Dienst van SURF
© 2025 SURF
Major resections for esophageal, gastric, hepatic, pancreatic, and colorectal cancer continue to be associated with a high peri-operative morbidity of up to 30%–40%. To a large extent, this morbidity is caused by infectious complications that add up to a considerable burden to patients and hospital costs. The objective of this large retrospective cross-sectional study was to determine independent patient and operation-related risk factors for infectious complications after major abdominal cancer operations to elucidate how infection rates can be reduced and improve health-care quality. In this study, several independent risk factors for infectious complications in major abdominal cancer operations were identified, providing opportunities for further reducing peri-operative infections.
LINK
Cultuurbeschrijving ziekenhuizen naar aanleiding van de Zembla-uitzending over de hygiëne in ziekenhuizen uit 2009. Na deze uitzending zijn er regels en protocollen ingevoerd en hebben ziekenhuizen zich gecommitteerd aan een verandering van het gedrag van hun personeel.
De uitkomsten van het in 2008 gestarte onderzoek PREvention Decline in Older Cardiac Surgery patients (PREDOCS) waren positief. Daarom is in 2016 een implementatiestudie van start gegaan in twaalf hartoperatiecentra in Nederland. In dit artikel zetten de auteurs eerst uiteen wat dit programma ter voorbereiding van oudere patiënten op ziekenhuisopname inhoudt en vervolgens schetsen ze welke problemen er bij invoering overwonnen moeten worden.
Urineweginfecties behoren tot de meest voorkomende infecties waarvoor de huisarts wordt bezocht. Bij de diagnostiek van urineweginfecties wordt uitgegaan van een anamnese van klachten en vervolgens kunnen verschillende point-of-care testen worden ingezet. Deze testen zijn echter niet geschikt om de diagnose urineweginfectie te bevestigen, maar alleen (indien negatief) om de diagnose uit te sluiten. Daarnaast is het op basis van deze testen niet mogelijk om direct een gerichte therapie in te zetten. Er wordt regelmatig gestart met een antibioticumkuur zonder dat de verwekker bekend is, hetgeen kan leiden tot toename van de antibioticaresistentie. Er is grote behoefte aan nieuwe diagnostische benaderingen voor urineweginfecties. In het RAAK publiek project “Sneldiagnostiek van urineweginfecties in de eerstelijn” (RAAK.PUB04.050) is de inzet van single-cell MALDI-TOF massaspectrometrie onderzocht. Deze technologie blijkt in staat om zeer snel (in enkele minuten) de verwekker van een potentiële urineweginfectie te identificeren. De massaspectrometer levert unieke eiwitspectra van de bacteriecellen op. Regelmatig werd ook een additioneel laagmoleculair eiwitpatroon gevonden in de urine van patiënten met een urineweginfectie. Om die reden werd het onderzoek uitgebreid met de analyse van ruim 250 controlemonsters, urines van mensen zonder verdenking op een urineweginfectie. Uit dit onderzoek bleek dat de gevonden laag moleculaire peptiden in urine mogelijk gebruikt kunnen worden als biomarker voor een urineweginfectie. In het kader van het Top-up project willen we meer bekendheid geven aan de potentiële biomarker door middel van een wetenschappelijke publicatie. Daarnaast willen we nagaan of het mogelijk is om een pointof- care test te ontwikkelen op basis van de biomarker. Voor de klinische validatie van deze test wordt het netwerk gevormd en een onderzoeksplan voor een vervolgproject opgesteld.
