Dienst van SURF
© 2025 SURF
Op basis van een uitgebreide literatuurstudie, 25 interviews met gebiedspartijen in Midden-Delfland en een aantal multi-stakeholders workshops is in kaart gebracht hoe een gebiedsgerichte aanpak gericht op landschapinclusieve kringlooplandbouw in Midden-Delfland vorm krijgt dan wel versterkt kan worden. Hiervoor is de Transitiebloem-aanpak (TBA) gebruikt als holistische, transdisciplinaire en praktijkgerichte transitiebenadering. Deze benadering helpt gebiedspartijen bij het realiseren van een integrale systeemaanpak en collectief handelingsperspectief gericht op de samenhang van verschillende gebiedsopgaven met betrekking tot landbouw, water, voedsel, bodem, biodiversiteit, energie, klimaat, erfgoed, stadplattelandrelaties en economie.
Wat kunnen we doen om van tientallen losse pilots op kringlooplandbouw te komen tot een nieuw voedselsysteem? Dat is de centrale vraag voor het lectoraat van Rik Eweg bij Hogeschool Van Hall Larenstein. Hij doet samen met ondernemers, docenten, overheden en studenten van hbo en mbo praktijkgericht onderzoek naar zo’n systeemverandering in de Achterhoek en Noord-Nederland. "Het moet niet alleen van de boeren komen, maar van de hele keten."
MULTIFILE
Er bestaat vanuit de landbouw een grote behoefte aan organische bodemverbeteraars die kunnen bijdragen aan de verbetering van de bodemstructuur, onder andere om de droogtegevoeligheid te verbeteren en daarnaast bij te dragen aan de opbouw of instandhouding van de bodemkoolstofvoorraad. Lokale organische reststromen kunnen de landbouw (deels) in deze behoefte voorzien. Het toepassen van lokale organische bodemverbeteraars is een goede stap in de richting van kringlooplandbouw en draagt daarmee bij aan het behalen van beleidsdoelstellingen. Momenteel zijn er vele initiatieven waarbij organische reststromen welke bij terreinbeheer vrijkomen worden gezien en toegepast als grondstof binnen een circulaire economie. Vanuit deze initiatieven komen verschillende resultaten en geluiden (m.b.t. productkwaliteit en effecten) over de inzet van organische reststromen. Hierdoor is er onduidelijkheid bij agrariërs over de effecten van bodemverbeteraars en dit remt de circulaire ambities van de landbouwsector. In dit project gaan de hogescholen HVHL en HAS tezamen met een breed consortium van agrariërs, bedrijven, kennisinstellingen en overheden onderzoeken waar de kwalitatieve en economische kansen en knelpunten liggen bij het lokaal verwerken van organische restromen tot bokashi. Hierbij wordt ingehaakt op de bestaande ca. 60 pilots binnen het langjarige Kennisprogramma Circulair Terreinbeheer en de daar reeds opgehaalde en nog-op-te-halen praktijkervaring om meer inzicht te krijgen in de productkwaliteit, het verdienvermogen en de effecten op bodemkwaliteit en waterkwaliteit/kwantiteit, om te komen tot een handelingsperspectief voor agrariërs in het gebruik van bokashi. Hiervoor gaan we in acht grondig geselecteerde pilots in Noord- en Zuid-Nederland aan de slag. Het projectresultaat levert meer inzicht in de borging van productkwaliteit van bokashi, het potentiële verdienvermogen voor agrariërs om bokashi te gebruiken en de effecten van bokashi op verschillende ecosysteemdiensten.
