Dienst van SURF
© 2025 SURF
Het Haags Manifest Gelijke stagekansen is opgesteld om regionaal de krachten verder te bundelen en te verstevigen, voor het doorontwikkelen, opschalen, uitbreiden en duurzaam inrichten van ingezette initiatieven tegen stagediscriminatie. Dit manifest draagt bij aan de uitvoering van het landelijk ‘Manifest tegen stagediscriminatie hoger onderwijs’¹ en het ‘Stagepact mbo 2023-2027’².
Verdediging van de waarde van de multiculturaliteit tegenover de schrijvers van het Conservatief Manifest
De gemeente Delft presenteert met dit manifest een nieuwe, richtinggevende visie op het bieden van ondersteuning bij opvoeden en opgroeien. Dat doet zij samen met maatschappelijke partners die zijn betrokken bij het opvoeden en opgroeien van de Delftse jeugd. Deze visie vormt de basis voor een duurzame werkwijze, waarin gemeente en maatschappelijke organisaties zich vooral opstellen als partners van ouders en jeugdigen. Dit manifest roept alle partners op om te werken volgens de elf uitgangspunten en daarvoor ook de ruimte te bieden in de praktijk. Het zijn uiteindelijk de professionals op de werkvloer van de organisaties die ermee aan de slag moeten gaan. De partners moeten hun professionals hierin faciliteren, ruimte geven om te innoveren en om samen te werken met professionals van andere organisaties. De gemeente Delft en haar maatschappelijke partners verbinden zich in dit manifest aan deze uitgangspunten en delen de oproep. Wij gaan doen wat hiervoor nodig is, altijd vanuit de belangen van jeugdigen. Wij doen dat met lef en creëren en pakken de ruimte daarvoor. Wij houden elkaar scherp. Ieder doet wat nodig is en zoekt daarbij de grenzen van de eigen mogelijkheden op. Met elkaar houden wij in de gaten of we op de goede weg zitten.
MULTIFILE
Everyone has the right to participate in society to the best of their ability. This right also applies to people with a visual impairment, in combination with a severe or profound intellectual and possibly motor disability (VISPIMD). However, due to their limitations, for their participation these people are often highly dependent on those around them, such as family members andhealthcare professionals. They determine how people with VISPIMD participate and to what extent. To optimize this support, they must have a good understanding of what people with disabilities can still do with their remaining vision.It is currently difficult to gain insight into the visual abilities of people with disabilities, especially those with VISPIMD. As a professional said, "Everything we can think of or develop to assess the functional vision of this vulnerable group will help improve our understanding and thus our ability to support them. Now, we are more or less guessing about what they can see.Moreover, what little we know about their vision is hard to communicate to other professionals”. Therefore, there is a need for methods that can provide insight into the functional vision of people with VISPIMD, in order to predict their options in daily life situations. This is crucial knowledge to ensure that these people can participate in society to their fullest extent.What makes it so difficult to get this insight at the moment? Visual impairments can be caused by a range of eye or brain disorders and can manifest in various ways. While we understand fairly well how low vision affects a person's abilities on relatively simple visual tasks, it is much more difficult to predict this in more complex dynamic everyday situations such asfinding your way or moving around during daily activities. This is because, among other things, conventional ophthalmic tests provide little information about what people can do with their remaining vision in everyday life (i.e., their functional vision).An additional problem in assessing vision in people with intellectual disabilities is that many conventional tests are difficult to perform or are too fatiguing, resulting in either no or the wrong information. In addition to their visual impairment, there is also a very serious intellectual disability (possibly combined with a motor impairment), which makes it even more complex to assesstheir functional vision. Due to the interplay between their visual, intellectual, and motor disabilities, it is almost impossible to determine whether persons are unable to perform an activity because they do not see it, do not notice it, do not understand it, cannot communicate about it, or are not able to move their head towards the stimulus due to motor disabilities.Although an expert professional can make a reasonable estimate of the functional possibilities through long-term and careful observation, the time and correct measurement data are usually lacking to find out the required information. So far, it is insufficiently clear what people with VZEVMB provoke to see and what they see exactly.Our goal with this project is to improve the understanding of the visual capabilities of people with VISPIMD. This then makes it possible to also improve the support for participation of the target group. We want to achieve this goal by developing and, in pilot form, testing a new combination of measurement and analysis methods - primarily based on eye movement registration -to determine the functional vision of people with VISPIMD. Our goal is to systematically determine what someone is responding to (“what”), where it may be (“where”), and how much time that response will take (“when”). When developing methods, we take the possibilities and preferences of the person in question as a starting point in relation to the technological possibilities.Because existing technological methods were originally developed for a different purpose, this partly requires adaptation to the possibilities of the target group.The concrete end product of our pilot will be a manual with an overview of available technological methods (as well as the methods themselves) for assessing functional vision, linked to the specific characteristics of the target group in the cognitive, motor area: 'Given that a client has this (estimated) combination of limitations (cognitive, motor and attention, time in whichsomeone can concentrate), the order of assessments is as follows:' followed by a description of the methods. We will also report on our findings in a workshop for professionals, a Dutch-language article and at least two scientific articles. This project is executed in the line: “I am seen; with all my strengths and limitations”. During the project, we closely collaborate with relevant stakeholders, i.e. the professionals with specific expertise working with the target group, family members of the persons with VISPIMD, and persons experiencing a visual impairment (‘experience experts’).
