Deze handreiking bestaat uit zes praatplaten (drie wijktypes met een onderscheid voor hoog en laag Nederland) die dienen als toekomstschetsen om visueel inzichtelijk te maken hoe groen in de wijk droogtebestendiger gemaakt kan worden. Iedere praatplaat omvat een visualisering van mogelijke maatregelen per wijktype in hoog of laag Nederland. Dit om een breder perspectief weer te geven van wijktypes met verschillende (technische) haalbaarheidseigenschappen. ‘Oudere woonwijken’ zijn een samenvoeging van de karakteristieken van verschillende wijktypes: tuindorp, volkswijk, naoorlogse tuinstad, laagbouw en naoorlogse woonwijk, allen gebouwd in de eerste helft van de 20e eeuw. Bloemkoolwijken en Vinexwijken zijn later ontwikkeld en hebben een andere ruimtelijke indeling, groeiplaatsomstandigheden, waterhuishouding en andere technische eigenschappen.Voor de uiteenzetting van de maatregelen is per wijktype gekeken naar zowel de technische haalbaarheid van implementatie van maatregelen in de straat als naar planning van inpassing van maatregelen in lijn met de reguliere beheer-, vervangings- en/of herinrichtingsopgave.Dit betekent dat de praatplaten een algemeen toekomstbeeld schetsen van maatregelen die toepasbaar zijn per wijk- en bodemtype. Het is goed mogelijk dat voor specifieke situaties weggelaten maatregelen wel implementeerbaar zijn, zowel vanuit een technisch oogpunt als vanuit het implementatie-vlak. Deze praatplaten fungeren dan ook als eerste inventarisatie van mogelijke kansen en 'bottlenecks’ en vormen daarbij het startpunt voor gesprekken met andere afdelingen.Elke praatplaat geeft inzicht in drie verschillende doelen: Wat betekent een set aan maatregelen voor de ruimtelijk indeling van een wijk, zowel boven- als ondergronds (indeling straatprofiel, kabels & leidingen, riolering etc.)? Wanneer implementeer je een maatregel en hoe zit het met koppelkansen? Zonder mee te koppelen, tijdens een vervangingsopgave (vervangen straat, riolering en groen), of tijdens een herinrichtingsopgave (herinrichting openbare ruimte). Welke combinaties van maatregelen zijn noodzakelijk, vullen elkaar aan of zijn conflicterend?
Deze handreiking bestaat uit zes praatplaten (drie wijktypes met een onderscheid voor hoog en laag Nederland) die dienen als toekomstschetsen om visueel inzichtelijk te maken hoe groen in de wijk droogtebestendiger gemaakt kan worden. Iedere praatplaat omvat een visualisering van mogelijke maatregelen per wijktype in hoog of laag Nederland. Dit om een breder perspectief weer te geven van wijktypes met verschillende (technische) haalbaarheidseigenschappen. ‘Oudere woonwijken’ zijn een samenvoeging van de karakteristieken van verschillende wijktypes: tuindorp, volkswijk, naoorlogse tuinstad, laagbouw en naoorlogse woonwijk, allen gebouwd in de eerste helft van de 20e eeuw. Bloemkoolwijken en Vinexwijken zijn later ontwikkeld en hebben een andere ruimtelijke indeling, groeiplaatsomstandigheden, waterhuishouding en andere technische eigenschappen.Voor de uiteenzetting van de maatregelen is per wijktype gekeken naar zowel de technische haalbaarheid van implementatie van maatregelen in de straat als naar planning van inpassing van maatregelen in lijn met de reguliere beheer-, vervangings- en/of herinrichtingsopgave.Dit betekent dat de praatplaten een algemeen toekomstbeeld schetsen van maatregelen die toepasbaar zijn per wijk- en bodemtype. Het is goed mogelijk dat voor specifieke situaties weggelaten maatregelen wel implementeerbaar zijn, zowel vanuit een technisch oogpunt als vanuit het implementatie-vlak. Deze praatplaten fungeren dan ook als eerste inventarisatie van mogelijke kansen en 'bottlenecks’ en vormen daarbij het startpunt voor gesprekken met andere afdelingen.Elke praatplaat geeft inzicht in drie verschillende doelen: Wat betekent een set aan maatregelen voor de ruimtelijk indeling van een wijk, zowel boven- als ondergronds (indeling straatprofiel, kabels & leidingen, riolering etc.)? Wanneer implementeer je een maatregel en hoe zit het met koppelkansen? Zonder mee te koppelen, tijdens een vervangingsopgave (vervangen straat, riolering en groen), of tijdens een herinrichtingsopgave (herinrichting openbare ruimte). Welke combinaties van maatregelen zijn noodzakelijk, vullen elkaar aan of zijn conflicterend?
