Dienst van SURF
© 2025 SURF
Bij interdisciplinair samenwerken wordt er integraal vanuit gezamenlijke vakgebieden naar een probleem gekeken. Een belangrijk onderdeel hierin is het betrekken van de burger en diens netwerk/vrijwilligers om beslissingen te nemen middels shared-decision-making. Het betrekken van de burger in het interdisciplinair overleg is gemakkelijker gezegd dan gedaan, want wat wordt dan de rol en positie van de burger. Maar gaat het in het overleg daadwerkelijk om de burger of staan samenwerkingsperikelen centraal?
LINK
Het verslag van een onderzoek naar de versterking van de inhoudelijke kwaliteit van zorgbreedteoverleggen op vier basisscholen in stadsdeel Amsterdam Nieuw West. Een zorgbreedteoverleg is een interdisciplinair overleg over leerlingen die extra zorg en aandacht nodig hebben. Elders wordt ook wel het begrip zorgadviesteam gebruikt (zie bijvoorbeeld website van de Rijksoverheid). Als voorbereiding op het onderzoek heb ik een gespreksprotocol ontwikkeld dat deelnemers aan het zorgbreedteoverleg stimuleert om hun beroepsspecifieke kennis en ervaringskennis met elkaar te delen, zodat ze meer diepgang gaan geven aan probleemanalyse en aanpak van de situatie van de leerling. Een inhoudelijk gespreksleider heeft in dit proces de taak de structuur van het gesprek te bewaken en deelnemers uit te nodigen hun standpunten in te brengen en te onderbouwen. Dit ter vergroting van de inhoudelijke kwaliteit van het overleg. Aandachtspunt hierbij is de verbinding tussen werken en leren, in andere woorden het benutten van de werksituatie - in dit geval van een interdisciplinair team - als leersituatie. Centrale vraag in het onderzoek is wat dit gespreksprotocol bijdraagt aan het versterken van de inhoudelijke kwaliteit van het zorgbreedteoverleg op de vier basisscholen. Anders geformuleerd luidt de vraag: werkt het gespreksprotocol en wat zijn de effecten voor de inhoudelijke kwaliteit van het overleg?
Als gevolg van de voortschrijdende extramuralisering worden burgers die een CVA (beroerte) hebben doorgemaakt, steeds eerder uit het ziekenhuis ontslagen en vindt revalidatie al in een vroegtijdige fase na het CVA in de eigen leefomgeving plaats. Verpleegkundigen en paramedici in de eerste lijn zien zich daardoor geconfronteerd met CVA-zorg van toenemende complexiteit, die tevens afstemming vraagt op de eigen leefomgeving en behoeften van deze patiënten. De eerstelijns infrastructuur voor interprofessionele samenwerking is echter beperkt, mede als gevolg van onvoldoende logistieke mogelijkheden voor frequent interdisciplinair overleg. Niettemin is samenwerking en communicatie door de betrokken zorgprofessionals een belangrijke randvoorwaarde voor het bieden van persoonsgerichte thuisrevalidatie ter bevordering van optimaal functionerende CVA-patiënten in hun dagelijkse leven. De inzet van technologie ter ondersteuning van eerstelijns samenwerking kan daaraan bijdragen. Een eerder uitgevoerd project in opdracht van de Topsector LSH, waarin de behoeften en wensen ten aanzien van mogelijkheden voor technologische ondersteuning van interdisciplinaire samenwerking zijn verkend, heeft een conceptontwerp van een digitaal CVA-portaal opgeleverd. Dit ontwerp voorziet professionals die betrokken zijn bij een CVA-patiënt van de mogelijkheid om relevante informatie te delen door inzage in geselecteerde delen van elkaars Elektronische Patiënten Dossiers (EPD’s). Omdat de patiënten als de eigenaar van het portaal en van hun eigen thuisrevalidatie worden gezien, is de toegankelijkheid van het CVA-portaal voor patiënten en hun naasten essentieel. Het doel van dit project is de doorontwikkeling van een conceptontwerp van een digitaal CVA-portaal in co-creatie met eindgebruikers op basis van inclusief actie-onderzoek en de evaluatie van de werkzaamheid en de toegankelijkheid voor zorgaanbieders èn zorgvragers. Wensen en behoeften van CVA-patiënten uit verschillende sociaaleconomische lagen en van verpleegkundigen en paramedici vormen de basis voor de totstandkoming van een CVA-portaal dat een efficiënt en effectief interprofessioneel revalidatieproces voor individuele patiënten en hun naasten ondersteunt en ook als zodanig ervaren wordt door patiënten.
