Dienst van SURF
© 2025 SURF
Waarom is een circulaire transitie noodzakelijk en wat is wat is de bijdrage die het Fontys Expertisecentrum Circulaire Transitie (FECT) daarin wil bieden?
Deze voorlichtingspublicatie is bedoeld voor allen die te maken hebben of te maken krijgen met de selectie, toepassing en uitvoering van warmtebehandelingen. Daarbij moet gedacht worden aan constructeurs, lastechnici, werkvoorbereiders, enzovoorts. Deze voorlichtingspublicatie is een update van de bestaande NIL-voorlichtingspublicatie V990906 (september 1999) "Warmtebehandeling van metalen in relatie tot de lastechniek". De updating was noodzakelijk omdat er enerzijds geen document beschikbaar was met een duidelijk overzicht van de (belangrijkste) warmtebehandelingen en anderzijds omdat de ontwikkelingen in onder andere de nieuwe staalsoorten beperkingen (kunnen) stellen aan de uitvoering van warmtebehandelingen. De in deze voorlichtingspublicatie genoemde warmtebehandelingen zijn die, welke veel voorkomen in de staalverwerkende industrie en dus ook in de lastechniek. De meest belangrijke warmtebehandelingen worden in beknopte vorm behandeld. Doel van deze publicatie is voornamelijk basisinformatie te verschaffen over de warmtebehandelingen. Warmtebehandelingen hebben effecten op de metaalkundige aspecten, zoals de structuur en de daaraan gerelateerde mechanische eigenschappen. Daarom wordt in een aantal hoofdstukken aandacht besteed aan de opbouw (kristalstructuur) van de metalen, alsmede de invloed van het opwarmen naar en (snel) afkoelen vanaf een bepaalde warmtebehandelingstemperatuur. Daarnaast wordt ook beknopt ingegaan op de uitvoering van warmtebehandelingen. Het is echter geenszins de bedoeling met deze publicatie volledig te zijn.
Met 59 mensen uit het werkveld van het (agrarisch) natuurbeheer en diverse onderzoekers was de bijeenkomst Wintervoedsel voor akkervogels (dd.13 januari 2022) geslaagd. Jules Bos (Vogelbescherming Nederland) heeft verteld over de ervaringen en resultaten van het beheer van wintervoedselakkers in Noord-Limburg. Hierna heeft Bauke Koole laten zien hoe je met behulp van doelsoortenmonitoring het akkervogelbeheer kan evalueren en verbeteren. De bijeenkomst was georganiseerd door Hogeschool Van Hall Larenstein en BoerenNatuur (vanuit het LIFE IP All4Biodiversity project).
MULTIFILE
Patiëntdata uit vragenlijsten, fysieke testen en ‘wearables’ hebben veel potentie om fysiotherapie-behandelingen te personaliseren (zogeheten ‘datagedragen’ zorg) en gedeelde besluitvorming tussen fysiotherapeut en patiënt te faciliteren. Hiermee kan fysiotherapie mogelijk doelmatiger en effectiever worden. Veel fysiotherapeuten en hun patiënten zien echter nauwelijks meerwaarde in het verzamelen van patiëntdata, maar vooral toegenomen administratieve last. In de bestaande landelijke databases krijgen fysiotherapeuten en hun patiënten de door hen zelf verzamelde patiëntdata via een online dashboard weliswaar teruggekoppeld, maar op een weinig betekenisvolle manier doordat het dashboard primair gericht is op wensen van externe partijen (zoals zorgverzekeraars). Door gebruik te maken van technologische innovaties zoals gepersonaliseerde datavisualisaties op basis van geavanceerde data science analyses kunnen patiëntdata betekenisvoller teruggekoppeld en ingezet worden. Wij zetten technologie dus in om ‘datagedragen’, gepersonaliseerde zorg, in dit geval binnen de fysiotherapie, een stap dichterbij te brengen. De kennis opgedaan in de project is tevens relevant voor andere zorgberoepen. In dit KIEM-project worden eerst wensen van eindgebruikers, bestaande succesvolle datavisualisaties en de hiervoor vereiste data science analyses geïnventariseerd (werkpakket 1: inventarisatie). Op basis hiervan worden meerdere prototypes van inzichtelijke datavisualisaties ontwikkeld (bijvoorbeeld visualisatie van patiëntscores in vergelijking met (beoogde) normscores, of van voorspelling van verwacht herstel op basis van data van vergelijkbare eerdere patiënten). Middels focusgroepinterviews met fysiotherapeuten en patiënten worden hieruit de meest kansrijke (maximaal 5) prototypes geselecteerd. Voor deze geselecteerde prototypes worden vervolgens de vereiste data-analyses ontwikkeld die de datavisualisaties op de dashboards van de landelijke databases mogelijk maken (werkpakket 2: prototypes en data-analyses). In kleine pilots worden deze datavisualisaties door eindgebruikers toegepast in de praktijk om te bepalen of ze daadwerkelijk aan hun wensen voldoen (werkpakket 3: pilots). Uit dit 1-jarige project kan een groot vervolgonderzoek ‘ontkiemen’ naar het effect van betekenisvolle datavisualisaties op de uitkomsten van zorg.
