Dienst van SURF
© 2025 SURF
Vier jaar geleden verzochten de drie noordelijke provincies aan de Hanzehogeschool Groningen en de Rijksuniversiteit Groningen om een netwerk op te richten waar professionals kennis over krimp kunnen halen en brengen. Eén loket: van het Noorden, voor het Noorden. Dit verzoek heeft geleid tot het Kennisnetwerk Krimp Noord-Nederland (KKNN).Het KKNN zou onder meer het volgende bieden: een website, database, kennismakelaarsfunctie, kleinschalige themabijeenkomsten, samenwerking, een overzicht geven van onderzoeken en een onderzoekagenda ontwikkelen. Dit is vertaald in de drie pijlers van het KKNN, te weten: kennisnetwerk, kennisdelen en kennis ontwikkelen.Waar staat het KKNN nu en hoe nu verder?Samenwerkingsverband KKNN.
Het lectoraat Armoede Interventies heeft in 2018 een vervolgonderzoek uitgevoerd naar de eerste fase van de schuldhulpverlening in Amsterdam. We hebben in dit onderzoek specifiek gekeken in welke mate de dienstverlening methodisch, klantgericht en professional is opgezet en wordt uitgevoerd en dit vergeleken met de bevindingen uit de nulmeting die in 2015 is uitgevoerd. Daarnaast hebben we gekeken in welke mate er gebruik wordt gemaakt van de meest recente inzichten uit de wetenschap. Een belangrijke hoofdconclusie in dit vervolgonderzoek is dat het klantgericht en methodisch werken veel meer uitgangspunt vormen dan in 2014-2015 en dat er meer aandacht is voor evidence based werken.
Het ‘Platform Inzet van Technologie voor Gezondheid en Welzijn (PIT)’ beoogt bij te dragen aan de duurzame implementatie en integratie van technologische innovaties in (gezondheids)zorg en welzijn (digitale zorg en ondersteuning) en de opschaling en evaluatie ervan. Digitale zorg en ondersteuning maken het mogelijk om de juiste zorg op de juiste plek te bieden, bijvoorbeeld met behulp van zelfmetingen en thuismonitoring. De ontwikkelingen op het gebied van digitale zorg gaan heel snel. Technologie is voor een groot deel ontwikkeld en voorhanden, maar uit onderzoek blijkt dat de implementatie, integratie, evaluatie, structurele financiering en opschaling een groot aantal struikelblokken kent. Onderzoek, onderwijs en werkveld moeten doelgericht samenwerken om een nieuwe praktijk vorm te geven waarin technologie wordt toegepast. PIT richt zich daarom nadrukkelijk niet alleen op praktijkgericht onderzoek in en met het werkveld, maar ook op samenwerking in onderwijs en nascholing op het gebied van digitale zorg zoals tot uiting komt in de volgende drie inhoudelijke hoofdthema’s: • Praktijkgericht onderzoek naar implementatie en integratie van technologische innovaties in de (zorg)praktijk voor zorgprofessionals en burgers, patiënten en cliënten. • Praktijkgericht onderzoek naar evaluatie en opschaling van technologische innovaties voor gezondheid en welzijn. • Onderwijs en nascholing op het gebied van technologische innovaties voor gezondheid en welzijn. Elk thema heeft een werkgroep voor het uitvoeren van de onderzoeksagenda, het verbinden met het werkveld en het kennisdelen. PIT heeft een open karakter: nieuwe stakeholders zijn van harte uitgenodigd deel te nemen aan de werkgroepen. Dit kunnen deelnemers zijn vanuit onderzoek, zorg, welzijn, ondernemerschap, onderwijs (mbo, hbo), etc. Vanuit PIT wordt er samengewerkt met de platformen Personalised Health, Zelfmanagement, en Praktijkgericht ICT-onderzoek. Daarnaast zijn drie lectoren uit het PIT-bestuur betrokken in gehonoreerde SPRONG-programma’s: - FAITH: een Noord-Nederlands samenwerkingsverband met Hanzehogeschool, NHLStenden, kennisinstellingen en 25 zorgorganisaties. - Mensen in Beweging: SPRONG-programma van Hogeschool van Amsterdam met meer dan 30 partners.
