Dienst van SURF
© 2025 SURF
The current transnational climate (British Council, 2014) in Europe is likely to continue to generate institutional and classroom situations which dictate that difference and otherness be the norm rather than the exception. Unfortunately, in the 1960's, Black and minority ethnic (BME) migrants from the former British colonies had less-than-favorable educational experiences in Britain due to prejudice and stereotyping mainly arising from cultural differences. Since then there have been a plethora of studies, policies, and reports regarding the perpetuation of discrimination in educational institutions. Today, British higher educational institutions have finally begun to recognize the need to reduce progression and attainment gaps. However, their focus tends to only consider the student “Black and Minority Ethnic attainment gap” with almost no attention being given to educators', or more specifically there is a distinctive lack of thought given to the female BME educators' progression and attainment in British HEIs. As such, this paper draws theoretically and conceptually on critical cultural autoethnography, to illustrate the value of conducting research into a female's BME educators' personal and professional experiences, and “gives voice to previously silenced and marginalized experiences” (Boylorn and Orbe, 2014, p. 15). In doing so, I highlight how higher educational institutions underutilisation of such competencies and contributions have and continue to perpetuate BME underachievement. I conclude the paper by questioning the accountability of providing support for BME educators progression and attainment, challenge educational leaders to consider the value and utilization of cultural knowledge, and implore all educators to reflect on how their personal experiences influence their professional identity.
MULTIFILE
De grote maatschappelijke opgaven van deze tijd zoals de transities naar een energieneutrale productie- en consumptie, een inclusieve en eerlijke maatschappij en een duurzaam voedselsysteem dagen het ontwerpvak uit. Naast het ontwerpen van nieuwe producten of diensten worden ontwerpers steeds vaker gevraagd om projecten binnen deze transities te faciliteren door ontwerp en om samen te werken met organisaties of multi-stakeholdernetwerken aan schaalbare maatschappelijke oplossingen. Zodoende kunnen ontwerpers als ‘sociale ontwerpers’ in groeiende mate bijdragen aan het vergroten van maatschappelijke veerkracht. Hun open mindset, maar ook hun vermogen om te codesignen en oplossingen met gebruikers te testen maakt hen in de ogen van overheden en andere organisaties geschikt voor deze taak. Tijdens deze taak staan ontwerpers en afstuderende ontwerpstudenten echter voor een grote uitdaging: ze moeten samen met opdrachtgevers bepalen a.) op welke schaal ze binnen een bestaand systeem het beste kunnen interveniëren (b.v. in de wijk, op regionaal of op nationaal niveau) en b.) op welke aspecten (b.v. het veranderen van intenties van stakeholders, van regels voor samenwerking, of van de informatieflow) ze zich het beste kunnen richten om impact te maken. Het Project Impact onderzoek zal uitgangspunten voor deze keuze verkennen zodat ontwerpers hun interventies systematisch kunnen modelleren en communiceren. Project Impact zal hiervoor het denken over ‘leverage points’ (hefboompunten) voor systeemverandering samenbrengen met de expliciete en impliciete praktijkkennis van sociale ontwerpers en een framework ontwikkelen. Dit framework zal niet alleen handvatten geven aan het bepalen van invalshoeken voor sociaal ontwerp, maar ook een taal ontwikkelen om deze overwegingen te delen met opdrachtgevers (overheden, bedrijven) met het doel een betere samenwerking, en uiteindelijk meer impact. Project Impact is een verkenning van de mogelijkheden en dimensies van een dergelijk framework. Het zal ook, in codesign met de doelgroep een eerste handvat voor sociale ontwerpers ontwikkelen, testen en opleveren.