Dienst van SURF
© 2025 SURF
Ellen Weerman gaf haar kijk op de klimaatrobuuste landschappen in de Peelhorst in 2035. Welke vernattingscenario’s zijn er als we hydrologie bij de breuken benutten? Wat is de Lagenbenadering en hoe kunnen we dat gebruiken? Hoe ziet het gebied en de landbouw er mogelijk uit in 2035? Denk aan natte teelten die natuur en landbouw verbinden.
MULTIFILE
Het Geleenbeekdal wordt heringericht om de natuurwaarden te verbeteren, te anticiperen op het veranderende klimaat en de recreatieve waarden te verhogen. Hiervoor zijn reeds herinrichtingsprojecten uitgevoerd, maar de vraag bestaat welke gebieden verder in zijn te richten als natuurgebied of voedselbos. De onderzoeksvraag is: “Op welke wijze kan natuurontwikkeling in het Geleenbeekdal worden gerealiseerd met een potentiële rol voor voedselbossen?”
MULTIFILE
Dit rapport vormt een onderzoek naar de mogelijkheden van voedselbos, natuurontwikkeling en de mogelijke combinatie van beide in het Geleenbeekdal. Het is namelijk niet bekend waar in het Geleenbeekdal natuur kan worden ontwikkeld en welke invloed voedselbossen hebben op de waterhuishouding. Het waterschap Limburg wil graag antwoorden op deze vragen en daarom is de hoofdvraag in dit onderzoek: “Wat is de potentie van een voedselbos in de ontwikkeling van natuur en in de waterhuishouding rond het Geleenbeekdal?”
MULTIFILE
De Flevolandse bodem is relatief jong. De kwaliteit voor agrarisch gebruik was goed, maar kent een dalende trend. Dit komt voor een belangrijk deel door bodemdaling (natuurlijke inklinking en veenoxidatie) en bodemverdichting (door agrarische praktijken). Hiermee dreigt de (voedsel-)productiecapaciteit terug te lopen in een provincie waar de productiestructuur voornamelijk is gericht op de agribusiness. Bodemverdichting en –daling is ook bepalend voor het waterbergend vermogen, beperking van af- en uitspoeling van nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen naar grond- en oppervlaktewater en de biodiversiteit van het bodemleven; een duurzaam bodem- en waterbeheer. Vanuit de agrarische sector is grote behoefte aan meer inzicht op huidige staat en handelingsperspectief op korte en lange termijn. Het onderzoek richt zich op het verkrijgen van meer begrip van achterliggende mechanismen, ontwikkeling en validatie van innovatieve meettechnieken, inzicht in ruimtelijke variabiliteit (en achterliggende oorzaken) en gevolgen van bodemdaling en -verdichting (landbouwkundig, hydrologisch, biologisch). Vervolgens om efficiënte, goedkope (plaats specifieke) oplossingen te ontwikkelen om de bodem (-hydrologie/chemie) ook voor de langere termijn gezond te houden en daarmee op een duurzame manier voedsel te produceren. De consortiumpartners werken samen aan de opzet en uitvoering. De samenwerking leidt tot nieuwe kennis en inzichten, toepassing in de dagelijkse praktijk en inbedding in de opleiding. O.a. door kennisontwikkeling bij studenten (de toekomstige agrariërs en adviseurs) en docenten over nieuwe digitale en sensortechnieken. De probleemstelling wordt onderschreven door: - Provincie Flevoland in het Uitvoeringsprogramma Duurzaam Gebruik van de Flevolandse Ondergrond 2016-2020 en in het Actieplan Bodem en Water als invulling van het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer. - Programmabureau Basisregistratie Ondergrond (BRO). De gegevens die in dit RAAK-project worden gegenereerd leveren waardevolle informatie om de bodeminformatie in Flevoland te herzien. Afstemming en kennisuitwisseling zal plaatsvinden met onderzoek naar ‘Toekomstbestendige ontwikkeling in bodemdalingsgebieden’ (RAAK-PRO projectaanvraag, Saxion Hogeschool). Hiertoe is het lectoraat Bodem & Ondergrond partner in het projectconsortium.
