Dienst van SURF
© 2025 SURF
Door ingrijpende veranderingen in het huidige gezondheidszorgsysteem wordt een steeds groter beroep gedaan op de eigen verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid van patiënten. Hiermee samenhangend worden hulp en ondersteuning door partners, familie en andere directe naasten steeds belangrijker. Zorgen voor een dierbare partner of familielid vraagt meestal echter veel energie en kan emotioneel zwaar zijn. Het heeft dan ook grote invloed op het welzijn van de zorgende familieleden. Bij een deel van deze familiezorgers (mantelzorgers) leidt dit tot overbelasting. Verpleegkundigen hebben een belangrijke rol in het signaleren en voorkomen van deze overbelasting. Dit hoofdstuk beschrijft het begrip (over)belasting van familie, de factoren die daarbij een rol spelen en hoe verpleegkundigen overbelasting van familieleden kunnen signaleren en vaststellen. Daarnaast worden handvatten gegeven voor een systematische, familiegerichte aanpak, met aandacht voor de patiënt in zijn sociale omgeving en het effect van de ziekte hartfalen op onderlinge relaties binnen het gezin en de familiekring.
LINK
De zorg voor ouderen staat onder druk. Om de zorg uitvoerbaar, toegankelijk en betaalbaar te houden en bovenal persoonsgericht en kwalitatief op hoogwaardig niveau, is een andere manier van zorgen nodig, waarbij technologische hulpmiddelen een rol kunnen spelen. Hoe doen we dat op een manier die echt werkt? Rol van het technologische hulpmiddel Om tot anders zorgen te komen, kunnen we op drie speelvelden innovaties inzetten: ten behoeve van het voorkomen of het verplaatsen van zorg en voor het verbeteren van zorg en zorgrelaties (zie tabel 1). Deze categorieën zijn niet strikt gescheiden: zo kan monitoring op afstand van aandoeningen zoals COPD (een chronische obstructieve longziekte) en hartfalen niet alleen leiden tot succesvol verplaatsen van zorg, maar ook tot betere kwaliteit van de zorg en het voorkomen van (zwaardere) zorg.
LINK
ObjectiveTo evaluate the cost-effectiveness of the Cardiac Care Bridge (CCB) nurse-led transitional care program in older (≥70 years) cardiac patients compared to usual care.MethodsThe intervention group (n = 153) received the CCB program consisting of case management, disease management and home-based cardiac rehabilitation in the transition from hospital to home on top of usual care and was compared with the usual care group (n = 153). Outcomes included a composite measure of first all-cause unplanned hospital readmission or mortality, Quality Adjusted Life Years (QALYs) and societal costs within six months follow-up. Missing data were imputed using multiple imputation. Statistical uncertainty surrounding Incremental Cost-Effectiveness Ratios (ICERs) was estimated by using bootstrapped seemingly unrelated regression.ResultsNo significant between group differences in the composite outcome of readmission or mortality nor in societal costs were observed. QALYs were statistically significantly lower in the intervention group, mean difference -0.03 (95% CI: -0.07; -0.02). Cost-effectiveness acceptability curves showed that the maximum probability of the intervention being cost-effective was 0.31 at a Willingness To Pay (WTP) of €0,00 and 0.14 at a WTP of €50,000 per composite outcome prevented and 0.32 and 0.21, respectively per QALY gained.ConclusionThe CCB program was on average more expensive and less effective compared to usual care, indicating that the CCB program is dominated by usual care. Therefore, the CCB program cannot be considered cost-effective compared to usual care.
MULTIFILE
In dit project onderzoeken we hoe apothekers hun dienstverlening kunnen innoveren met een nieuwe rol als medicatiebegeleidingsexpert. Momenteel distribueren apothekers geneesmiddelen. Deze rol staat onder druk. Apothekers willen daarom nieuwe diensten ontwikkelen, met een hogere toegevoegde waarde. Daartoe willen zij de rol van medicatiebegeleiding zo efficiënt mogelijk oppakken: het begeleiden van cliënten in alle aspecten van het nemen van medicatie. Deze vraag sluit naadloos aan op de leidraad Medicatieoverdracht uit november 2017 waarin wordt gesteld dat de patiënt een openbare apotheker aanwijst die het beheer over zijn/haar medicatiedossier voert. De apotheker wordt daarmee dossierhouder en moet het overzicht bewaren over de medicatie(wijzigingen) die alle zorgverleners doorvoeren en de patiënten en andere zorgverleners ondersteunen en informeren. Deze leidraad biedt een kans voor het MKB voor het leveren van nieuwe diensten, zoals de rol als medicatiebegeleidingsexpert, maar het roept ook de vraag op hoe de rol op een goede manier vervuld kan worden. De openbare apothekers zien de meerwaarde van deze medicatiebegeleidingsexpert rol initieel bij de 300.000 ouderen die veel geneesmiddelen gebruiken en uit het ziekenhuis worden ontslagen. Bij 60% komen geneesmiddel-gerelateerde problemen (GGP) voor en 20% wordt ≤30 dagen na ontslag heropgenomen. Daarmee vormen zij een goede groep om de nieuwe rol van de apotheker als medicatiebegeleidingsexpert uit te werken. De belangrijkste praktijkvraag is daarom: Hoe kunnen apothekers hun dienstverlening doelmatig innoveren en zich positioneren als medicatiebegeleidingsexpert en zo uitkomsten van zorg voor patiënten verbeteren. Voor deze vraag uit de MKB-praktijk wordt een innovatief en doelmatig medicatiebegeleidingsprogramma ontwikkeld, gericht op het begeleiden van oudere patiënten die uit het ziekenhuis ontslagen worden. Voor het vormgeven van dit programma wordt kennis ontwikkeld over: 1) welke GGP voorkomen en in hoeverre deze worden gesignaleerd 2) bij welke patiënten de GGP voorkomen, zodat de apotheker de juiste patiënten kan begeleiden (selectie) en 3) hoe de interprofessionele samenwerking efficiënt ingericht kan worden in de eerste lijn en met de rol van de apotheker als medicatiebegeleidingsexpert daarin.
