Dienst van SURF
© 2025 SURF
INTRO: Tijdens voetbaltrainingen worden vaak kleine partijspelen gebruikt omdat verondersteld wordt dat ze de fysieke belasting van wedstrijden goed nabootsen. Fysieke belasting kan worden opgedeeld in interne belasting, oftewel de daadwerkelijke fysiologische belasting en in externe belasting, zoals het lopen van een bepaalde afstand. Primair doel van het onderzoek is om te achterhalen of de fysieke belasting veranderd naarmate de veldgrootte bij kleine partijspelen verandert. METHODE: Er participeerden 31 talentvolle voetballers (15,6 ± 2,6 jaar) uit drie leeftijdscategorieën in het onderzoek. Zij speelden totaal vier partijspelen op een klein veld (40x30m) en totaal vier op een groot veld (50x37,5m), verdeeld over twee weken. Elk partijspel duurde 4 minuten met 2 minuten rust tussen elk partijspel. In de eerste week werd eerst tweemaal op het kleine veld gespeeld, gevolgd door tweemaal op het grote veld. De tweede week werd de volgorde omgedraaid. Er werd 4 tegen 4 gespeeld plus keepers. Tevens golden er aangepaste regels. Voor de interne belasting werd hartslag gemeten. Voor externe belasting werden gelopen afstand en aantal sprints gemeten met de Zephyr BioHarness 3.RESULTATEN: Hartslagwaarden tussen het grote en het kleine veld verschilden niet. Spelers legden 50 meter meer afstand af op het grote veld en sprintten ongeveer twee keer vaker op het grote veld.CONCLUSIE: Veldgrootte heeft geen invloed op de interne belasting. Wel heeft veldgrootte invloed op externe belasting. Het is voor trainers belangrijk om veldgrootte zorgvuldig te kiezen, zodat juiste trainingsdoeleinden worden bereikt.
De balans tussen de belastbaarheid van sporters en de belasting moeten zo goed mogelijk afgestemd zijn om optimale trainingseffecten te realizeren. Er wordt onderscheid gemaakt tussen externe en interne trainingsbelasting, wat duidt op de belasting die extern of intern door de sporter wordt ervaren. Het sturen en bewaken van de balans wordt bij professionele sporters doorgaans verzorgd door (para)medische professionals en/of sportwetenschappers. Doordat er tegenwoordig vele manieren van test- en meettechnologie zijn om o.a. interne en externe belasting te meten is er een grote hoeveelheid aan data beschikbaar in de praktijk, waarvan het verwerken en analyseren arbeidsintensief is. Daarom is er vanuit de praktijk de behoefte om deze data snel inzichtelijk te maken. Vanuit het project is daarom een belastingsmonitor ontwikkeld o.b.v. big data technologieën. Het doel van dit rapport is een praktijkvalidatie van de belastingmonitor. Hierbij wordt enerzijds gekeken naar de verzamelde data door de praktijkpartners en anderzijds wordt onderzocht of veranderingen in ratio's tussen interne:externe belasting een valide manier is om veranderingen in fysieke fitheid te meten?Data door de praktijkpartners zijn op diverse manieren en voor diverse variabelen verzameld. De variabelen zijn onder te delen in de kopjes: (I) individuele kenmerken, (II) externe belasting, (III) interne belasting, (IV) herstel en (V) psychosociale stress. Doordat de diverse sportclubs variabelen verzamelen die zij van belang achten is het niet mogelijk geweest om 1 database op te stellen welke alle variabelen bevat. Hierin zou immers duidelijk moeten zijn wat per variabelen de definitie is, welke per sportclub kan verschillen. Voor toekomstige projecten is het wenselijk om hier uniformiteit in aan te brengen voor aanvang van het project. Dit zal eenvoudiger zijn naarmate ruwe data beschikbaar is, omdat het onwaarschijnlijk is dat de sportclubs hun definities aanpassen. De gebruikte meetinstrumenten en -methodes zijn voor het overgrote deel overeenkomstig uit de wetenschappelijke literatuur en tevens overeenkomstig met de wetenschappelijke standaard. Kanttekening is dat er voor dit rapport geen zicht is op de daadwerkelijke uitvoering van de betreffende metingen.De vraag of de veranderingen in ratio's tussen interne:externe belasting een valide manier is om veranderingen in fysieke fitheid te meten is beantwoord door gebruik te maken van een dataset van 1 voetbalclub (van 3 teams) over 2 seizoenen. Er gekeken of veranderingen in ratio's opgesteld uit diverse maten voor interne belasting (ervaren mate van inspanning en load) en externe belasting (totaal gelopen afstand en totaal gelopen afstand op hoge snelheid) met diverse tijdsintervallen een relatie vertoonden met veranderingen in fysieke fitheid, gemeten met gestandaardiseerde submaximale inspanningstesten. Uit de resultaten bleek dat er geen relatie is gevonden tussen vooraf genoemde variabelen. Er blijken diverse obstakels te zijn waardoor de verandering in ratio’s mogelijk niet correleren met de verandering in interne belasting tijdens fysieke testen. De belastingsmonitor kan dus niet gebruikt worden om fysieke fitheid van sporters inzichtelijk te maken wanneer gekeken wordt naar de opgestelde ratio’s tussen interne en externe belasting. Fysieke testen blijven hiervoor nog steeds noodzakelijk, omdat deze het beste beeld geven van de huidige fysieke fitheid van de sporters. De belastingsmonitor is daarom, voor nu, alleen geschikt voor het afzonderlijk inzichtelijk maken van de diverse variabelen uit de dataset.
