Dienst van SURF
© 2025 SURF
In deze notitie hebben we een poging gedaan om uit de verscheidenheid aan definities en betekenissen van het begrip ‘integraal werken’ die we in onderzoeken en in andere publicaties tegen komen, tot een conceptuele analyse en ordening te komen. De analytische ordening in vier vensters is bedoeld om de consequenties ervan in de praktijk voor professionals, in relatie tot hun primaire doelgroep (burgers in alle soorten en maten, de samenleving), binnen hun organisatorische kaders en in relatie tot beleid en bestuur te kunnen onderzoeken en te kunnen duiden. We sluiten deze notitie af met een samenvatting van de bovengenoemde vier vensters en een korte beschouwing.
Inleiding Het College van Bestuur heeft mij benoemd tot lector in het vakgebied Integraal Ontwerpen. De voorzitter van de Faculteit Natuur en Techniek, de heer Udink ten Cate, heeft u verteld over de aanleiding van het instellen van dit lectoraat met de daaraan verbonden leerstoel. Voor het hbo zijn dit nieuwe onderwerpen en u begrijpt dat het voor mij een spannende uitdaging is de leerstoel Integraal Ontwerpen vorm en inhoud te geven. Bij de voorbereiding van de rede kwam ik het werk van kunstenaar Oskar de Kiefte tegen, waar ik in de loop van mijn verhandeling nog op terugkom. De wijze waarop hij speelt met vorm, structuur en functie van verschillende voorwerpen heeft mij erg geïnspireerd. Zijn werk is uitermate geschikt om bepaalde aspecten van Integraal Ontwerpen toe te lichten. Ik moest bij de voorbereiding ook denken aan een bekende kernzin uit de systeemleer van In t Veld: het geheel is meer dan de som der delen. Het onderwerp van mijn openbare les is Integraal Ontwerpen, een nieuwe verleiding voor techniek. Integraal Ontwerpen is voor velen van u een nieuw begrip. Ik ga dit toelichten en inhoudelijk uitwerken. Vervolgens wil ik u duidelijk maken wat Integraal Ontwerpen betekent voor het bedrijfsleven en vooral wat de consequenties zijn voor de ingenieur van de toekomst. Ik durf hier de volgende aannames te doen: dat Integraal Ontwerpen het beroep van (werktuigbouwkundig) ingenieur breder en daardoor aantrekkelijker maakt; dat Integraal Ontwerpen de keuze voor techniek verleidelijker maakt. Ik eindig met een overzicht van activiteiten waarmee ik me de komende tijd ga bezighouden.
De Wet passend onderwijs (2014) zou er voor moeten zorgen dat alle kinderen een goede onderwijsplek krijgen. Echter, voor leerlingen met autismespectrumstoornis (ASS) die substantiële ondersteuning nodig hebben, is dat lastig te realiseren. Zij laten problemen zien in hun betrokkenheid bij de leertaak, wat gerelateerd is aan lage schoolprestaties en voortijdige uitval. Deze leerlingen hebben baat bij een goede gezamenlijke ondersteuning van leerkracht en jeugdprofessional. Echter, leerkrachten hebben weinig kennis en ervaring met ASS om de juiste ondersteuning te kunnen bieden. Jeugdhulpverleners, die op school ingezet worden, zijn onvoldoende op de hoogte van wat er vanuit het onderwijs moet gebeuren. Leerkrachten en jeugdhulpverleners kunnen elkaar versterken, maar er is nog te vaak sprake van figuurlijke afstand en gebrek aan verbondenheid. Professionalisering is nodig, gericht op het versterken van het handelen van leerkrachten en jeugdhulpverleners in de klas en hun interprofessionele samenwerking. Hoe zo’n professionalisering eruit moet zien en hoe leerkrachten en jeugdhulpverleners elkaar kunnen versterken is nog onduidelijk. Er is behoefte aan good practices op dit terrein. Om dit complexe praktijkprobleem op te lossen, maken we gebruik van ontwerponderzoek. We richten ons op de vraag: Hoe draagt een professionaliseringstraject bij aan het versterken van het handelen in de klas en het interprofessioneel samenwerken van leerkrachten en jeugdhulpverleners, zodat zij een integrale aanpak kunnen vormgeven waarmee de betrokkenheid van leerlingen met ASS in de klas wordt vergroot? Daartoe ontwikkelen we een professionaliseringstraject, waarbij we voortbouwen op kennis uit onder andere het vooronderzoek ’T PASST WEL!. We voeren het traject uit en evalueren systematisch de genomen stappen. Het project levert een toepasbaar professionaliseringstraject met (e-)tools rondom good practices voor de (opleidings-)praktijk op. Deze producten bieden onderbouwde en overdraagbare oplossingen voor problemen waar leerkrachten en jeugdhulpverleners tegenaan lopen bij het integraal vormgeven van hun aanpak bij leerlingen met ASS.
Hout is een veelgebruikt duurzaam (bouw)materiaal met belangrijke ecologische voordelen: Het is hernieuwbaar en fungeert als CO2-opslag. Een nadeel van hout is echter dat het alleen met verspanende technieken (draaien, frezen, zagen) verwerkt kan worden, hetgeen veel houtafval veroorzaakt. Daarbij wordt het afval en hout dat ongeschikt is als constructiemateriaal slechts ingezet in laagwaardige toepassingen of verbrand. Afgezien van het gebruik van houtvezels als filler materiaal bij 3D-printen van kunststoffen, wordt 3D-printen van hout(afval) nog niet toegepast, hoewel dit wel mogelijk is: Alle plantaardige materialen bevatten natuurlijke polymeren, lignine en cellulose, welke voor mechanische eigenschappen zorgen. Door deze polymeren uit plantaardige materialen te scheiden kunnen deze, met behulp van enkele additieven, in een thermoplastisch verwerkbaar materiaal worden omgezet dat extrudeerbaar is. Door de locatie van de extruder te manipuleren en hier laagsgewijs een object mee te maken ontstaat een additive manufacturing (AM) proces: een 3D ‘hout’printer! Naast materiaalefficiëntie biedt AM unieke voordelen, namelijk grote vormvrijheid en de mogelijkheid van seriematige enkelstuksproductie. Indien gecombineerd met de ontwerptechnieken parametrisch en topologische ontwerpen zijn vergaande optimalisaties van materiaalgebruik en productvariaties mogelijk. Met AM ontstaat zodoende een enorm nieuw spectrum van hoogwaardige toepassingsmogelijkheden voor hout(afval). In dit projectvoorstel wordt via de driehoek van ‘materiaal – proces – toepassing’ simultaan onderzoek gedaan naar: (1) Geschikte combinaties (blends) van cellulose en lignine om mee te kunnen extruderen; (2) Het ontwikkelen van een 3D-printproces en setup voor het verwerken van deze materiaal-combinaties; (3) Het identificeren van geschikte toepassingen. Geschikte toepassingen worden beïnvloed door materiaaleigenschappen en het printproces. Beide aspecten hebben ook onderlinge wisselwerking. Daarom wordt binnen casestudies van mogelijke toepassingen de onderlinge invloed integraal onderzocht. De doelstelling is daarbij om een werkende 3D ‘hout’printer met een werkend receptuur te ontwikkelen en de haalbaarheid van innovatieve, duurzame en voor de markt relevante toepassingen aan te tonen middels cases.