Dienst van SURF
© 2025 SURF
When teaching is considered as a collaborative activity, the aimof research projects in schools needs to exceed the individualand personal levels and aim to contribute to research-informedreflection of a team of teachers. Within this multiple case study, weadapted the graduation research project within a primary teachereducation programme, trying to bridge the personal level (wherestudent-teachers show their individual competence) and thecollaborative level (where the graduation research project aims toinspire practice of several teachers within a school). In this redesignof the graduation research project, the concepts of boundary activity,ownership, meaningfulness and dialogue were helpful. However,our study shows that connecting graduation research projects withschool development is not just a matter of redesigning a part of thecurriculum, but that it requires new perspectives and new qualities ofstudent-teachers, research supervisors from the university and actorswithin the school.
INTRODUCTION: Entrustable professional activities (EPAs) are used during training but may also have significance after graduation. This domain has not yet been much explored. We investigated the use of EPAs among alumni of Master Physician Assistant programs in the Netherlands, where EPAs have been used since 2010. We aim to describe if and how EPAs have a role after graduation. Are EPAs used for continuous entrustment decisions or when shifting work settings?METHODS: In September 2020, all registered Dutch physician assistants (PAs) ( n = 1441) were invited to participate in a voluntary, anonymous survey focusing on the use of EPAs after graduation. Survey items included questions regarding the use and usefulness of EPAs, views on continuous entrustment decisions, and how PAs document their competence.RESULTS: A total of 421 PAs (response rate 29%) yielded information about the significance of EPAs after training. Among the respondents, 60% ( n = 252) reported adding new competencies and skills after graduation. One-third ( n = 120) of the respondents were trained in EPA-based programs. Almost all EPA-trained PAs (96%; n = 103) considered the EPA structure suitable to maintain and renew entrustment. Furthermore, PAs reported continued use of the EPA framework to seek formal qualifications through entrustment decisions.CONCLUSION: This study shows that EPAs can play an ongoing role for PAs after graduation. EPA-trained PAs overwhelmingly support the continuous use of the EPA framework for entrustment decisions from graduation until retirement.
Paperbijdrage conferentie EARLI SIG 14, 11-14 september 2018, Genève Universities of Applied Sciences (UAS) that offer Professional Studies (PS) are required to educate students to become starting professionals with research competence, that enable them to deal with challenging tasks that professionals face in a dynamic knowledge society (e.g. Heggen, Karseth, & Kyvik, 2010). To assess professional and research competence, students at UAS in the Netherlands mostly develop a professional product for an external bidder as their graduation project. The professional product is an artefact that is ideally representative for students’ future professions within a specific domain, e.g. a strategic advice within the economic domain (e.g. Losse, 2016). Due to the integrative and complex character of this task, supervision is essential and we thus need to understand what expertise supervisors need and which are good pedagogic strategies. However, little is known about graduation project supervision at UAS. This literature review aims at providing knowledge about graduation project supervision and at revealing what further inquiry on graduation project supervision should aim at, by answering the following questions: 1. What expertise do supervisors need and what is known about pedagogic strategies in graduation project supervision at UAS? 2. What should further inquiry after graduation project supervision at UAS aim at?
The postdoc candidate, Giuliana Scuderi, will strengthen the connection between the research group Biobased Buildings (BB), (collaboration between Avans University of Applied Sciences and HZ University of Applied Sciences (HZ), and the Civil Engineering bachelor programme (CE) of HZ. The proposed research aims at deepening the knowledge about the mechanical properties of biobased materials for the application in the structural and infrastructural sectors. The research is relevant for the professional field, which is looking for safe and sustainable alternatives to traditional building materials (such as lignin asphalt, biobased panels for bridge constructions, etc.). The study of the mechanical behaviour of traditional materials (such as concrete and steel) is already part of the CE curriculum, but the ambition of this postdoc is that also BB principles are applied and visible. Therefore, from the first year of the programme, the postdoc will develop a biobased material science line and will facilitate applied research experiences for students, in collaboration with engineering and architectural companies, material producers and governmental bodies. Consequently, a new generation of environmentally sensitive civil engineers could be trained, as the labour market requires. The subject is broad and relevant for the future of our built environment, with possible connections with other fields of study, such as Architecture, Engineering, Economics and Chemistry. The project is also relevant for the National Science Agenda (NWA), being a crossover between the routes “Materialen – Made in Holland” and “Circulaire economie en grondstoffenefficiëntie”. The final products will be ready-to-use guidelines for the applications of biobased materials, a portfolio of applications and examples, and a new continuous learning line about biobased material science within the CE curriculum. The postdoc will be mentored and supervised by the Lector of the research group and by the study programme coordinator. The personnel policy and job function series of HZ facilitates the development opportunity.
