Dienst van SURF
© 2025 SURF
Het project "werkplaats Oud-Oost" is opgezet om verkokering tussen organisaties te verkleinen, versnippering van aanpak en projecten te voorkomen en kennis die in het werkveld wordt ontwikkeld vast te houden. Het project beoogt daarmee een bijdrage te leveren aan ontschotting, professionalisering en de ontwikkeling van een gedeelde visie voor de aanpak van het gebied Oud-Oost. In dit plan van aanpak wordt de opzet van deze werkplaats verder uitgewerkt
There is a central dilemma embedded in the relationship between teachers and researchers. Teachers know the story of the classroom well, but they are seldom asked to tell their stories, nor do they usually have the opportunity. Researchers, on the other hand, are skilled at telling certain things about classrooms, but they often miss the central stories that are there. This divergence can lead to different opinions on what teaching is about and what is important within it. To bridge this gap, we describe an approach which puts the teacher and the student at the centre. With respect to emotional and behavioural problems of students, we underline the notion of student-teacher compatibility, deriving from theories emphasizing the transactional/reciprocal nature of human behaviour. One of the aims of the Lectorship and Knowledge Network Behavioural Problems in School Practice, is to identify at-risk-teachers (i.e. those most vulnerable to the presence of behaviourally challenging students and parents) so that interventions, both in initial teacher training as well as in inservice training can be applied to help them develop adequate attitudes and coping-skills. In clinical supervision, peer coaching or reflective practice, these teachers can be helped to consider in what way student and parental problem behaviour contribute to their loss of satisfaction, their feelings of self doubt, perceived disruption of the teaching process, and their frustration working with parents.
Samenwerking tussen organisaties en creatieve professionals (kunstenaars en ontwerpdisciplines), zogenaamde cross-overs, vormen dé nieuwe samenwerkingsvorm de laatste jaren binnen organisaties in Nederland medio 2017. Uit recent onderzoek van het lectoraat Innovatief Ondernemen van Zuyd Hogeschool blijkt dat in Zuid-Limburg ongeveer 50% van de MKB-bedrijven jaarlijks samen werken met creatieve professionals. Creatieve professionals brengen vanuit de kunsten een voor organisaties nieuw en uniek perspectief van design thinking in met een daar aan gerelateerd handelingsrepertoire (‘change agents’) en methoden (art based interventions (ABIs) of artistic interventions). Er is een eerste notie dat de verbinding van het economische domein (organisaties) met het domein van de kunsten vruchtbare samenwerking op kan leveren. Maar uit eerste verkenningen is ook duidelijk dat zowel organisaties als creatieve professionals concrete handvatten nodig hebben voor vruchtbare samenwerking. Er is binnen Nederland echter nog nauwelijks onderzoek gedaan naar de rol van creatieve professionals in initiatieven als cross-overs, business development en innovatie. Dit onderzoek betreft een eerste verkenning naar het fenomeen van samenwerking tussen organisaties en creatieve professionals. Hiervoor worden 4-5 cases bestudeerd van organisaties die hebben samen gewerkt met creatieve professionals. Daarnaast zal een literatuurstudie worden uitgevoerd naar cross-overs en overige samenwerkingsvormen tussen organisaties en creatieve professionals. Het resultaat van dit onderzoek is om via een verdiepende verkenning naar de samenwerking van creatieve professionals en bedrijven/ publieke organisaties meer inzichten in de factoren die samenwerking tussen MKB bedrijven en creatieve professionals beïnvloeden, te krijgen. Met deze verkenning willen we de basis leggen voor vervolgonderzoek (RAAK MKB-aanvraag), waarbij focus op het perspectief van design thinking, de wijze van samenwerking, het handelingsrepertoire (‘change agents’) of bijvoorbeeld op methoden die zijn gehanteerd, aandacht zullen krijgen.