Inkopers van overheden en bedrijven leggen steeds meer nadruk op duurzaamheid. Meer dan 160 overheden hebben het Manifest Verantwoord Inkoop (MVI) ondertekend én hebben doelstellingen ten aanzien van biobased producten, om een lagere CO2-footprint te realiseren. De jaarlijkse inkoop van de overheid bedraagt circa 70 miljard euro, maar het aandeel van biobased daarin is zeer laag (2-5%). Met afstand het meest genoemd in een inventarisatie naar de belemmeringen is het ontbreken van een overzicht van beschikbare producten en materialen. Overheidsinkopers vragen zich af hoe zij de vertaalslag kunnen maken tussen organisatie brede duurzaamheidsdoelstellingen en inkoop op productniveau. Er zijn al meerdere online databases te vinden, maar deze bieden niet de gevraagde oplossing. De kwaliteit is onvoldoende, ze zijn te specifiek gericht op één categorie of niet toegesneden op de Nederlandse markt. Vaak is de database eenmalig ingevuld en ontbreekt het aan continuïteit. Er zijn ook geen duidelijke criteria gesteld voor het aanbod dat de klant helpt met de keuze. In het Biopro project wordt de opzet voor een betrouwbare database gedefinieerd. Performis BV, Circulair Biobased Delta, Avans en Hanze Hogeschool gaan de gevraagde database opzetten. Een belangrijke stap in het project is de definitie van de duurzaamheidscriteria waar producten moeten voldoen om vermeld te worden in een biobased database. Lectoren Jappe de Best (Avans Hogeschool) en Rob van Haren (Hanze Hogeschool) gaan duurzaamheidscriteria valideren, samen met de gebruikers van de biobased database. Stakeholders zijn inkopers en producenten. Bovendien wordt een organisatie ontwikkeld voor borging van de actualiteit van de producten en duurzaamheidskenmerken, zodat de database informatie actueel, betrouwbaar en toekomstbestendig is en blijft. Zo krijgen inkopers in één oogopslag een indruk van de beschikbaarheid van producten in een bepaalde categorie en kunnen zij aan de hand daarvan richting geven aan hun wensen en eisen.
Kunstenaars en andere ‘creatieven’ vinden steeds moeilijker betaalbare werkruimte. Atelierstichtingen en broedplaatsorganisaties zitten klem tussen oplopende kosten, teruglopende subsidies en de structureel zwak-ke inkomenspositie van de hurende kunstenaars. Een manifest van Platform BK, dat beeldend kunstenaars vertegenwoordigt, en de KunstenBond agendeert dit vraagstuk. Een bijkomend probleem vormt de hoogspan-ning op de vastgoedmarkt, waardoor panden zeer gewild zijn bij projectontwikkelaars en gemeenten geneigd zijn om voor de panden die zij aan deze organisaties verhuren andere draagkrachtigere huurders te zoeken. Medewerkers en management van broedplaatsorganisaties staan voor de uitdaging om hun businesscase maatschappelijk en financieel te verduurzamen. Dit vraagt om nieuwe waardeproposities en herpositionering ten opzichte van de gemeente en andere publieke en private stakeholders. Ook het profiel van de broed-plaatsprofessional verandert. Ontwikkelaars van broedplaatsen zijn veelal geleidelijk in hun organiseren-de/coördinerende rol gegroeid. Het speelveld van stedelijke (gebieds)ontwikkeling waarop zij opereren is echter dynamisch. De broedplaatsprofessional krijgt steeds nadrukkelijker de positie van stedelijke kwartiermaker: een nieuwe, hybride rol op het snijvlak van vastgoed, cultuur, welzijn en ruimtelijk(-economisch)e ontwikkeling. Dit project beoogt broedplaatsorganisaties te voeden met (bedrijfs-)strategieën om hun businessmodel toe-komstbestendig te maken en deze te vertalen naar benodigde competenties voor de betrokken professionals. Alleen zo kunnen zij blijven bijdragen aan de politiek gewenste levendige en veelkleurige stad, waar mensen graag wonen en bedrijven zich graag vestigen. Veel onderzoek onderbouwt dat steden die investeren in cultuur economisch beter presteren. Daarbij gaat het niet alleen om toptheaters en –musea maar juist ook om innova-tie en creativiteit ‘van onderop’. Fontys Hogescholen gaat deze problematiek onderzoeken met inzet van een breed consortium creatieve ver-zamelgebouwen, netwerk- en kennispartners. Gezamenlijk vertegenwoordigen deze organisaties ruim 300 ate-liergebouwen/broedplaatsen, 4.700 werkruimten en honderdveertig professionals. De broedplaatsenproble-matiek speelt bovendien in vrijwel alle G40-steden, hetgeen de resultaten van dit project potentieel relevant maakt voor honderden professionals bij gemeenten, woningcorporaties en andere vastgoedeigenaren.