Katheterablatie is een medische ingreep om een abnormale elektrische verbinding te onderbreken of om een structuur in het hart zodanig te wijzigen dat geen ritmestoornissen meer optreden. Hartritmestoornissen kunnen leiden tot hartfalen of hartstilstand. Katheterablatie is een zeer effectieve methode om hartritmestoornissen te verhelpen die in Nederland gemiddeld 30 keer per dag uitgevoerd. Katheterablatie wordt uitgevoerd met röntgendoorlichting om de positie van de katheter te controleren. De röntgenstraling is schadelijk voor zowel de patiënt als de operateur. Het Haga ziekenhuis in Den Haag heeft een nieuwe unieke faciliteit waar ablaties uitgevoerd kunnen worden in een MRI scanner. Met dit project willen we onderzoeken hoe de positie en vorm van het uiteinde van de katheter ook tijdens een ablatie in de MRI real-time bepaald kan worden, zodat de operateur de operatie efficiënt kan laten verlopen. Optische sensoren lenen zich hier heel goed voor omdat ze niet verstoord worden door het sterke magneetveld van de MRI. Er bestaan systemen die met behulp van glasvezels de vorm en positie van katheters kunnen weergeven, maar deze zijn zeer kostbaar en niet toegespitst op het gebruik bij disposable ablatie-katheters in een MRI. In dit project onderzoeken wij de potentie van een voor deze toepassing specifieke glasvezel-gebaseerde oplossing, waarmee alleen de vorm van het uiteinde van de katheter wordt gemeten en gevisualiseerd, en die bruikbaar is in combinatie met een MRI. Het beoogde resultaat is een prototype van een systeem dat tegen lagere kosten met optische sensoren de vorm en positie van de katheter in een MRI kan weergeven. De projectpartners dragen met hun expertise bij aan de realisatie van dit prototype: fotonica in medische toepassingen (Haagse Hogeschool), sensoren gebaseerd op FBGs (VanderHoekPhotonics), en de medische praktijk en testfaciliteiten (Haga Ziekenhuis ablatiecentrum).
Zorgverleners geven in de palliatieve fase zorg aan zorgvragers en diens naasten gericht op het bestrijden van symptomen en behoud of verhogen van kwaliteit van leven (en sterven). Het niet tijdig (kunnen) herkennen en markeren van de palliatieve fase leidt tot ongewenste situaties in praktijk. Zorgvragers krijgen niet de best passende zorg afgestemd op de wensen en behoeften van zorgvragers wat kan leiden tot over-/onderbehandeling of het overlijden op een locatie die niet de voorkeur van de zorgvrager heeft. Zorgverleners in de eerstelijnszorg vinden het belangrijk om tijdig de palliatieve fase te markeren, maar dat is niet eenvoudig bij zorgvragers met een chronische aandoening als COPD of hartfalen. Bestaande instrumenten die de palliatieve fase markeren halen de praktijk niet, omdat deze niet aansluiten op bestaande werkwijze van het primaire proces. Machine learning op basis van bestaande data en vervolgens geïntegreerd in het individuele elektronisch zorgdossier lijkt een veelbelovende technologische toepassing waarmee positieve ervaring is opgedaan, maar die nog niet ingezet voor het tijdig markeren van de palliatieve fase door verpleegkundigen en verzorgenden. Deze aanvraag heeft de volgende onderzoeksvraag: Hoe kunnen zorgverleners ondersteund worden in de markering van de palliatieve fase door middel van machine learning bij zorgvragers met COPD en hartfalen aan de hand van signalen uit het elektronisch zorgdossier van ZorgAccent en ZZG zorggroep en daarmee een bijdrage leveren aan het verbeteren van de kwaliteit van de palliatieve zorg? Voor de uitwerking is gekozen voor een ontwerpgericht onderzoek. In vijf werkpakketten wordt gewerkt aan de ontwikkeling van de technologische toepassing, gebruikmakend van literatuur en kwalitatieve data van eindgebruikers als zorgverleners, zorgvragers en hun naasten. In de laatste fase wordt een haalbaarheidsstudie naar de toepassing uitgevoerd waarin nagegaan wordt of deze toepassing ondersteunend is bij het markeren van de palliatieve fase, de gebruikerservaringen en beïnvloedende factoren in de praktijk.