Dienst van SURF
© 2025 SURF
Het project "werkplaats Oud-Oost" is opgezet om verkokering tussen organisaties te verkleinen, versnippering van aanpak en projecten te voorkomen en kennis die in het werkveld wordt ontwikkeld vast te houden. Het project beoogt daarmee een bijdrage te leveren aan ontschotting, professionalisering en de ontwikkeling van een gedeelde visie voor de aanpak van het gebied Oud-Oost. In dit plan van aanpak wordt de opzet van deze werkplaats verder uitgewerkt
Er wordt een 'state of the art' gegeven van de discussie over het nieuwe leren, de praktijk van het nieuwe leren en de bewijzen voor het nieuwe leren. Het lijkt erop dat momenteel sprake is van een keerpunt in het denken over het nieuwe leren. De discussie had voorheen vooral een ideologisch karakter, terwijl deze nu steeds meer een praktisch en professioneel karakter krijgt. In de scholen lag eerst de nadruk vooral op het proces, nu zien we signalen dat er daarnaast meer aandacht naar het kennisaspect uitgaat. Daarbij staat de vraag centraal welke kennis voor leerlingen belangrijk is om te verwerven in onze moderne (kennis)maatschappij. Deze ontwikkeling juich ik toe en daarom wordt aan het kennisaspect in deze oratie nadrukkelijk aandacht besteed. Het lectoraat heeft als doel om innovatieve scholen te ondersteunen met praktijkgericht onderzoek, aansluitend bij de ontwikkeling van scholen, gekoppeld aan de onderzoeksthema’s. Daarmee wil het lectoraat bijdragen aan de kennisbasis over nieuwe leervormen. Een belangrijke vraag is ook hoe de opleidingen toekomstige leerkrachten op hun nieuwe rollen en taken kunnen voorbereiden.
At the end of January 2015 I was given a research assignment formulated and sponsored by two professors of professorships (hereafter lectoraten) associated with the Academy for Social Studies (SASS), and the manager of Professionals and Bedrijven (hereafter P&B). At a later stage, the research was expanded by the sponsorship of the educational managers of the bachelor and master studies of SPH and MWD. It is a complex assignment with several research perspectives and aims. The main goal was to find out how to make better use of the products of the lectoraten for educational purposes. This umbrella goal included many subordinate aims. One aim concerned identifying the products and prioritizing them according to the educational demands of clients in the field and of teachers of the SASS educational programmes. Another aim was to demonstrate which skills the teachers who develop educational materials need to have and to identify steps necessary to adapt the products. Yet another aim consisted of finding better ways for knowledge to circulate between the lectoraten and the teaching staff of SASS. Finally advising the staff of P & B on marketing and communications in relation to the products of the lectoraten was aimed at. Overview of the reportAs stated, there are multiple assignment-givers (hereafter sponsors). In the first section the general societal context which triggered the assignment has been sketched but contextual aspects related to each of the sponsors have also been identified (in Appendix 1). The individual contexts of sponsors were important because, although they agreed on the broad aims of the assignment, they naturally have specific expectations of the results based on their particular situations. After the background sketch, seven sub-tasks given by the sponsors have been turned into subordinate - research and consultation questions. The second section describes the methods used and measures taken to obtain findings. This includes an identification of the inventory structure, actors involved both intramurally and extramurally (the stakeholders). Next, a Delphi method for developing a profile of learner needs and a list of topics of products is described.In the third section, findings are set out in relation to the 7 sub-research and consultation questions. Some discussion and concluding remarks are given for most of the seven questions. The findings are written in English but most of the quotations from respondents have not been translated so they appear in Dutch. Section four summarises these findings in a compact manner since there were conclusions throughout the findings. Section five offers recommendations in Dutch. Attention is given to the different emphases of the sponsors in the details of recommendations. Please note that many end notes and appendices are offered for further reading since some of the approaches mentioned in the text may be unfamiliar to some readers. A word about terms Both Dutch and English employ a variety of terms to identify the provision (aanbod) of learning for adults in working environments and to identify the learning activities or programmes. This can be confusing but is, unfortunately, unavoidable. In Dutch, the terms ‘deskundigheidsbevordering, nascholing, bijscholing’ and ‘trainingsaanbod’ or occasionally ‘professionalisering’ are all used to indicate what in English is called ‘professional development’ (often abbreviated to PD) or ‘staff development’ or, recently, ‘professionalisation’ The typical Dutch use of the term ‘training’ for almost all stypes of learning activities has a somewhat more restricted meaning in English. Educational activities are often referred to as ‘learning trajectories’; ‘ learning opportunities’ or ‘interventions’ as well as, less commonly, ‘training sessions’ or ‘workshops’. All of the English terms are employed throughout this report. The most commonly used are ‘professionalisation’ or ‘PD’ for the provision and ‘interventions’ to indicate specific educational programmes or activities.