Het verantwoord houden van (jonge) dieren hoort bij een duurzame, gezonde en welzijnsvriendelijke melkveehouderij. Melkveehouders zijn zich hiervan bewust en willen goed voor jonge kalveren zorgen. Meer kennis en praktische handvatten om de infectiedruk laag te houden en weerstand van de kalveren te verhogen zijn wenselijk. Er is veel (wetenschappelijk) onderzoek gedaan naar factoren die een rol spelen bij de opfok van kalveren. Met dit project willen wij de wetenschappelijke kennis verbinden met ‘hoe het werkt in de praktijk’. De hoofdvraag is ‘Hoe kan een veehouder de risico’s op infectie en uiteindelijk het ziek worden van het kalf in de eerste levensweken zo laag mogelijk houden?’ Met dit project willen we inzicht creëren in: • De infectiedruk en het verloop van de infectiedruk rondom het jonge kalf onder Nederlandse omstandigheden; • Factoren (w.o. managementfactoren, huisvesting en klimaat) die correleren met de infectiedruk rondom het jonge kalf; • Factoren (w.o. managementfactoren) die correleren met de weerstand van het jonge kalf • Oorzaken van infecties bij jonge kalveren (van geboorte tot 2 weken leeftijd) op Nederlandse melkveebedrijven; • De relatie tussen de infectiedruk en groei en gezondheid van jonge kalveren op Nederlandse melkveebedrijven; Ook worden er in dit project praktische systemen of tools ontwikkeld die de veehouder en zijn adviseurs helpen bij het gezond houden van jonge kalveren: • Systemen voor het inzichtelijk maken van kritische factoren voor het ontstaan van infecties in het jonge kalf; • Hulpmiddelen om de kans op infecties in het kalf te verlagen en daarmee diergezondheid en -welzijn te verbeteren; • Hulpmiddelen om werkzaamheden volgens planning en protocollen tijdig en goed uit te voeren; • Hulpmiddelen om de groei- en gezondheid van kalveren te monitoren. Ook wordt in dit project gewerkt aan kennisopbouw en -overdracht naar (toekomstige) veehouders en adviseurs doormiddel van participerend onderzoek, themadagen / workshops en artikelen in vakbladen.
Jaarlijks worden meer dan 120.000 mensen in Nederland gediagnostiseerd met kanker en een groot deel van hen gaat voor, tijdens of na de behandeling trainen bij een oncologie fysiotherapeut. De oncologie fysiotherapeut behandelt vaak patiënten met een tijdelijk onderdrukt immuunsysteem. Met name bij deze extra kwetsbare doelgroep is personalisatie van de beweeginterventie gewenst. Verwacht wordt dat fysiotherapeutische interventies tijdens medische oncologische behandeling geoptimaliseerd kunnen worden, wanneer deze aangepast worden naar de immuunfunctie van de patiënt. Oncologie fysiotherapeuten vinden immuunfunctie een relevant onderwerp en hebben behoefte aan meer kennis op dit vlak. Een meetinstrument voor immuunfunctie dat zij zelf kunnen afnemen en interpreteren is belangrijk voor integreren van deze kennis in de behandeling. Fysiotherapeuten zouden immuunfitness – een afgeleide van immuunfunctie – in kaart kunnen brengen middels de Immune Status Questionnaire (ISQ) echter wordt deze in de fysiotherapie praktijk nog niet gebruikt en is deze vragenlijst niet gevalideerd in de oncologische populatie. Daarom start Hogeschool Utrecht in samenwerking met oncologie fysiotherapeuten een onderzoek naar de constructvaliditeit, bruikbaarheid en relevantie van de ISQ, in de eerstelijns oncologie fysiotherapie. Hierbij wordt ook kennis opgedaan over de relatie tussen trainingsparameters, behandeluitkomsten en immuunfitness. De kennis uit dit onderzoek dient als basis voor een innovatie binnen de fysiotherapie: integratie van de uitkomstmaat immuunfitness in de fysiotherapeutische behandeling van patiënten tijdens medisch oncologische behandeling. Integratie van deze maat kan bijdragen aan preventie van infecties, complicaties en onnodig conditieverlies tijdens medische behandeling voor kanker. Aanpassen van de behandeling op de immuunfunctie past ook bij het principe van gepersonaliseerde zorg. Door de samenwerking van inhoudelijke experts, praktijkpartners en studenten kan kennis vanuit het huidige en toekomstig onderzoek snel geïntegreerd worden in onderwijs en praktijk.