InleidingVoor duursporters is een goede balans van belasting en herstel van groot belang voor hun prestaties. Hierbij gaat het niet alleen om fysieke belasting en herstel, zoals training en rust, maar ook om psychosociale belasting en herstel. Omdat er nog weinig bekend is over het psychosociale deel is het doel van deze studie om uit te zoeken hoe deze relatie tussen veranderingen in psychosociale belasting, herstel en prestatie-indicatoren bij duursporters eruit ziet. MethodeTwee jaar lang zijn psychosociale belasting, herstel en prestatie-indicatoren onderzocht van 115 duursporters. De sporters hebben in die periode dagelijks een trainingslogboek bijgehouden. Wekelijks tot 3-wekelijks hebben zij een belasting en herstelvragenlijst ingevuld (RESTQ-sport) en elke 6 tot 7 weken hebben zij een submaximale prestatietest gedaan. Gedurende deze periode is er bij de hardlopers een negatieve levensgebeurtenis (NLG) voorgekomen. De analyses van deze gegevens zijn tweeledig. Eerst is met behulp van multilevel-analyses uitgezocht wat de relatie is tussen psychosociale belasting, herstel en prestatie-indicatoren. Daarna is met ANOVA’s en T-tests uitgezocht wat de invloed is van een NLG op psychosociale belasting, herstel en prestatie-indicatoren. ResultatenDe analyses lieten zien dat een verbetering in psychosociale belasting en herstel bijdraagt aan een verbetering in prestatie-indicatoren. Bovendien bleek dat een NLG een negatieve invloed heeft op psychosociale belasting en herstel in de week van de gebeurtenis en 1 week daarna. Daarnaast blijkt dat de loopeconomie (prestatie-indicator) van hardlopers 3 weken na een NLG is verminderd.ConclusiesVeranderingen in psychosociale belasting en herstel zijn gerelateerd aan veranderingen in prestatie-indicatoren van duursporters. Daarbij verstoort een NLG de mate van psychosociale belasting en herstel en heeft het ook invloed op prestatie-indicatoren. Make it countCoaches kunnen psychosociale belasting en herstel monitoren om inzicht te krijgen in belastbaarheid van sporters. Hierdoor kunnen trainingsprogramma’s op het individu aangepast worden om uiteindelijk prestaties te verbeteren.
MULTIFILE
Er ontstaan in Nederland veel blessures als gevolg van overbelasting in alle lagen van de sport. Hoe kunnen deze blessures worden voorkomen? Insteek van dit project is het gebruik van (sensor)technologie en big data analyse voor het vroegtijdig detecteren van signalen van overbelasting en daarmee het voorkomen van blessures. Een grote hoeveelheid technologie wordt momenteel al gebruikt voor het meten aan sporters (quantified self). Professionele sportclubs investeren in dure systemen. Diepte-interviews tonen echter aan dat er twee grote problemen zijn: ten eerste de grote hoeveelheid data en ten tweede de kennis voor een juiste interpretatie van de data benodigd voor een omzetting naar een trainingsadvies. Computermodellen opgebouwd uit systematische data-analyse van de enorme hoeveelheden trainingsdata en aangevuld met domeinkennis kunnen deze problemen oplossen. Er is behoefte aan een systeem waarin informatie uit verschillende bronnen in één systeem wordt opgeslagen en toegankelijk gemaakt om vervolgens geïntegreerd geanalyseerd te kunnen worden. Individuele profielen moeten gebouwd worden uit de data voor een snelle, automatische interpretatie. Hiermee kan grensbewaking voor overbelasting plaatsvinden en kunnen trainingsaanpassingen gedaan worden waar nodig. Vanuit deze behoefte richt het project zich op de praktijkvraag “Hoe kunnen we een praktisch toepasbaar gereedschap ontwikkelen dat valide de externe en interne trainingsbelasting kan meten, de (para)medische staf en/of fysiek trainer helpt bij het detecteren van (potentiële) overbelasting en daarmee helpt bij het plegen van de juiste interventies voor het voorkomen van blessures?”. Het principe van een dergelijke ‘belastingmonitor’ is al aangetoond. Voor een volwaardig prototype zal echter zowel het computermodel als de gebruikersapplicatie technisch gezien moeten worden doorontwikkeld, geoptimaliseerd, uitgebreid en vooral getest. Daar richten de onderzoeksvragen van dit project zich op. De focus ligt in eerste instantie op het (betaalde) voetbal, maar kan ook naar andere teamsporten en de breedtesport vertaald worden.