Aanleiding: Voor mensen met niet-aangeboren hersenletsel (door bijvoorbeeld een beroerte of dementie) is het opnieuw aanleren en uitvoeren van dagelijkse bewegingen, zoals lopen, complex. Dat deze bewegingsproblematiek vaak vergezeld gaat van cognitieve problematiek (zoals geheugenstoornissen) maakt het nog eens extra moeilijk. Therapeuten constateren dat de huidige, meestal verbale aanpak onvoldoende resultaat bij deze doelgroep oplevert. Bovendien moeten ze door de verwachte toename van het aantal cliënten en de kortere behandeltijd op zoek gaan naar betere oplossingen. Nieuwe wetenschappelijke inzichten geven aan dat impliciet (onbewust) motorisch leren juist voor deze cliënten een oplossing kan zijn. Doelstelling In dit RAAK-project onderzoekt het projectteam welke kennis therapeuten nodig hebben om de onbewuste motorische leerstrategieën 'analogieleren', 'foutloos leren' en 'observationeel leren' toe te passen. Ook kijken zij hoe therapeuten ondersteunende technologieën in kunnen zetten om het effectief en efficiënt aanleren en zelfstandig oefenen van het lopen bij cliënten na een beroerte mogelijk te maken. Het programma omvat verschillende onderzoeksmethoden (mixed methods), variërend van meer fundamenteel onderzoek in het bewegingslaboratorium tot kwalitatief onderzoek. Beoogde resultaten De concrete resultaten van dit onderzoek zijn onder andere: " leerboekje met voorbeelden en effecten voor zorgprofessionals en studenten fysiotherapie en ergotherapie; " modules voor onbewuste motorische leerstrategieën voor zorgprofessionals; " modules voor zorgprofessionals over inzet van innovatie technologieën; " workshops/leseenheden rondom (on)bewuste motorische leerstrategieën voor professionals en studenten (o.a. fysiotherapie en ergotherapie); " wetenschappelijke artikelen in een (inter)nationaal peer-reviewed tijdschrift.
Dit project richt zich op het ontwikkelen van een tweeledig instrumentarium op het gebied van Leven Lang Ontwikkelen in het domein van energie- en grondstoffentransitie. Enerzijds focust de aanvraag zich op intensieve samenwerking met voornamelijk MKB-bedrijven in regionale clusters: Leeuwarden, Assen, en Emmen. Anderzijds richt de aanvraag zich op het ontwikkelen van plaatsonafhankelijke leervormen toegespitst op waterstof middels online en hybride modules. Deze modules zijn in wezen met zorg doordachte en ontworpen informatieve filmpjes die de bouwstenen (kunnen) vormen voor een reeks leervormen. Onder deze leervormen vallen de zogenoemde MOOC's waar al dan niet onderwijscertificaten voor behaald kunnen worden.
Inclusief onderwijs wordt internationaal gezien als onderwijs dat recht doet aan kansengelijkheid voor álle leerlingen (Ainscow, 2020). In nederland zijn er, op weg naar inclusief onderwijs, diverse initiatieven en experimenten te vinden in scholen en samenwerkingsverbanden. Het rapport “Werkagenda Route naar Inclusief Onderwijs” van maart 2023 geeft aan dat, omdat de diversiteit onder leerlingen groot is, scholen meer tegemoet moeten komen aan de diverse ontwikkelbehoeften van leerlingen door bijvoorbeeld leerpaden en lessen te flexibiliseren. De flexibiliteit zit onder meer in variatie in leervormen, tempo, duur en individueel of samen werken. Ook de plaats waar de leerling leert varieert, van school, af en toe op een speciale plek of af en toe thuis. Van den Berg (2020) stelt dat de principes van gelijkheid (zoals doelen, leerstof, toetsing) en gelijktijdigheid (zoals tijdstippen en duur van de lessen) moeten worden afgebouwd bij het werken aan inclusief onderwijs. De route naar inclusief onderwijs wordt steeds meer gezien als een proces van onderwijs- én schoolontwikkeling (Schuman in Sardes, 2020). Leerkrachten lopen aan tegen de grenzen van het eigen onderwijs in tijd, ruimte, toetsen en doelen. Ze lopen tegen een systeem aan dat georganiseerd is in jaarklassen of units en gericht is op het nivelleren van verschillen door standaardisering en het meten van gelijke uitkomsten. Leerkrachten willen bijdragen aan inclusief onderwijs maar zijn nog onvoldoende toegerust om flexibel om te gaan met de barrières die het onderwijssysteem zichzelf heeft opgelegd.De uitdaging zit erin hoe te komen tot het inclusief organiseren van het onderwijs. Dit PD traject bij aan het grote systemische vraagstuk naar het “hoe” van inclusief onderwijs. Door het werken aan en het delen van effectieve praktijken wordt samen met medewerkers, schoolleiders en bestuurders een antwoord gevonden op de vraag hoe inclusiever onderwijs ingebed, geborgd en in leven gehouden kan worden in de organisatie.