Dienst van SURF
© 2025 SURF
In Wat werkt als je samenwerkt - deel 2 staat opnieuw onderzoek naar samenwerking tussen Mens- en Maatschappijvakken centraal. In deze publicatie presenteren we actuele voorbeelden van deze samenwerking, op scholen en lerarenopleidingen. We hebben ook onderzoek gedaan naar factoren voor succesvolle samenwerking. Deze publicatie is geschreven voor docenten die (gaan) samenwerken met docenten van andere M&M-vakken, studenten aan de pabo en lerarenopleidingen, lerarenopleiders en schoolleiders. Deze publicatie is een vervolg op Wat werkt als je samenwerkt uit 2018.
Wat is burgerschap en welke onderwijsconcepten spelen bij burgerschapsvorming een rol? Hoe ziet burgerschap eruit vanuit het perspectief van de drie maatschappijvakken? Op deze manier wil deze publicatie, naast de eerder genoemde handreikingen, scholen en leraren behulpzaam zijn bij het formuleren van een eigen visie op burgerschapsvorming en daarnaast ook praktische handreikingen bieden voor manieren waarop zo’n visie kan worden geïmplementeerd. Daartoe wordt in hoofdstuk 1 eerst gepoogd helderheid te scheppen over de maatschappelijke taken van het onderwijs, de onderwijsconcepten die daarbij een rol kunnen spelen, en het moeilijk te definiëren begrip burgerschap. Vervolgens wordt in hoofdstuk 2 nagegaan welke rol de drie maatschappijvakken hebben gespeeld in het kader van de maatschappelijke opdracht van het onderwijs en welke rol zij daarin thans zouden kunnen spelen zonder hun taak geweld aan te doen die zich richt op wetenschappelijk verantwoorde kennis en daarbij behorende wijzen van denken en redeneren. Het derde hoofdstuk gaat in op in de praktijk gebleken mogelijkheden en beperkingen van burgerschapsonderwijs. De Onderwijsraad (2003) constateerde in Burgerschap en onderwijs dat het onderwijs realistisch moet zijn in wat het wel of niet kan verwachten van de effecten van burgerschapsvorming: ‘Onderwijs alleen kan niet de waardepatronen van leerlingen vormen; scholen zijn slechts één van de actoren die een rol spelen. Ook de achtergrond van kinderen en de omgeving waarin zij opgroeien, zijn van betekenis in de sociale ontwikkeling en de overdracht van waarden en normen’ (p. 48). Het empirisch onderzoek dat in het derde hoofdstuk van deze publicatie wordt besproken, laat zien welke verwachtingen realistisch zijn. Ook dit kan helpen bij het formuleren van een visie en het kiezen van een doelgerichte aanpak.Het laatste hoofdstuk geeft enkele voorbeelden van burgerschapsonderwijs voor resp. de basisschool en voor het voortgezet onderwijs vanuit elk van de drie betrokken maatschappijvakken. Deze voorbeelden hebben niet de pretentie ook maar enigszins een dekkend beeld te geven van wat er binnen de vakken mogelijk is wat betreft burgerschapsvorming. In hoofdstuk 2 worden veel meer mogelijkheden aangeduid. Het voordeel van compleet uitgewerkte voorbeelden is echter wel, dat het besprokene meer ‘handen en voeten’ krijgt. Misschien kunnen de voorbeelden inspireren om zelf op soortgelijke wijze aan de slag te gaan.
Wat is burgerschap? Heeft het onderwijs een rol bij het bevorderen van burgerschap? Hoe is daarover tot dusverre gedacht en hoe denkt men er nu over? Op deze vragen probeert dit hoofdstuk een antwoord te geven. De eerste paragraaf plaatst de huidige verplichting vanhet onderwijswat betreft burgerschapsvormingin het verlengde van eerdere oproepen tot vermaatschappelijking van het onderwijs. Daarna komt de kwestie aan de orde of burgerschapsvorming maatschappelijke problematiekmoetoplossen, en of zij zulke problematiek kanoplossen. Vervolgens wordt bij de begrippen burgerschap en vorming stilgestaan omdat die op verschillende manieren worden geconceptualiseerd.Met de omschrijving van het begrip burgerschapwaarop we daarbij ten slotte uitkomen, wordt ook duidelijk dat er ruimte bestaat als het gaat om de invulling ervan door scholen en schoolvakken. In het vierde en laatste deel van dit hoofdstuk worden de belangrijkste aspectenwaarmee men te maken krijgt bij het programmeren vanburgerschapsvorming nogeens op een rij gezet.