Het is de ambitie van de Erasmus Universiteit om studenten tijdens hun studie te leren werken aan maatschappelijke uitdagingen in de stad. Het is belangrijk dat studenten hun kennis leren toepassen op reële, soms moeilijk tembare problemen waar niet iedereen hetzelfde over denkt. Deze ambitie wordt gedeeld door de Gemeente Rotterdam. De Erasmus Universiteit werkt deze ambitie uit binnen het laatste jaar van de bacheloropleidingen in een ‘Impact Ruimte’. Studenten werken in interdisciplinaire teams aan praktijkvraagstukken vanuit alle wijken en uit alle geledingen. Op basis van haar ambitie, en in overleg met de gemeente Rotterdam, is het voorstel om een kwartiermaker aan te stellen die: - Inventariseert welke partijen in de stad zich duurzaam willen verbinden aan samenwerking met de EUR; - Een efficiënt organisatiemodel ontwerpt; - Zodat externe vragen op een gestructureerde manier worden aangeboden; - Deze kunnen worden vertaald naar academische vereisten en worden doorvertaald naar het hbo of mbo (of omgekeerd); - Zodat studenten uit het wo, hbo en mbo aan deze opdrachten kunnen werken. De kwartiermaker: - Organiseert thema-dialogen, zodat partijen in de stad een beter idee krijgen welk soort opdrachten door studenten kunnen worden uitgewerkt (niveau, duur, inzet studenten, verwachtingen eindresultaat) en de opleidingen begrijpen welke wensen partijen van buiten hebben; - Verbindt alle partijen rondom herkenbare thema’s als sustainability, inclusiviteit en gezondheid; - Rapporteert over de uitdagingen in organiseerbaarheid vanuit alle betrokken perspectieven en ontwikkelt daartoe oplossingen. Binnen de Erasmus Universiteit is groot draagvlak en is tot en met 2024 extra financiering om een Impact Ruimte in de bacheloropleidingen te implementeren. De gemeente Rotterdam en Erasmus Universiteit verwachten dat dit initiatief de interactie tussen de grootstedelijke context en het onderwijs in de stad versnelt, de samenwerking in het onderwijsdomein versterkt en het talent van de studenten beter verbindt aan de opgaven van de stad.
In het kader van de nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015) experimenteren welzijn- en zorgprofessionals op grote schaal met nieuwe methodieken om hulpvragen van burgers goed op te pakken en op te lossen (dagbesteding, vervoer, huishoudelijke zorg, etc.). Die ondersteuning moet goedkoper worden met behoud van levenskwaliteit van burgers. Gemeenten kunnen met professionals en burgers zelf een passende aanpak kiezen. Social workers, wijkverpleegkundigen en ergotherapeuten in de gemeenten Maastricht en Peel & Maas ervaren een grote variatie in aanpakken en merken dat er veel onduidelijkheid bestaat over welke aanpak het meest geschikt is. Ze willen niet alleen de onderlinge samenwerking verbeteren, maar ook de samenwerking met burgers. Deze professionals zijn concreet op zoek naar praktische hulpmiddelen om (1) de ondersteuningsvraag van burgers goed in kaart te brengen, (2) samen met burgers geschikte oplossingen te vinden en uit te voeren, en (3) de uitkomsten van dit traject goed en eenvoudig te monitoren. Hiervoor hebben de professionals en betrokken gemeenten ondersteuning gevraagd aan de Wmo-werkplaats van Zuyd Hogeschool, het Huis voor de Zorg en het Expertisecentrum voor Innovatieve Zorg en Technologie, waarvan Zuyd de penvoerder is. Ze worden daarbij ondersteund door Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, Universiteit Maastricht, Movisie en diverse Limburgse welzijn- en zorgorganisaties. In leergemeenschappen in iedere gemeente gaan professionals, burgers, docent-onderzoekers en studenten samen aan de slag om de lokaal reeds ingezette hulpmiddelen en methodieken verder aan te scherpen en te verbeteren. Dit gebeurt middels actie-onderzoek waarin stapsgewijs verbeteringen in de aanpak worden uitgeprobeerd, geëvalueerd en doorgevoerd. Op systematische wijze worden kennis en ervaringen tussen de twee leergemeenschappen uitgewisseld zodat er optimaal van elkaar geleerd kan worden. Dit leidt uiteindelijk tot een concreet en gedragen ondersteuningspakket voor professionals en burgers dat zowel voor de beroepspraktijk als een breed scala aan opleidingen ter beschikking komt.