Dienst van SURF
© 2025 SURF
In dit verkennende onderzoek is zicht gekregen op de meerwaarde van intervisie voor gezinshuisouders. Er is een literatuuronderzoek gehouden naar de werkzame bestanddelen voor intervisiegroepen. Daarnaast is er er een enquête gehouden over het nut van intervisienetwerken voor gezinshuisouders. Hier hebben 70 gezinshuisouders aan meegewerkt. En tenslotte zijn er vervolgens diepte-interviews gehouden met 8 gezinshuisouders. Bijgevoegd is ook een visuele samenvatting van het rapport.
MULTIFILE
School video interactiebegeleiding (SVIB) heeft zich bewezen als een krachtig middelom het handelen van leraren te verbeteren. Dit is echter wel een intensief en tijdrovend traject en minder geschikt voor een substantiële plaats in de lerarenopleiding. De Pedagogische Academie van de Hanzehogeschool Groningen heeft daarom als experiment een traject ‘begeleide intervisie met videobeelden’ gedaan met groepjes tweedejaarsstudenten.In dit artikel vertellen wij hoe dit traject is vormgegeven en wat de ervaringen zijn.
Presentatie Congres voor lerarenopleiders, VELONconferentie Zwolle, 10 en 11 maart 2014.Een jong team lerarenopleiders werkt aan de eigen professionalisering door het gebruik van de methode Krachtig Meesterschap, waarbij zij werkt aan haar eigen handelingsreportoire en als team leren. De centrale vragen binnen hun intervisietraject waren: • Hoe kunnen we leren werken met de methode Krachtig Meesterschap toegepast in het eigen team?• Hoe leren we als team?• Hoe geven we vorm aan een duurzame vorm van professionalisering? • Is deze aanpak geschikte eerste stap naar een leven lang leren?Het team heeft aan de hand van videobeelden van de eigen lespraktijk leerpunten in beeld gebracht, geanalyseerd en interventies bedacht die opnieuw getest zijn aan de hand van nieuw videomateriaal in de eigen lespraktijk. Deze werkwijze heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan hun eigen self-efficacy. Het resultaat van deze werkwijze is ook dat zij samen hun eigen teamcultuur hebben gecreëerd, die gekenmerkt wordt door openheid en transparant zijn over je eigen werkwijze als docent. De opbrengst is een team dat nieuwe onderwijsvormen uitprobeert aan de hand van hun eigen invulling van hun rol als docent.
Intervisieproces met Femke Merkx als begeleider t.b.v. dossier 2015-02-72P eHealth in de wijk: Ondersteuning voor de wijkverpleegkundige bij het indiceren van eHealth.
Aanleiding De geestelijke gezondheidszorg (GGZ) staat voor een grote opgave: er moet fors bezuinigd worden terwijl de kwaliteit van de zorg gehandhaafd moet blijven. Inzet van beeldcommunicatie kan hieraan een bijdrage leveren. Zorgverleners zijn echter niet of nauwelijks getraind op beeldcommunicatie. Ze zijn juist geoefend om subtiele signalen te interpreteren die via beeldcommunicatie niet of veel moeilijker waarneembaar zijn. Doelstelling De ambitie van het project is om GGZ-zorgverleners te ondersteunen bij het effectief inpassen van beeldbellen in de eigen zorgverlening. Daarvoor moeten de volgende drie doelen bereikt worden. 1. het verkrijgen van kennis en inzichten over de vraag waarom het (intensiever) inzetten van beeldbellen voor de GGZ-zorgverleners nu zo moeilijk is; 2. het omzetten van deze kennis en inzichten in producten die recht doen aan de complexiteit van de GGZ-problematiek en daarnaast praktisch toepasbaar zijn voor de drukbezette professional; 3. het verrijken van de opleidingen Verpleegkunde van deelnemende hogescholen Windesheim en Hanzehogeschool Groningen met modules en minoren waarin de verworven kennis en producten zijn geïntegreerd. De onderzoekers verzamelen data via diepte-interviews. Zij analyseren deze data met behulp van de affinity-diagrammingmethode. De resultaten van de analyses worden in workshops gedeeld met de GGZ-medewerkers en getoetst, om kennisuitwisseling en nadere vraagarticulatie te bevorderen. Beoogde resultaten De zorgverleners hebben behoefte aan praktische informatie en handvatten. De beoogde resultaten van het project zijn in eerste instantie een praktijkverhalenboek, video testimonials en checklists. Vervolgens kan daarop een e-learningmodule of MOOC en een serious game worden gebaseerd. Deze hulpmiddelen krijgen ook een plaats in het onderwijs van de verpleegkundeopleidingen van de deelnemende hogescholen.
Kunstenaars en andere ‘creatieven’ vinden steeds moeilijker betaalbare werkruimte. Atelierstichtingen en broedplaatsorganisaties zitten klem tussen oplopende kosten, teruglopende subsidies en de structureel zwak-ke inkomenspositie van de hurende kunstenaars. Een manifest van Platform BK, dat beeldend kunstenaars vertegenwoordigt, en de KunstenBond agendeert dit vraagstuk. Een bijkomend probleem vormt de hoogspan-ning op de vastgoedmarkt, waardoor panden zeer gewild zijn bij projectontwikkelaars en gemeenten geneigd zijn om voor de panden die zij aan deze organisaties verhuren andere draagkrachtigere huurders te zoeken. Medewerkers en management van broedplaatsorganisaties staan voor de uitdaging om hun businesscase maatschappelijk en financieel te verduurzamen. Dit vraagt om nieuwe waardeproposities en herpositionering ten opzichte van de gemeente en andere publieke en private stakeholders. Ook het profiel van de broed-plaatsprofessional verandert. Ontwikkelaars van broedplaatsen zijn veelal geleidelijk in hun organiseren-de/coördinerende rol gegroeid. Het speelveld van stedelijke (gebieds)ontwikkeling waarop zij opereren is echter dynamisch. De broedplaatsprofessional krijgt steeds nadrukkelijker de positie van stedelijke kwartiermaker: een nieuwe, hybride rol op het snijvlak van vastgoed, cultuur, welzijn en ruimtelijk(-economisch)e ontwikkeling. Dit project beoogt broedplaatsorganisaties te voeden met (bedrijfs-)strategieën om hun businessmodel toe-komstbestendig te maken en deze te vertalen naar benodigde competenties voor de betrokken professionals. Alleen zo kunnen zij blijven bijdragen aan de politiek gewenste levendige en veelkleurige stad, waar mensen graag wonen en bedrijven zich graag vestigen. Veel onderzoek onderbouwt dat steden die investeren in cultuur economisch beter presteren. Daarbij gaat het niet alleen om toptheaters en –musea maar juist ook om innova-tie en creativiteit ‘van onderop’. Fontys Hogescholen gaat deze problematiek onderzoeken met inzet van een breed consortium creatieve ver-zamelgebouwen, netwerk- en kennispartners. Gezamenlijk vertegenwoordigen deze organisaties ruim 300 ate-liergebouwen/broedplaatsen, 4.700 werkruimten en honderdveertig professionals. De broedplaatsenproble-matiek speelt bovendien in vrijwel alle G40-steden, hetgeen de resultaten van dit project potentieel relevant maakt voor honderden professionals bij gemeenten, woningcorporaties en andere vastgoedeigenaren.