Eén van de taken van verpleegkundigen is om de kwaliteit van hun werk te monitoren via richtlijnen en protocollen. Maar in mensgerichte beroepen doen zich voortdurend omstandigheden voor waarin regels geen antwoord geven op individuele situaties en behoeften van zorgvragers. Daar waar regelgeving en protocollen haperen als instrument voor het professionele handelen, zal de professional een beroep doen op andere bronnen van inspiratie. Die bronnen zijn, naast cognitieve kaders, de normen en waarden die gevormd worden in de opvoeding, de cultuur en religie, de opleiding en de sociale context van het beroep. De diverse bronnen worden, meestal in overleg met anderen, gewogen om tot wijze besluitvorming te komen. Het verwerven en gebruiken van bronnen voor wijze besluitvorming wordt in de literatuur aangeduid als een stap in de ontwikkeling tot ‘expert’ professional. Deze ontwikkeling zou vooral ná de opleiding plaatsvinden door het opdoen van ervaringen in de beroepspraktijk. De laatste jaren is in de literatuur hernieuwde belangstelling voor deze ‘vaardigheid van wijze besluitvorming’ van professionals. Deze belangstelling lijkt een reactie op de protocollair aangestuurde beroepspraktijk en de onmogelijkheid om alle professionele handelen daarin te vatten. Data uit onderwijskundige bronnen tonen aan dat studenten al in de opleiding starten met het ontwikkelen van deze vaardigheid. Doel van het onderzoek is om meer kennis te verzamelen over deze vaardigheid van wijze besluitvorming van de hbo-verpleegkundige en hoe zij bronnen van inspiratie inzetten in hun professionele handelen. Het onderzoek beoogt 1) literatuurstudie naar het ontwikkelen van de vaardigheid van wijze besluitvorming en de rol daarin van bronnen van inspiratie, 2) kwalitatief onderzoek onder laatstejaars studenten en novice hbo-verpleegkundigen naar welke bronnen zij ontwikkelen en inzetten in de vaardigheid van wijze besluitvorming, en 3) actieonderzoek naar het gebruik van de bronnen in het handelen in de verpleegkundige praktijk en het handelingsrepertoire uit te breiden.
Duurzaam Gebiedsgericht Werken Het Rijk heeft met het Nationaal Programma Landelijk Gebied kader en doelen gegeven aan de regionale gebiedsaanpakken. Dit moet leiden tot een transitie van het landelijk gebied waarbij water en bodem leidend zijn en biodiversiteit, klimaat en verdienvermogen onderdeel zijn van het transitieproces. Professionals die in gebiedsaanpakken werken, vragen ons om kennis en vaardigheden over transitieprocessen, doelinterventies, de institutionele context en om professionalisering voor effectieve samenwerkingen: ‘Hoe kunnen gebiedsmanagers effectief werken aan transities om de NPLG-doelen te realiseren en welke belemmeringen bestaan er op dit moment op het gebied van kennis en vaardigheden, en ook in de institutionele omgeving waarbinnen zij moeten werken?’ In dit project gaat ons interdisciplinaire onderzoeksteam na hoe we uit ervaringen met vraagstukken in lopende regionale gebiedsprocessen aanknopingspunten, samenwerkingsvormen en generaliseerbare oplossingen kunnen vinden. Daarmee helpen we gebiedsmanagers om hun handelingsrepertoire voor deze vraagstukken te verrijken. Dat doen we in 4 stappen: 1. Door als onderzoekteams actief in gebiedsprocessen in Oost-Gelderland en Midden-Brabant deel te nemen. 2. Door 10 gebiedsprocessen te monitoren, observeren en reflecteren. 3. Door uit deze gebiedsprocessen belemmeringen en kansen in institutionele kaders te identificeren. 4. De lessen en ervaringen maken we: a. Via reflexieve monitoring overdraagbaar in een learning community van en voor gebiedsmanagers. b. Bruikbaar in het onderwijs en leven-lang-lerentrajecten. Beoogde resultaten zijn: • Bouwstenen voor gebiedsmanagement waarin handreikingen voor samenwerking, transitie, en hoe water en bodem sturend kunnen zijn. • Een advies aan beleidsmakers over de institutionele kaders die onderdeel zijn van een beoogde gebiedstoekomst en de kaders voor het proces daarnaartoe. • Een aanzet voor een praktijkvorm van de learning community van LNV-RTLG: de Transitieschool. Het lectoraat Gebiedsgerichte Transities naar Kringlooplandbouw van Hogeschool Van Hall Larenstein leidt het onderzoeksteam, dat bestaat uit lectoren en onderzoekers van de vier groene Hbo’s en CHE.