Uit gesprekken met bedrijven binnen de pluimveesector en maatschappelijke organisaties blijkt dat bij de ontwikkeling van pluimveeproducten de focus ligt op duurzaamheid en circulariteit. Bedrijven zijn hierbij specifiek bezig met het vervangen van uit Zuid-Amerika afkomstige soja door duurzame eiwitstromen, omdat de stellige verwachting is dat de sojaprijs gaat stijgen en dat milieubelasting van pluimveeproducten belangrijker gaat worden dan dierenwelzijn. Bovendien kunnen zonder geïmporteerde soja betere garanties worden afgegeven voor GMO-vrije veevoeders. De geconsulteerde bedrijven en organisaties geven aan dat praktijkproeven op het gebied van eiwit uit reststromen en insecten nodig zijn om stappen te zetten wat betreft het inzetten op toekomstbestendig pluimveevoer. Uit een literatuuronderzoek concludeert het consortium dat een aantal alternatieve eiwitbronnen voor diervoer interessant zijn maar nog niet altijd ver genoeg ontwikkeld zijn voor praktische toepasbaarheid op korte termijn. Uit een overzicht van CLM blijkt dat milieutechnisch én economisch vooral de peulvruchten (lupinen, erwten en veldbonen) en eiwitrijke restproducten van verscheidene teelten (o.a. aardappel- en wortelteelt) in aanmerking komen om geïmporteerde sojaschroot te vervangen. Echter, deze eiwitbronnen kunnen hoogwaardiger worden ingezet als voedingsmiddelen voor humane consumptie. Daartegenover staan de verwachte ontwikkelingen wat betreft legalisering van insecten in veevoer. Tenslotte is ook eendenkroosraffinage ver genoeg ontwikkeld om toe te gaan passen in pluimveevoer. Het praktijkgestuurd onderzoek wordt uitgevoerd door de Aeres Hogeschool in samenwerking met MKB-bedrijven die op dat onderwerp actief zijn en belang hebben bij kennisontwikkeling. Het onderzoek wordt ondersteund door expertisecentra. De belangrijkste doelstelling van het onderzoek is dat bestaande kennis wordt toegepast en nieuwe kennis wordt ontwikkeld om de nieuwe voeders te kunnen gebruiken in de primaire pluimveehouderij. Belangrijk hierbij is de praktijkproef waarin pluimveevoeders geproduceerd worden op basis van reststromen en/of insecten en gevoerd worden aan pluimvee. De effecten van deze nieuwe voeders zullen in een praktijkopstelling bepaald worden.
Knieprotheseplaatsingen één van de meest uitgevoerde operaties in Nederland, waarna vrijwel alle patiënten een postoperatief fysiotherapietraject in de eerste lijn doorlopen om het herstel te bevorderen. Desondanks verloopt dit herstel bij een aanzienlijke groep (20-30%) niet goed: bij hen vindt terugkeer naar dagelijks functioneren, werk en sport vertraagd of geheel niet meer plaats. Fysiotherapeuten en ook andere professionals zijn momenteel niet goed in staat om te voorspellen hoe het herstel zal verlopen. Indien fysiotherapeuten dit herstel in een zo vroeg mogelijk stadium in het revalidatietraject accuraat kunnen voorspellen, zouden zij op basis hiervan de behandeling tijdig kunnen bijstellen om daarmee het (vertraagde) herstel te bevorderen. Met dit 1-jarige KIEM-project willen wij een belangrijke stap zetten in het vroegtijdig in het revalidatietraject kunnen voorspellen van het lange termijnherstel na een knieprotheseplaatsing. Binnen een nieuw samenwerkingsverband van kennis- en praktijkpartners op dit terrein, zullen wij eerst de meest kansrijke voorspellende patiëntkenmerken (voorspellers) selecteren op basis van literatuur (werkpakket 1) en op basis van praktijkervaringen van patiënten, fysiotherapeuten en orthopedisch chirurgen (werkpakket 2). Vervolgens zal de Landelijke Database Fysiotherapie gebruikt worden om te verkennen of met deze geïdentificeerde patiëntkenmerken het lange termijnherstel voorspeld kan worden (werkpakket 3). Tenslotte zal, naast oplevering van de eindproducten (artikel, presentatie, ‘short list’ met kansrijke voorspellers), de voorbereiding voor een groot vervolgonderzoek gestart worden (werkpakket 4). Dit KIEM-project zal niet alleen nieuwe wetenschappelijke inzichten en een nieuw landelijk samenwerkingsverband van kennis- en praktijkpartners opleveren. Ook zal hieruit een groot vervolgonderzoek ‘ontkiemen’. Dit vervolgonderzoek zal als doel hebben om een accuraat voorspelmodel voor het lange termijnherstel na knieprotheseplaatsing met behandelstrategieën te ontwikkelen en in de praktijk op meerwaarde te testen. Daarmee komt vroegtijdige voorspelling en bevordering van het herstel na een knieprotheseplaatsing een stap dichterbij.