Een op de drie Nederlanders heeft een chronische aandoening en dat aantal neemt sterk toe bij mensen boven de 75 jaar. De meeste mensen zijn niet zorgafhankelijk maar leven met de gevolgen van chronische gezondheidsproblemen. Dit vraagt andere inrichting van de zorg, waarin aandacht moet verschuiven van behandeling van ziekte en geven van zorg naar aandacht voor functioneren en zelfmanagement. Hierbij gaat het niet alleen om het omgaan met de medische consequenties en behandeling, maar ook om sociaal-maatschappelijke participatie en emotionele uitdagingen. Voor zorgverleners is de opdracht om dit zelfmanagement effectief te ondersteunen lang niet altijd vanzelfsprekend; zij zijn gewend aan de ‘expertrol’ maar worden nu geacht samen met de patiënt / zorgvrager te beslissen en om persoonsgerichte zorg te leveren. Bovendien vraagt het ondersteunen van zelfmanagement en eigen regie bij kwetsbare groepen zoals ouderen met multimorbiditeit, jongeren met chronische aandoeningen, mensen met lage gezondheidsvaardigheden of kwetsbare zwangeren extra aandacht. Ook voor veel mensen zelf – en vooral bij kwetsbare groepen – zijn zelfmanagement en eigen regie niet vanzelfsprekend. De afgelopen jaren is de nadruk steeds meer komen te liggen op het versterken van eigen kracht van burgers. Zelfmanagement en eigen regie worden steeds belangrijker in het omgaan met gezondheid en welzijnsvraagstukken, ook ten behoeve van participatie. Een kanteling naar een zorg- en welzijnsmaatschappij waarin zelfmanagement centraal staat, vergt een cultuurverandering in organisaties en attitude- en gedragsveranderingen bij professionals. Door met lectoren vanuit verschillende hogescholen en domeinen – samen met de praktijk en het onderwijs – aan praktijkgericht onderzoek te werken, wordt optimaal gebruik gemaakt van de expertise en het netwerk van deze lectoren en wordt samenwerking tussen hen bevorderd. De lectoraten zijn naar elkaar aanvullend in expertise waardoor kennis en oplossingen die worden ontwikkeld breed toepasbaar zijn in de praktijk en in de verschillende curricula van de betrokken opleidingen. Tevens worden uniforme definities ontwikkeld en wordt een gemeenschappelijke, (lectoraat)overstijgende benadering ontwikkeld voor het bevorderen van zelfmanagement en eigen regie, ook voor kwetsbare groepen binnen het domein zorg en maatschappelijke participatie. Hierbij kiezen we voor een persoonsgerichte aanpak. Hiermee wordt interprofessioneel samenwerken – zowel in lokale als in landelijke netwerken – gestimuleerd. Dit alles draagt bij aan het beter toerusten van huidige en toekomstige professionals. De initiërende lectoren willen met gezamenlijk praktijkgericht onderzoek bijdragen aan het versterken van het zelfmanagement en de eigen regie van burgers en vooral kwetsbare groepen en aan het goed toerusten van relevante beroepsgroepen. Ze beogen daarbij een langdurige samenwerking, ondersteund door de platformregeling.
Sinds jaren werken de Rotterdamse kennisinstellingen met gemeente en maatschappelijke partners samen aan de oplossing van grootstedelijke problemen. Het aantal initiatieven dat daaruit voortgekomen is, is groot en divers. Vanwege de verschillende verbanden was er gebrekkig overzicht. Dat overzicht realiseren we nu wel. Daarvoor hebben we vanuit de impulsregeling City Deal Kennis Maken (CDKM) een digitale infrastructuur gecreëerd. Mentoren op Zuid (MoZ) is een van de initiatieven dat positief opvalt, onder andere vanwege zijn impact. Bij MoZ worden studenten als mentor, coach en maatje voor kinderen uit het basis- en voortgezet onderwijs ingezet. Sinds de start in 2014, zijn er 5.093 matches gemaakt tussen mentor en mentee, waren 1.232 studenten mentor, werden mentoren door mentees met een 4,1 op een schaal van 5 gewaardeerd en participeren er dit schooljaar twee hogescholen. Indrukwekkende cijfers, maar voor een zo'n succesvol programma zouden meer studenten en leerlingen, en daarmee de stad, moeten profiteren. Zeker omdat er in Rotterdam vanwege achterstanden zoveel behoefte aan is. Een van de belangrijke speerpunten van het huidige College is gelijke kansen voor iedereen. CDKM Rotterdam heeft besloten zich actief in te zetten voor MoZ. Onze ambitie is om het programma inclusief te maken voor de hele stad en niet alleen voor studenten van het hbo, maar ook het mbo en de universiteit. Binnen twee jaar willen we met behulp van deze subsidieaanvraag MoZ een aantal programma's implementeren aan de Noordelijke zijde van stad. Daarnaast verbeteren we monitoring en upgrades van het programma, door in te zetten op een update van de mentorenapp. Tevens besteden we extra aandacht aan promotie en kennisdelen, onder andere met een film en presentaties. Op die manier hopen we te stimuleren dat meer kennisinstellingen gebruik zullen gaan maken van het succesvolle programma MoZ. Niet alleen in Rotterdam, maar ook in de overige steden van de City Deal.