Dienst van SURF
© 2025 SURF
De algemene gezondheidstoestand van de bevolking wordt veelal gemeten met de RAND-36 item Health Survey. De afkorting RAND verwijst naar de Amerikaanse onderzoeksorganisatie voor ‘Research and Development’ die de vragenlijst ontwikkelde. In 2012 is door Fontys en partners een longitudinaal veldonderzoek gestart met als doelstelling het in kaart brengen van factoren die van invloed zijn op het gebruik van technologie ter bevordering van het zelfstandig wonen door ouderen. In totaal worden 50 deelnemers van 70 jaar of ouder, vier jaar lang elke acht maanden geïnterviewd. Tevens worden er enkele vragenlijsten afgenomen waaronder twee vragen uit de RAND-36 waarvan een item luidt: ‘Ik ben net zo gezond als andere mensen die ik ken’. Tijdens dit onderzoek is gebleken dat sommige deelnemers die zichzelf gezonder vinden dan andere mensen die zij kennen, de stelling ontkennend beantwoorden maar daarmee onbedoeld een antwoordcategorie invullen die zich vertaalt in een lagere score voor de ervaren gezondheidstoestand. Het op deze manier invullen van dit item kan daardoor leiden tot een onderschatting van de algemene gezondheidstoestand van ouderen.
Blog over corona-apps. Inmiddels wordt er vanuit de overheid zelf gewerkt aan een app die de GGD kan helpen bij het contactonderzoek. Dit is dus alleen de app om nieuwe besmettingen te traceren, en niet een app om de gezondheidstoestand te rapporten. Daarbij deelt de overheid de tussentijdse resultaten met alle burgers. Op deze manier kan iedereen meekijken en meewerken aan de app. De overheid heeft inmiddels doorgegeven begin juli te starten met het testen van de corona-app in de regio Twente.Geschreven in het kader van het project Cybersecurity Noord-Nederland.
LINK
Ouderen die thuiszorg ontvangen hebben een verhoogd risico op ondervoeding. Minstens 11 procent van de thuiswonende ouderen is ondervoed en bij ouderen die thuiszorg ontvangen ligt dit percentage zelfs op 35 procent. Ondervoeding heeft ernstige gevolgen voor de gezondheidstoestand, zelfredzaamheid en kwaliteit van leven van ouderen. Risicofactoren kunnen zowel somatisch, sociaal of psychisch van aard zijn.
Aanleiding onderzoek: Voor veel patiënten met een chronische aandoening die bijeen behandelaar komen, geldt dat hun klacht meer is dan enkel het acute gezondheidsprobleem. Klachten zijn het gevolg van complexe interacties tussenfysiek, psychologisch en/of sociaal functioneren, en deze moeten als zodanig worden aangepakt. Wetenschappelijke richtlijnen schieten voor deze complexere patiënten vaak tekort, omdat deze vanuit een enkel gezondheidsprobleem redeneren. Mogelijk biedt de N-of-1 benadering soelaas. Met deze benadering kan bij iedere patiënt met chronische klachten in de praktijk met een wetenschappelijke methode de optimale behandeling worden gevonden. Probleemstelling: Hoe kunnen we de samenwerking in de praktijk tussenbehandelaar en patiënt meer wetenschappelijk insteken zonder dat we de toegankelijkheid van de zorg belemmeren? Dit houdt in dat we willen onderzoeken hoe we de aanpak van N-of-1 zodanig kunnen vormgeven dat de behandelaar voorde patiënt een op maat gemaakt, motiverend traject op kan stellen, waarin wetenschappelijk redeneren als vanzelf deel gaat uitmaken van de praktijk. Daarnaast is het van belang om de patiënt correct te motiveren en ondersteunen bij het zelfmonitoren en uitdiepen van zijn gezondheidstoestand, van iemand die passief zorg ondergaat naar casemanager van eigen gezondheidsprobleem. Voorgestelde uitvoering: Het onderzoek start met semi-gestructureerde diepte-interviews over de onderzoeksvragen met 3 patiënten, 3 algemene behandelaars, 2wetenschappelijk geschoolde behandelaars en 2 wetenschappers die bekend zijn met N-of-1. Obv de interviews starten we met dezelfde 3 patiënten een pilot waarin we enkele implementeerbare strategieën uitvoeren. Deze pilot wordt wekelijks geëvalueerd met patiënt en behandelaar. Geplande deliverables: Hieruit volgt inzicht in haalbaarheid van N-of-1 benaderingen bij complexe ziektebeelden en de praktische implementatie van wetenschappelijk redeneren. Deze input willen we gebruiken om een grotere subsidieaanvraag te faciliteren waarin we een wetenschappelijk framework voor de dagelijkse behandelpraktijk willen ontwikkelen en toetsen. Deelnemers: Fysiotherapie Thermion, RadboudUMC, HAN, PNA Group
