Dienst van SURF
© 2025 SURF
Verslag van een onderzoek waarin de lespraktijk van muziekdocent Johan 't Hart werd onderzocht. Centraal staat de vraag: is die praktijk te karakteriseren als een vorm van 'idiocultureel muziekonderwijs'?
In de zoektocht naar relevant muziekonderwijs vanuit het theoretisch concept idiocultureel muziekonderwijs, van Evert Bisschop Boele, is de eigenzinnige lespraktijk van muziekdocent Johan ’t Hart drie maanden intensief gevolgd om tot een gedetailleerde beschrijving van zijn manier van werken te komen. De onderzoeksvraag die centraal stond is: ‘In welke mate schept Johan ’t Hart in zijn muzieklessen een leersituatie (leerwereld) die te karakteriseren is als idiocultureel muziekonderwijs?’ Het theoretisch kader voor deze studie is idiocultureel muziekonderwijs (Bisschop Boele 2015). Op de achtergrond speelt een aantal andere concepten een rol, bijvoorbeeld biografisch leren (Alheit & Dausien, 2000) en subjectivering (Biesta 2010). De talentendriehoek (Veenker et al., 2017) wordt gebruikt om de manier waarop leerling, docent en taak invloed op elkaar hebben te duiden. Op basis van dit theoretisch kader is een zevental vuistregels voor de vormgeving van idiocultureel muziekonderwijs geformuleerd. Vervolgens zijn data verzameld over de praktijk van ’t Hart. De data gebruikt in deze casestudy zijn lesobservaties, interviews met zowel leerlingen als Johan ’t Hart, documenten en literatuurstudie. Op basis van een kwalitatieve analyse is bekeken in hoeverre de vuistregels terug te herkennen zijn in ’t Hart’s lespraktijk. De conclusie is dat veel van de vuistregels te herkennen zijn – en dat de (idiosyncratische) manier waarop ’t Hart de vuistregels in de praktijk laat zien vooral ook leidt tot nieuwe discussie en reflectie.
In Noordoost-Groningen staat een basisschool waar ieder kind muzikaal is. Op 1001 manieren. Het lectoraat Kunsteducatie van de Hanzehogeschool Groningen doet in deze school onderzoek naar de vormgeving van idiocultureel muziekonderwijs voor nieuwkomers. Veel van de kinderen op deze school zijn op de vlucht.
In het onderzoeksproject is de opleidingsvraag de volgende: het gaat om “… het nieuwsgierig zijn naar: hoe maken we de persoonlijke muzikaliteit zichtbaar bij basisschoolleerlingen en hoe ziet de muzikale beleving van de Pabostudenten eruit om vervolgens het muziekonderwijs op de Pabo hierbij te laten aansluiten?” De onderzoeksvraag van dit onderzoeksproject luidt: Hoe kunnen we het muziekonderwijs in de PABO zo vorm geven dat er maximaal wordt aangesloten bij de muzikale identiteit van de Pabo-student en dat Pabo-studenten worden gestimuleerd om op basis van hun muzikale identiteit muziek te geven in de basisschool, daarbij aan te sluiten bij de muzikale identiteit van hun basisschoolleerlingen, en daarbij creatieve muzikale activiteiten in de klas in te zetten?Deelvragen zijn:- Wat bedoelen we met ‘muzikale identiteit’?- Hoe brengen we de (ontwikkeling van de) muzikale identiteit van Pabo-studenten in kaart?- Hoe kunnen groepsleerkrachten op de basisschool muzieklessen geven waarin wordt ingespeeld op de muzikale identiteit van hun basisschoolleerlingen?- Hoe kunnen creatieve muzikale activiteiten een rol spelen in de door groepsleerkrachten gegeven muzieklessen in het basisonderwijs?- Hoe ontwerpen we het muziekonderwijs in de PABO zo dat met de antwoorden op de vorige deelvragen rekening wordt gehouden?