Groen Gas Hub Salland is een experimenteel en innovatief project. De beleidscontext van dit project laat zich kenmerken door een dynamiek van publieke belangen. Op de eerste plaats is er de liberalisering van de energiesector, die tot gevolg had dat de overheid op afstand van de sector is komen te staan. Daarnaast is er de wens in de samenleving om een duurzame energievoorziening te realiseren. Om aan deze wens tegemoet te komen, is het goed denkbaar dat de overheid haar verantwoordelijkheid neemt door in samenwerking met particulieren innovatieve duurzaamheidsprojecten te starten. Deze beleidscontext roept de vraag op (i) of en (ii) zo ja hoe een Groen Gas Hub in Salland georganiseerd kan worden. In dit rapport staan kritische succesfactoren waarmee bij de organisatie van het initiatief rekening kan worden gehouden. Daarnaast wordt een model gepresenteerd waardoor het mogelijk is om op een systematische en gefaseerde wijze een afweging te maken tussen verschillende organisatorische constructies. Deze afweging is terug te brengen tot een keuze op twee dimensies, namelijk: (i) het type belang en (ii) de schaal van het project. De keuzemogelijkheden op de twee dimensies leiden tot vier organisatievormen. Bij elke vorm hoort een andere verdeling van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden tussen de verschillende partijen. Van deze organisatievormen is “de op een publiek belang gerichte provinciaal/regionaal georiënteerde organisatie” vooralsnog te prefereren.
MULTIFILE
Uit cijfers van het CBS zien we dat de vraag naar biologische producten achterblijft. De meerprijs die consumenten moeten neerleggen voor biologische productalternatieven blijkt een belangrijke belemmering te zijn voor de overstap naar biologisch. Hoe kunnen we deze gepercipieerde prijsbarrière bij de consument overkomen?
Diverse partijen, zowel marktpartijen als kennisinstellingen, gaan in 2020 samenwerken in een pilot om te toetsen in hoeverre zij de plant kardoen (familie van de artisjok distel) in haar volle potentieel kunnen gebruiken voor diverse commerciële doeleinden, zoals bloemen, voedsel, composiet en een lamp. Er wordt in deze pilot onderzoek gedaan naar: - Gebruik van reststromen als bodemverbeteraar - Teelt van kardoen - Verwerking van kardoen
The transition towards an economy of wellbeing is complex, systemic, dynamic and uncertain. Individuals and organizations struggle to connect with and embrace their changing context. They need to create a mindset for the emergence of a culture of economic well-being. This requires a paradigm shift in the way reality is constructed. This emergence begins with the mindset of each individual, starting bottom-up. A mindset of economic well-being is built using agency, freedom, and responsibility to understand personal values, the multi-identity self, the mental models, and the individual context. A culture is created by waving individual mindsets together and allowing shared values, and new stories for their joint context to emerge. It is from this place of connection with the self and the other, that individuals' intrinsic motivation to act is found to engage in the transitions towards an economy of well-being. This project explores this theoretical framework further. Businesses play a key role in the transition toward an economy of well-being; they are instrumental in generating multiple types of value and redefining growth. They are key in the creation of the resilient world needed to respond to the complex and uncertain of our era. Varta-Valorisatielab, De-Kleine-Aarde, and Het Groene Brein are frontrunner organizations that understand their impact and influence. They are making bold strategic choices to lead their organizations towards an economy of well-being. Unfortunately, they often experience resistance from stakeholders. To address this resistance, the consortium in the proposal seeks to answer the research question: How can individuals who connect with their multi-identity-self, (via personal values, mental models, and personal context) develop a mindset of well-being that enables them to better connect with their stakeholders (the other) and together address the transitional needs of their collective context for the emergence of a culture of the economy of wellbeing?