Democratieonderwijs wordt steeds belangrijker in het middelbaar beroepsonderwijs (mbo). Ervaringsleren, waarbij studenten door sociale interactie bekend raken met democratische concepten, is hiervoor een goede benadering. Binnen die benadering zijn democratiesimulaties een potentieel effectieve manier van werken waar nog beperkt onderzoek naar is gedaan. Simulaties maken de lesstof levendig en stimuleren studenten om verschillende perspectieven te ontdekken en gezamenlijk problemen op te lossen. Mbo-burgerschapsdocenten onderschrijven de meerwaarde van democratiesimulaties, maar voelen zich vaak niet bekwaam om ermee les te geven, vanwege gebrek aan scholing. Docenten gebruiken de werkvorm dus relatief weinig. Met dit onderzoek willen we meer inzicht krijgen in de pedagogisch-didactische competenties die docenten nodig hebben voor het uitvoeren van democratiesimulaties en in de manieren waarop docenten hierin kunnen worden geprofessionaliseerd. Een consortium bestaande uit Hogeschool van Amsterdam (HvA), Universiteit van Amsterdam (UvA), Noorderpoort Practoraat Burgerschap en tien mbo-scholen zal het onderzoek uitvoeren, samen werkveldpartijen: Expertisepunt Burgerschap, ProDemos, Nederlandse Vereniging Leraren Maatschappijleer, Landelijk Expertisecentrum Mens- en Maatschappijvakken en JOB-mbo. Het levert twee producten op. Ten eerste een overzicht van concrete pedagogisch-didactische competenties die nodig zijn voor het gebruiken van democratiesimulaties. Ten tweede een evidence-informed docentprofessionaliseringstraject (DPT) om docenten te professionaliseren in deze competenties. Hiervoor worden professionaliseringsactiviteiten, professionaliseringsmaterialen en handelingsprotocollen ontwikkeld en wordt bestaand simulatielesmateriaal aangescherpt. Deze producten worden ontworpen met het oog op brede toepasbaarheid, ook binnen het voortgezet onderwijs, hbo en universiteit, en specifiek voor lerarenopleidingen. Het project bestaat uit drie onderzoeksfasen: in fase 1 worden de pedagogisch-didactische competenties geconcretiseerd en een DPT ontwikkeld, gebaseerd op wetenschappelijke literatuur en in samenwerking met een expertgroep. In fase 2 wordt het DPT gepilot bij mbo-docenten. In fase 3 doen 40 docenten mee met het DPT en geven zij simulatielessen. Het DPT zal kwalitatief worden geëvalueerd (via observaties, docent-interviews en student-focusgroepen) en het effect op docentcompetenties zal worden gemeten via experimenteel onderzoek.
