Dienst van SURF
© 2025 SURF
Het gaat goed met vrouwen in het Nederlandse hoger onderwijs. Hogescholen en universiteiten hebben al decennialang meer vrouwelijke dan mannelijke studenten, hun studiesucces ligt gemiddeld hoger dan van hun mannelijke studiegenoten en vrouwen doen er gemiddeld korter over om een diploma te halen. Toch verloopt de start van hoogopgeleide vrouwen op de arbeidsmarkt minder rooskleurig dan die van hun mannelijke leeftijdsgenoten die ook hoogopgeleid zijn. Dat is feitelijk al kort na hun start op de arbeidsmarkt zichtbaar. Het percentage burn-out is bij geen enkele groep zo hoog als bij de jonge hoogopgeleide vrouwen. Wat is er aan de hand? En vooral: wat is er nodig voor een betere start op de arbeidsmarkt van deze vrouwen?
Jonge vrouwen zijn tegenwoordig vaker hoogopgeleid dan mannen, en toch doen ze het minder goed op de arbeidsmarkt. Hoe komt dat? Deze vrouwen voelen zich vaak onzeker en niet op hun plek, wisselen regelmatig van studie of baan, en ervaren hun opleiding als te theoretisch en onvoldoende praktisch. De druk om te presteren, faalangst, en perfectionisme, versterkt door sociale media, leiden tot stress en burn-outklachten. Ze missen vaak een stevig netwerk en een gevoel van 'rugdekking' van hun omgeving. Verschillende factoren, zoals prestatiedruk en maatschappelijke verwachtingen, dragen bij aan hun mentale problemen. De constante alertheid die deze vrouwen ervaren, zonder onderscheid te maken tussen zaken waar ze wel en geen invloed op hebben, leidt tot uitputting en mentale gezondheidsproblemen. Om deze problemen aan te pakken, is het essentieel dat onderwijsinstellingen en werkgevers meer betrokkenheid en ondersteuning bieden, zoals financiële steun tijdens de studie, gelijke beloning, veilige werkomgevingen, en mentorschap. Dit kan helpen om de cirkel van invloed en betrokkenheid beter te scheiden, waardoor jonge vrouwen minder druk voelen en hun talenten beter kunnen benutten.
In deze module leer je welke factoren ervoor zorgen dat hoogopgeleide vrouwen vaker uitvallen op de arbeidsmarkt, wat de theorie vertelt over ongelijkheid tussen mannen en vrouwen en wat je als toekomstig professional kunt doen om vrouwen te helpen succesvol(er) de arbeidsmarkt in te stromen en te blijven.
Het DIEET project onderzocht hoe de eerstelijns diëtetiek effectief en toekomstbestendig zou kunnen zijn: meetbaar en stuurbaar. In het project is onderzocht wat de succes- en faalfactoren zijn in het handelen van de diëtist tijdens het eerste consult met een patiënt. Door observaties van 605 consulten bij 237 diëtistenpraktijken in heel Nederland zijn potentiele predictoren in kaart gebracht. Op basis van deze predictoren (zoals bijv. een directieve houding van de dietist tijdens het consult) en het vaststellen van een effectieve behandeling na 9 maanden is een model ontwikkeld. Het model bleek echter minder eenvoudig dan gedacht, en de verklaring daarvoor is eigenlijk wel eenvoudig: diëtetiek is MAATWERK. Zo bleek bijvoorbeeld dat bij oudere mannen de directieve houding van de diëtist wel samen gaat met een effectieve behandeling, bij jonge vrouwen werkt motivational interviewing beter. Dit is voor de diëtetiek (en volgens onze voorzichtige inschatting ook andere beroepsgroepen) volstrekt unieke informatie. Deze resultaten hebben we nog een keer kwalitatief met de Stuurgroep van het RAAK-MKB project DIEET besproken en unaniem besloten dat de impact van dit product (model) voor de praktijk heel groot is. Deze nieuwe inzichten zullen ook verwerkt worden in de nieuwe druk van het boek (landelijk lesmateriaal diëtetiek opleidingen) dat is ontwikkeld (Neelemaat F, Ozturk H, Weijs P. Kritisch Redeneren in de Diëtetiek; bol.com). Het ontwikkelde model bleek door het maatwerk fors ingewikkelder dan vooraf ingeschat. Dit model kan echter in een web-based applicatie worden ingebouwd en de predictoren kunnen worden ingevoerd. Met deze applicatie kan bij elke diëtetiek (paramedische) stage en bij elke diëtist professional een scan worden gedaan op effectief handelen. Bij de studenten zal een relatie worden gelegd met het stagecijfer en bij de professionals met de effectieve behandeling na 9 maanden. Implementatie van de webbased applicatie in de eerstelijns diëtetiek praktijk zal meteen breed worden ingezet. Echter onderdeel van deze aanvraag is een interventie en controle groep, waarbij de interventie groep wel feedback krijgt op basis van de score en de controle groep niet. De snelle feedback (na het consult en niet pas na 9 maanden) is namelijk de sleutel tot succes. Top-up subsidie is nodig om voor het bestaande model een web-based tool te ontwikkelen en ontsluiting naar onderwijs en beroepspraktijk te bevorderen. Om in de toekomst goed gebruik van de tool door professionals, onderzoekers, studenten en docenten mogelijk te maken, is een geïntegreerde web-versie van de tool wenselijk waarin nieuwe updates eenvoudig kunnen worden doorgevoerd. Tot slot kan met Top-up de tool beter ontsloten worden voor de praktijk en voor inzet in het onderwijs door het maken van enkele goede casus beschrijvingen en het presenteren van de tool door middel van bijvoorbeeld workshops. Door Top-Up op deze manier in te zetten krijgt de doorwerking van de resultaten van het RAAK-project een flinke extra impuls.