Duurzaam Gebiedsgericht Werken Het Rijk heeft met het Nationaal Programma Landelijk Gebied kader en doelen gegeven aan de regionale gebiedsaanpakken. Dit moet leiden tot een transitie van het landelijk gebied waarbij water en bodem leidend zijn en biodiversiteit, klimaat en verdienvermogen onderdeel zijn van het transitieproces. Professionals die in gebiedsaanpakken werken, vragen ons om kennis en vaardigheden over transitieprocessen, doelinterventies, de institutionele context en om professionalisering voor effectieve samenwerkingen: ‘Hoe kunnen gebiedsmanagers effectief werken aan transities om de NPLG-doelen te realiseren en welke belemmeringen bestaan er op dit moment op het gebied van kennis en vaardigheden, en ook in de institutionele omgeving waarbinnen zij moeten werken?’ In dit project gaat ons interdisciplinaire onderzoeksteam na hoe we uit ervaringen met vraagstukken in lopende regionale gebiedsprocessen aanknopingspunten, samenwerkingsvormen en generaliseerbare oplossingen kunnen vinden. Daarmee helpen we gebiedsmanagers om hun handelingsrepertoire voor deze vraagstukken te verrijken. Dat doen we in 4 stappen: 1. Door als onderzoekteams actief in gebiedsprocessen in Oost-Gelderland en Midden-Brabant deel te nemen. 2. Door 10 gebiedsprocessen te monitoren, observeren en reflecteren. 3. Door uit deze gebiedsprocessen belemmeringen en kansen in institutionele kaders te identificeren. 4. De lessen en ervaringen maken we: a. Via reflexieve monitoring overdraagbaar in een learning community van en voor gebiedsmanagers. b. Bruikbaar in het onderwijs en leven-lang-lerentrajecten. Beoogde resultaten zijn: • Bouwstenen voor gebiedsmanagement waarin handreikingen voor samenwerking, transitie, en hoe water en bodem sturend kunnen zijn. • Een advies aan beleidsmakers over de institutionele kaders die onderdeel zijn van een beoogde gebiedstoekomst en de kaders voor het proces daarnaartoe. • Een aanzet voor een praktijkvorm van de learning community van LNV-RTLG: de Transitieschool. Het lectoraat Gebiedsgerichte Transities naar Kringlooplandbouw van Hogeschool Van Hall Larenstein leidt het onderzoeksteam, dat bestaat uit lectoren en onderzoekers van de vier groene Hbo’s en CHE.
Door de jaren heen heeft Nederland een grote intensieve veestapel verkregen. Hierdoor is er al decennia lang sprake van een fors volume aan mestoverschot, vanwege steeds stringentere wetgeving in de gebruikmaking van de mineralen in mest in de land- en tuinbouw. Daardoor worden meststoffen veelal getransporteerd naar het buitenland. Duurzame verwerking van het Nederlandse mestoverschot tot inpasbare marktconforme mineralen en organische stoffen bieden daarom een lonkend perspectief voor het stimuleren van circulaire land- en tuinbouw, met aansluiting op de contouren van het toekomstige mestbeleid. Echter, het gebruik van circulaire meststoffen in de Nederlandse land- en tuinbouw is nu nog beperkt. Primaire producenten beschikken over beperkte kennis, informatie en kansrijke voorbeelden. Tegelijkertijd zijn mestverwerkingsinitiatieven vaak aanbod gedreven geweest voor afzet in het buitenland, met als gevolg dat de verkregen eindproducten niet goed aansluiten op de wensen en eisen van de Nederlandse land- en tuinbouw. Dit project is er daarom op gericht om het gebruik van circulaire meststoffen en organische stoffen in de praktijk te stimuleren via praktijkonderzoek en kennisverspreiding. De centrale vraagstelling van dit project luidt: Welke bemestingsproducten, afkomstig van dierlijke mest en andere organische reststromen zijn waardevol voor de akkerbouwer of tuinder en hoe kan het gebruik hiervan in deze sectoren gestimuleerd worden? Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan de duurzame ontwikkeling van toekomstbestendige kringlooplandbouw, door het mestoverschot beter te verwerken en de eindproducten gebieds- of sector-specifiek af te zetten aansluitend op de praktijkeisen. Het project wordt uitgevoerd door een consortium van vier hogescholen, kennispartijen en bedrijven. Activiteiten zijn gericht op praktische toepassing van circulaire meststoffen in de huidige praktijk of nabije toekomst, en het ontwikkelen van duurzame en veerkrachtige handelingsperspectieven voor agrariërs. Het delen van kennis over optimale toepassing van circulaire meststoffen in open en bedekte teelten is daarom een centraal onderdeel van het project.