De Flevolandse bodem is relatief jong. De kwaliteit voor agrarisch gebruik was goed, maar kent een dalende trend. Dit komt voor een belangrijk deel door bodemdaling (natuurlijke inklinking en veenoxidatie) en bodemverdichting (aantasting van de bodemstructuur en afname van poriënvolume en doorlatendheid door agrarische praktijken). Hiermee dreigt de (voedsel-)productiecapaciteit terug te lopen in een provincie waar de productiestructuur voornamelijk is gericht op agribusiness. Bodemverdichting en –daling zijn ook bepalend voor het waterbergend vermogen, de af- en uitspoeling van nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen naar grond- en oppervlaktewater en de biodiversiteit van het bodemleven. Dit zijn dan ook belangrijke factoren in het beleid rondom duurzaam bodem en waterbeheer. Vanuit de agrarische sector maar ook bij waterschappen en provincies is grote behoefte aan meer inzicht op de huidige staat en het handelingsperspectief op korte en lange termijn. Het voorgestelde onderzoek richt zich in de eerste plaats op het verkrijgen van meer begrip van achterliggende mechanismen, ontwikkeling en validatie van innovatieve meettechnieken om bodemverdichting en –daling in kaart te brengen, inzicht in ruimtelijke variabiliteit (en achterliggende oorzaken) en gevolgen van bodemverdichting en -daling (landbouwkundig, hydrologisch, biologisch). Daarnaast beoogt dit project efficiënte, economisch rendabele (locatie-specifieke) oplossingen te ontwikkelen om de bodem (-hydrologie/chemie) ook voor de langere termijn gezond te houden en daarmee op een duurzame manier voedsel te produceren. De samenwerking leidt tot nieuwe kennis en inzichten, toepassing in de dagelijkse praktijk en inbedding in de opleiding aan de Aeres Hogeschool, o.a. door kennisontwikkeling bij studenten (de toekomstige agrariërs en adviseurs) en docenten over nieuwe digitale- en sensortechnieken.
Ultra-flexibele inzet van een getijcentrale, gericht op enerzijds de inkoop, opslag en verkoop van elektriciteit en anderzijds het voorkomen van overbelasting van het elektriciteitsnet. Dat is de kern van het project ‘Spelen met Stroom(ing)’. Het consortium - bestaande uit HZ University of Applied Sciences, BT Projects, Rijkswaterstaat, Enduris en Delta Energy BV aangevuld met turbinebouwers, energieproducenten, -distributeurs en drie kennisinstellingen, ontwikkelt nieuwe kennis en inzichten over de economische, technische en ecologische haalbaarheid van Spelen met Stroom(ing) (SmS)-getijcentrales in het Grevelingenmeer. Doel van het project is om de haalbaarheid van een SmS-getijcentrale te demonstreren, met als oogmerk maximalisatie van economische en ecologische winst alsook in de praktijk inzicht te verwerven in hoe verwachte neveneffecten op het gebied van ecologie (hydrologie, geo-morfologie en flora en fauna) kunnen worden geoptimaliseerd. Het project draagt bij aan de realisatie van een getijcentrale in de Flakkeese Spuisluis c.q. het Tidal Technology Center Grevelingendam (TC-GD) dat wordt gezien als een belangrijke pilot voor de getijcentrale Brouwersdam (> 2020) die naar verwachting duurzame energie produceert voor alle circa vijftigduizend huishoudens op Goeree-Overflakkee en Schouwen-Duiveland. In fase 1 van het project wordt eerst op laboratoriumschaal en vervolgens in het TTC-GD onderzoek gedaan naar: (1) inzet van getijenergie voor peak shaving ter voorkoming van congestie in het elektriciteitsnet, (2) maximalisatie van winst door inkoop, opslag en verkoop van elektriciteit op de onbalansmarkt en (3) alle technische uitdagingen m.b.t. het uiterst snel (< 30 sec) kunnen schakelen van een getijcentrale. In fase 2 van het project wordt onderzoek gedaan naar de ecologische effecten (waterkwaliteit, kusterosie, flora en fauna) van een SmS-getijcentrale op en rondom het Grevelingenmeer alsook naar de turbines zelf met betrekking tot bio-fouling, tribologie en transiënten. Met het project willen de consortiumpartners een nieuw icoon van de Nederlandse deltatechnologie realiseren met regionale, landelijke én internationale uitstraling en exportkansen.