Dienst van SURF
© 2025 SURF
Games zijn bedoeld voor vermaak, maar we kunnen ze ook opvatten als een vorm van cultuur. Ze vertellen iets over de samenleving waarin ze zijn gemaakt: al dan niet met opzet komen er via de verbeelding van de makers opvattingen over de samenleving in games terecht. Games zetten op hun beurt aan tot verbeelding, waardoor gamers zich mogelijk gestimuleerd voelen na te denken over die samenleving. Toch is het aannemelijk dat gamers daar weinig voor voelen, omdat dit een plezierige ervaring in de weg kan staan. Maar gamers blijken wel degelijk geneigd tot reflectie op de wereld om ons heen, over het leven, over goed en kwaad. Ruim driekwart van de gamers uit dit onderzoek zegt dat wel eens te doen. Tegen de verwachting is daarbij geen verschil te zien tussen reguliere gamers en professionals, zoals reviewers en game designers. Verondersteld werd dat die laatstgenoemden zich beroepsmatig vaker aangezet voelen tot reflectie op de wereld om ons heen. Vaker dan verwacht blijken gamers een kunstervaring te ondergaan bij het spelen van games. In de context van deze studie wil dat zeggen dat die spelers ‘tussen de regels door’ commentaar op de spel- en verhaalgebeurtenissen hebben opgemerkt, dat hen aan het denken zette over de wereld. Daarbij was geen verschil te zien tussen mainstream games en indiegames. De verwachting dat de meeste gamers vooral de bijzondere vormgeving van games noemen als reden om ze als kunst te bestempelen is ten slotte wel bevestigd. Dit laat meteen ook het verschil zien tussen de gangbare esthetische kunstopvatting en wat ik in deze studie onder kunst versta: het ervaren van een betekenisproces dat stimuleert tot reflectie op het leven.
Ligtharts ‘pedagogiek van het volle leven’ maakt deel uit van de beweging van de reformpedagogiek die streefde naar vernieuwing van het onderwijs rond het begin van de 20e eeuw. Waar de meeste reformpedagogen een leerstoforiëntatie afwijzen en liever aansluiting zoeken bij belangstelling van het kind, gaat het Ligthart er juist om door middel van de leerstof de belangstelling van het kind te wekken. Een dergelijk uitgangspunt stelt eisen aan leerstof én leerkracht. Voor Ligthart nemen plaat en vertelling, spel en zelfwerkzaamheid daarbij een belangrijke plaats in. De kunst van het onderwijzen biedt een overzicht van de pedagogiek van Jan Ligthart met bijzondere aandacht voor zijn onderwijskundige en antropologische uitgangspunten. Samen met ‘Kennis der natuur, Het natuuronderwijs van Eli Heimans en Jac.P. Thijsse’ (J.M. Praamsma, Utrecht 1995) vormt het een tweeluik over de zaakpedagogische onderwijsvernieuwing aan het begin van de 20e eeuw.