Dienst van SURF
© 2025 SURF
We kunnen volgens Martien Visser in ons land met drie stappen naar effectiever klimaatbeleid. Maar dan moeten we wel kansen pakken en weten waarop we sturen. Zo mogen we niet vergeten om de CO2-uitstoot veroorzaakt door ons consumptiegedrag mee te nemen in onze rekenmodellen.
LINK
Although there is an array of technical solutions available for retrofitting the building stock, the uptake of these by owner‐occupants in home improvement activities is lagging. Energy performance improvement is not included in maintenance, redecoration, and/or upgrading activities on a scale necessary to achieve the CO2 reduction aimed for in the built environment. Owner‐occupants usually adapt their homes in response to everyday concerns, such as having enough space available, increasing comfort levels, or adjusting arrangements to future‐proof their living conditions. Home energy improvements should be offered accordingly. Retrofit providers typically offer energy efficiency strategies and/or options for renewable energy generation only and tend to gloss over home comfort and homemaking as key considerations in decision‐making for home energy improvement. In fact, retrofit providers struggle with the tension between customisation requirements from private homeowners and demand aggregation to streamline their supply chains and upscale their retrofit projects. Customer satisfaction is studied in three different Dutch approaches to retrofit owner‐occupied dwellings to increase energy efficiency. For the analysis, a customer satisfaction framework is used that makes a distinction between satisfiers, dissatisfiers, criticals, and neutrals. This framework makes it possible to identify and structure different relevant factors from the perspective of owner‐occupants, allows visualising gaps with the professional perspective, and can assist to improve current propositions.
MULTIFILE
In Nederland draaien 600.000 industriemotoren in transport, scheepvaart en z.g. Non Road Mobile Machinery (m.n. land- en bosbouw machines en stationaire motoren). Zij verbruiken jaarlijks ongeveer 5 miljard liter diesel, 20%% van het totale dieselverbruik. Ook deze sectoren dienen hun CO2 uitstoot en stikstofuitstoot te reduceren. Kijkend naar mogelijke oplossingen is elektrificatie niet geschikt vanwege het hoge specifiek gevraagde vermogen + kosten. Waterstof is te duur en voor mobiele toepassingen te bewerkelijk. Gesteund door technologie-neutraal klimaatbeleid vanuit de EU (32% hernieuwbare brandstoffen in 2030, waar elektrificatie niet mogelijk is), definieert de sector een voorkeur voor hernieuwbare methanol als marsroute richting emissiereductie. RAAK-MKB project Schoon Schip levert eind 2023 een werkend prototype methanol-conversiekit en manual voor een kleine industriemotor op. Mede door dit succes, groeide het consortium en ontstond een nieuwe vraag: Hoe kan de sector van industriemotoren lokale emissies van het huidige motorenpark van Stage III motoren naar Stage V niveau- en de Well-to-Wheel CO2-uitstoot verlagen met gebruik van hernieuwbare methanol als brandstof? De huidige stand van de techniek laat zien dat in grote (scheepvaart) motoren (<10.000Kw) dual-fuel en uitlaatgasnabehandeling vorm krijgt, voor kleinere industriemotoren is deze techniek nog nauwelijks beschikbaar. De HAN beantwoordt deze marktvraag in 4 werkpakketten om effectieve conversie van een stageIII motor naar StageV emissies te realiseren. Ze maakt hier een vertaalslag van de wetenschap en kennis bij grote zeevaartmotoren, naar (kleinere) industriemotoren. Dit gebeurt door te onderzoeken binnen welke kaders (economisch, emissies, prestaties en levensduur) een prototype motor te ontwikkelen klaar voor lange duurtesten. Brandt Schoon combineert opgedane motorenkennis met kennis uit de academische wereld om tot een betrouwbare toepassing van methanol in de binnenvaart te komen. Het gaat er om tot een werkende praktijkoplossing te komen voor het gebruik van hernieuwbare methanol in het bestaande park van 600.000 industriemotoren.
Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW), directie Duurzame Mobiliteit, heeft aan Breda University of Applied Sciences (BUas) verzocht om een onderzoek uit te voeren naar de CO2 voetafdruk – de zgn. carbon footprint - van de recreatieve mobiliteit in Nederland in 2023. Dit op basis van het nieuwe Nederlands Vrije-tijdsonderzoek (NVTO), wat een completer beeld over recreatieve bestemmingen moet geven dan eerder onderzoek op basis van de ‘Onderweg in Nederland’ (OdiN) dataset (Martensen et al., 2023). Het onderzoek moet de directie Duurzame Mobiliteit van IenW helpen bij de verduurzaming van recreatieve mobiliteit, als onderdeel van het behalen van klimaatdoelstellingen. Het uiteindelijk doel is om in beeld te brengen wat de carbon footprint van aan recreatie gerelateerde mobiliteit in Nederland is.De hoofdvraag luidt:“Hoe ziet de CO2-uitstoot van recreatieve reizen door de inwoners van Nederland eruit, voor verschillende recreatieve bestemmingen en reizigers(doel)groepen?”Societal IssueHet reduceren van CO2 uitstoot door personenmobiliteit is een van de werkzaamheden van de directie Duurzame Mobiliteit van IenW om aan de klimaatdoelstellingen te werken. Recreatieve mobiliteit – verplaatsingen van en naar een recreatieve bestemming door bezoekers van die recreatieve bestemming – is hier een onderdeel van. Een eerste stap in het krijgen van meer inzicht in de uitstoot van recreatieve mobiliteit vormde het rapport ‘CO2 uitstoot bij recreatieve verplaatsingen’ door het KiM (Martensen et al., 2023), op basis van de dataset ‘Onderweg in Nederland’ (OdiN). IenW wil op basis van de dataset van het NVTO extra inzicht verkrijgen in recreatief reizigersgedrag en bijbehorende uitstoot, om hiermee beleid beter te kunnen ontwikkelen en af te stemmen. IenW wil inzicht op welke manier Nederlanders, en verschillende groepen daarbinnen, naar recreatieve bestemmingen reizen en hoeveel CO2-uitstoot hiermee gepaard gaat. Benefit to societyCarbon footprint rapportages bieden bedrijven, organisaties en overheden de mogelijkheid om de consequenties van klimaatbeleid in te kunnen schatten, strategische beslissingen te nemen, en bijvoorbeeld producten en communicatie aan te passen.
Het door de Nederlandse overheid ingezette klimaatbeleid noodzaakt een efficiënter en circulair gebruik van grondstoffen en materialen. Innovatie speelt hierbij een sleutelrol. Met steeds minder grondstoffen moet hetzelfde bereikt worden, hiermee wil de Nederlandse samenleving ‘volhoudbaar’ zijn. Het gebruik van hernieuwbare grondstoffen, zoals lokaal hout gekapt uit duurzaam beheerde bossen levert hieraan een substantiële bijdrage. Veel inheemse houtsoorten moeten voor buitentoepassingen verduurzaamd of gemodificeerd worden om een goede levensduur te bereiken. Deze verduurzaming of modificatie gaat veelal gepaard met technische en milieutechnische nadelen. De veredeling van vurenhout met behulp van (biobased) Polypyrrool ondervangt veel van de gesignaleerde nadelen. Verschillende eigenschappen verbeteren door deze veredeling. Hiermee wordt het ruim beschikbare vurenhout (met minimale milieu-impact), geschikt gemaakt voor exterieur-toepassingen. Verrijking van het hout gebeurt op basis van een oxidatieve in-situ polymerisatie van Pyrrool in het hout. In dit onderzoek wordt verkend hoe bij de veredeling van vurenhout een grotere indringing in vurenhout bereikt kan worden. Dit is belangrijk omdat daardoor de effecten van de veredeling dieper in het hout aanwezig zijn. Een efficiëntere productiewijze is een aanvullend neveneffect. Op termijn kunnen via deze methode ook andere interessante eigenschappen van Polypyrrool zoals UV-absorptie, elektrische geleiding en reflectie van straling overgedragen worden aan het behandelde vurenhout.