Hogeschool Rotterdam leidt jongeren op tot competente professionals op basis van de nieuwste inzichten en kennis om uitdagingen in de veranderende maatschappij van vandaag en morgen aan te gaan, Eigenstandig en hoogwaardig praktijkgericht onderzoek en de daarbij behorende dialoog met het onderwijs is hiervoor essentieel. De opgaven die vanuit de maatschappij, het bedrijfsleven en de overheid op ons afkomen, zijn vertaald in vier speerpunten: toekomstbestendige economie, duurzame energietransitie, digitalisering en AI, en vitale gemeenschap. Als belangrijke partij in de stad Rotterdam, met haar unieke karakter en multiculturele samenleving en smeltkroes van industrie, logistiek en technologie, hebben we ons geprofileerd als samenwerkingspartner voor lokale, regionale en nationale bedrijven en overheden. De volgende stap is om deze ontwikkeling door te zetten in internationale context. Hiervoor is er binnen Hogeschool Rotterdam een ontwikkeling nodig op twee sporen: enerzijds willen we ons richten op netwerkvorming om te ontwikkelen tot serieuze partner en penvoerder van grote Europese projecten, en anderzijds willen we ons richten op de interne professionalisering die ervoor nodig is om de belasting voor de organisatie die komt kijken bij dergelijke grote consortiumprojecten administratief, financieel en juridisch aan te kunnen en adequaat te kunnen verrichten. Binnen dit project gaan lectoren op de speerpuntthema's nieuwe netwerkverbanden leggen om zich uiteindelijk te kunnen profileren als serieuze partner en penvoerder. Aan de kant van projectmanagement en financiële administratie gaan we ons richten op scholing en kennisdeling door middel van het volgen van de meest actuele workshops en trainingen door professionele en vakorganisaties. De kennis zal worden geborgd binnen de organisatie door middel van interne kennissessies. Aan het einde van dit project zal Hogeschool Rotterdam op beide facetten klaar zijn voor de volgende stap om de opgaven op het gebied van de speerpuntthema's vol vertrouwen, gebaseerd op de meest actuele kennis, aan te gaan.
Ultra-flexibele inzet van een getijcentrale, gericht op enerzijds de inkoop, opslag en verkoop van elektriciteit en anderzijds het voorkomen van overbelasting van het elektriciteitsnet. Dat is de kern van het project ‘Spelen met Stroom(ing)’. Het consortium - bestaande uit HZ University of Applied Sciences, BT Projects, Rijkswaterstaat, Enduris en Delta Energy BV aangevuld met turbinebouwers, energieproducenten, -distributeurs en drie kennisinstellingen, ontwikkelt nieuwe kennis en inzichten over de economische, technische en ecologische haalbaarheid van Spelen met Stroom(ing) (SmS)-getijcentrales in het Grevelingenmeer. Doel van het project is om de haalbaarheid van een SmS-getijcentrale te demonstreren, met als oogmerk maximalisatie van economische en ecologische winst alsook in de praktijk inzicht te verwerven in hoe verwachte neveneffecten op het gebied van ecologie (hydrologie, geo-morfologie en flora en fauna) kunnen worden geoptimaliseerd. Het project draagt bij aan de realisatie van een getijcentrale in de Flakkeese Spuisluis c.q. het Tidal Technology Center Grevelingendam (TC-GD) dat wordt gezien als een belangrijke pilot voor de getijcentrale Brouwersdam (> 2020) die naar verwachting duurzame energie produceert voor alle circa vijftigduizend huishoudens op Goeree-Overflakkee en Schouwen-Duiveland. In fase 1 van het project wordt eerst op laboratoriumschaal en vervolgens in het TTC-GD onderzoek gedaan naar: (1) inzet van getijenergie voor peak shaving ter voorkoming van congestie in het elektriciteitsnet, (2) maximalisatie van winst door inkoop, opslag en verkoop van elektriciteit op de onbalansmarkt en (3) alle technische uitdagingen m.b.t. het uiterst snel (< 30 sec) kunnen schakelen van een getijcentrale. In fase 2 van het project wordt onderzoek gedaan naar de ecologische effecten (waterkwaliteit, kusterosie, flora en fauna) van een SmS-getijcentrale op en rondom het Grevelingenmeer alsook naar de turbines zelf met betrekking tot bio-fouling, tribologie en transiënten. Met het project willen de consortiumpartners een nieuw icoon van de Nederlandse deltatechnologie realiseren met regionale, landelijke én internationale uitstraling en exportkansen.