Burgerschapsonderwijs wordt in een polariserende samenleving steeds belangrijker. Een uitdaging is het bespreken van maatschappelijk gepolariseerde vraagstukken, zoals zwarte piet, terrorisme en migratie, en daarmee bij te dragen aan de burgerschapsvorming van jongeren. Docenten zijn zoekende naar manieren om deze onderwerpen te behandelen. Met dit onderzoek willen we meer inzicht krijgen in de manieren waarop docenten vorm kunnen geven aan kritische dialogen over maatschappelijke gepolariseerde vraagstukken. Er wordt daarbij specifiek aandacht besteed aan het aanleren van basisvaardigheden en -houdingen voor dialoog. Een consortium van HvA, UvA, scholen van onder meer de Scholenpanels Burgerschap, de NVLM, VGN en Dialooggroep Burgerschap Amsterdam, gaat een interventie ontwikkelen gericht op het bespreken van deze onderwerpen voor alle maatschappijvakken in vmbo en havo/vwo. In het project wordt onderzocht wat de effecten zijn van de interventie op het burgerschap van leerlingen waarbij docenten hebben deelgenomen aan een professionaliseringstraject. In fase 1 van het project wordt, uitgaande van de kaders van de wetenschappelijke literatuur, samen met expertdocenten een prototype van de interventie bestaande uit handelingsprotocollen (gericht op basisvaardigheden en -houdingen voor dialoog), lessenseries (gericht op het voeren van kritische dialogen over maatschappelijk gepolariseerde vraagstukken) en een professionaliseringstraject ontwikkeld. In fase 2 worden interventie en professionaliseringstraject uitgeprobeerd, geëvalueerd en bijgesteld. In fase 3 wordt de effectiviteit van de ontwikkelde interventie onderzocht onder een grote groep docenten en leerlingen in een quasi-experimenteel design met een voormeting, nameting, retentiemeting en controlegroep. Het onderzoek levert kennis op over hoe docenten maatschappelijke gepolariseerde vraagstukken effectief kunnen inzetten om de burgerschapsvorming van leerlingen te bevorderen. Daarbij levert het project evidence-based handelingsprotocollen, lessenseries en een professionaliseringstraject op voor docenten van de maatschappijvakken in het voortgezet onderwijs. De lesmaterialen zijn zo vormgegeven dat ze toepasbaar zijn bij uiteenlopende maatschappelijk gepolariseerde vraagstukken die docenten in hun lessen aan de orde willen stellen.
In Nederland wordt onderwijs in de M&M- en de zaakvakken op verschillende manieren vormgegeven. Voor deze invulling zijn er twee uitgangspunten: de landelijke doelen en de doelen en overtuigingen van de docenten of school. De landelijke doelen voor het PO en de onderbouw van het VO zijn per leergebied geformuleerd in de Kerndoelen. Voor de bovenbouw van het VO zijn er examenprogramma’s per schoolvak. Het tweede uitgangspunt zijn de doelen en overtuigingen van de docenten, of de school. Deze maken, net als kennis van het leren van leerlingen, didactische strategieën, toetsing en curriculum deel uit van hun Pedagogical Content Knowledge (PCK). In ons onderzoek maken we veel gebruik van dit concept.Doel De onderzoeksgroep wil: Inzicht krijgen in de verschillende manieren waarop vakoverstijgende curricula voor de M&M- en zaakvakken zijn vormgegeven. Inzicht krijgen in hoe docenten (gezamenlijk) een vakoverstijgend curriculum ontwerpen. Inzicht krijgen in hoe docenten omgaan met frictie in de klas, als onderdeel van burgerschap als vakoverstijgend onderdeel van het curriculum. Inzicht krijgen in de ontwikkeling van de PCK van docenten en van studenten aan de lerarenopleiding, die deze (vakoverstijgende) curricula ontwikkelen en uitvoeren. Een visie ontwikkelen op vakoverstijgend werken binnen de M&M- en zaakvakken. Inzicht krijgen in hoe docenten vanuit het curriculum bijdragen aan inclusief onderwijs en het verkleinen van kansenongelijkheid in het onderwijs. Resultaten Dit onderzoek levert handreikingen op met beschrijvingen van (vakoverstijgende) curricula van verschillende scholen waar M&M- en zaakvakken worden vormgegeven. In de handreikingen staan ontwerp- en succescriteria waarmee docenten aan de slag kunnen gaan om (vakoverstijgend) onderwijs te ontwerpen en uit te voeren. Het bevat praktische handvatten aan de hand van voorbeelden van goed bruikbaar (les)materiaal. Looptijd 01 september 2021 - 09 januari 2025 Aanpak Het onderzoek wordt gezamenlijk uitgevoerd in verschillende deelprojecten op scholen en lerarenopleidingen. De deelprojecten leiden tot gedeelde inzichten die worden gebundeld.