviews hebben heel veel informatie opgeleverd. Zo ervaren de generalisten en gezinswerkers een belemmering in het gesprek met een klant, omdat ze geen inschatting kunnen maken over de schuldsituatie. Ook vinden ze het lastig om het gedrag van een schuldenaar te beïnvloeden, kennen de psychologische gevolgen van schulden niet, krijgen ze niet altijd een klant met schulden in hun caseload, hebben ze geen affiniteit met schulden en voelen ze zich onzeker bij handelingen die ze moeten verrichten bij schulden. Daarnaast ervaren ze een gebrek aan juridische kennis, zoals de kennis over bevoegdheden van schuldeisers. Ten slotte is de rol- en taakverdeling van de generalist en gezinswerker bij schulden niet duidelijk voor de generalist en gezinswerker. De conclusie van dit onderzoek is dat de generalisten en gezinswerkers over het algemeen kennis en vaardigheden hebben over de aanpak van schulden. Echter kunnen kennis en vaardigheid op bepaalde punten geoptimaliseerd worden. Dit kan door middel van een training of een informatieboekje/handleiding.
Op basis van een uitgebreide literatuurstudie, 25 interviews met gebiedspartijen in Midden-Delfland en een aantal multi-stakeholders workshops is in kaart gebracht hoe een gebiedsgerichte aanpak gericht op landschapinclusieve kringlooplandbouw in Midden-Delfland vorm krijgt dan wel versterkt kan worden. Hiervoor is de Transitiebloem-aanpak (TBA) gebruikt als holistische, transdisciplinaire en praktijkgerichte transitiebenadering. Deze benadering helpt gebiedspartijen bij het realiseren van een integrale systeemaanpak en collectief handelingsperspectief gericht op de samenhang van verschillende gebiedsopgaven met betrekking tot landbouw, water, voedsel, bodem, biodiversiteit, energie, klimaat, erfgoed, stadplattelandrelaties en economie.