Het Hanze Innovation Traineeship Pilot project is geïnitieerd op de Hanzehogeschool Groningen door drie onderzoeksgroepen (lectoraten) die zijn ingebed in het Marian van Os Centre of Expertise Ondernemen (CoEO). De trainees worden gecoacht in een Community of Learners en begeleid door een diverse groep van onderzoekers van de volgende onderzoeksgroepen van de Hanzehogeschool Groningen: (1) International Business, (2) Marketing/Marktgericht Ondernemen en (3) User-Centered Design. Het doel van het programma is om regionale MKBs in Noord-Nederland te ondersteunen om duurzaam te innoveren met de hulp en ondersteuning van trainees en onderzoekers van de drie onderzoeksgroepen. De trainees worden begeleid bij het ontwikkelen en implementeren van een door onderzoek ondersteunde innovatie tijdens een afstudeerproject en een 12-maanden durende traineeship bij het bedrijf. Bij de start van het programma ondergaan de MKBs een innovatie-gezondheids-check die wordt herhaald nadat de traineeship is afgerond. Over het algemeen zouden de bedrijven hun bedrijfsprestaties en innovatiecapaciteit moeten kunnen verbeteren door middel van het programma. Verder zal de onderzoekssamenwerking tussen de onderzoeksgroepen van de Hanzehogeschool en de MKBs leiden tot een beter inzicht in innovatiebarrières en succesfactoren. De opgedane kennis over regionale MKB-innovatie zal in alle sectoren en industrieën worden geprojecteerd. De uiteindelijke projectresultaten zullen dienen voor het besluitvormingsproces van toekomstige innovatie traineeship programma's
De fotonica industrie groeit snel in de Brainport regio. Multinationals zoals ASML maar ook talrijke MKB bedrijven werken aan complexe optische systemen. Zij concurreren op wereldschaal met high tech Amerikaanse en Aziatische spelers. Innovatie is daarvoor van levensbelang. R&D in de sleuteltechnologieën fotonica en geavanceerde fabricagesystemen levert hiervoor de hoognodige brandstof. Zo ook in dit project, waarbij twee high tech MKB bedrijven met Fontys 3D-metaalprinten op een nieuwe en slimme manier gaan inzetten voor fotonica. Complexe optische systemen bevatten meestal meerdere optische elementen (o.a. lenzen, spiegels, diafragma’s, lichtbronnen, sensoren) die onderling in een lichtweg gerangschikt en onderling afgesteld moeten worden. Hierbij worden z.g. optische mounts gebruikt om de positie van de individuele optische elementen vast te leggen en na afstelling te fixeren. Een dergelijke afstelmethode is vaak lastig (divergerend), tijdrovend en niet stabiel over de tijd (want gebaseerd op wrijvingsfixatie). Dit project onderzoekt als oplossing een geïntegreerd monolithisch 3D geprint montagesysteem voor optische elementen, waarbij gebruik gemaakt wordt van ruimtelijk georiënteerde 3D geprinte monolithische elementen (spelings- en hysteresevrij). Hiermee wordt de insteltijd aanzienlijk gereduceerd (doelstelling: 100% --> 30%). Tevens zal de positioneernauwkeurigheid van de hierin opgenomen optische elementen gegarandeerd zijn. Tenslotte zullen er aanzienlijk minder onderdelen in het ontwerp aanwezig zijn. Als concrete en haalbare demonstrator wordt een 3D geprinte monolithische optical mount voor de lichtweg van de “Arinna” laserinterferometer van IBSPE uit Eindhoven ontwikkeld en getest. 3D geprinte optical mounts zijn nieuw voor dit netwerk, maar Fontys en aangesloten ondernemers hebben de relevante ervaring in 3D metaalprinten en fotonica. Met de aangesloten fotonica netwerken Photon Delta, DSPE en PhotonicsNL kan de opgedane kennis snel opgeschaald worden en kunnen ook andere MKB bedrijven deze innovatieve mounts voor hun supply chains gaan onderzoeken.