Het doel van dit project is om het zorgstelsel te digitaliseren en te vereenvoudigen door middel van technologische vooruitgang en verbeteringen. Het streven is om te voldoen aan de groeiende zorgvraag in de toekomst, waarbij technologie fungeert als een middel om dit te bewerkstelligen. Dit wordt bereikt door verdere ontwikkeling van kennis op het gebied van hardware zoals biosensoren en microfluidica, en software waaronder AI, data-analyse en cloud-oplossingen. Het project richt zich op het ontwikkelen van prototypes die nauw aansluiten op de behoeften van de zorg. Om dit doel te bereiken, moeten er essentiële veranderingen worden doorgevoerd in zowel klinische settings als daarbuiten. Het is ook de bedoeling om de zorg te verplaatsen van intramuraal naar extramuraal, met als gevolg verlichting van de druk op het zorgstelsel en verbetering van de kwaliteit van zorg. Het project concentreert zich op twee belangrijke focusgebieden: de klinische setting en de thuiszorg. In de klinische setting is er behoefte aan frequente monitoring, waarbij de ontwikkeling van geavanceerde monitoringstechnologieën centraal staat. Hierbij valt te denken aan het gebruik van biosensoren en microfluïdica om biomarkers in het ziekenhuis frequent te monitoren. Voor de thuiszorg ligt de nadruk op de ontwikkeling van Point-of-Care (POC) apparaten, waarmee patiënten thuis kunnen worden gemonitord. Deze draagbare medische apparaten stellen patiënten in staat om regelmatig hun gezondheidstoestand te controleren zonder een kliniek te hoeven bezoeken. Dit biedt gemak, autonomie en draagt bij aan kostenverlaging in de zorg. Om deze doelen te bereiken, moeten verschillende uitdagingen worden aangegaan, zoals het optimaliseren van technologieën, het waarborgen van interoperabiliteit tussen verschillende medische apparaten en het implementeren van gebruiksvriendelijke interfaces. Daarnaast is het van cruciaal belang om biomedische apparaten te integreren met IoT-netwerken, zodat een naadloze gegevensstroom en real-time monitoring mogelijk worden.
Het aantal migranten ouderen neemt toe. Zij hebben een slechtere gezondheid dan autochtone ouderen. Zo komen chronische ziekten zoals obesitas en diabetes type-2 vaker voor. Een van de belangrijkste onderliggende oorzaken van deze ziekten is sarcopenie, verlies van spiermassa en fysiek functioneren van ouderen. Het verlies van spiermassa, fysieke functie en chronische ziekten heeft een negatieve impact op de kwaliteit van leven, zelfredzaamheid en zorgkosten. Naar aanleiding van de vraag vanuit de MKB-praktijken voor fysiotherapie en diëtetiek is in een RAAK MKB project (ProMIO 1.0) een cultuursensitieve behandeling ontwikkeld die sarcopenie en daarmee ook chronische ziekten van migranten ouderen behandelt. Het ProMIO programma is een gecombineerde leefstijl interventie dat bestaat uit een beweeg- en voedingsinterventie uitgevoerd door eerstelijns fysiotherapie en diëtetiek praktijken, specifiek afgestemd op de behoeften van migranten ouderen. In een pilot studie is het programma geëvalueerd op werkbaarheid en haalbaarheid in de praktijk. Professionals tonen veel interesse maar geven aan dat de interventie in huidige vorm nog niet rendabel is. De behoefte aan een goede inbedding in de zorg is groot, zodanig dat de interventie betaalbaar wordt voor zowel professional als deelnemers. Hiervoor dient de interventie aantoonbaar (kosten-)effectief te zijn. De resultaten van de fysieke metingen uit de pilot zijn al veelbelovend. Deze laten zien dat vrijwel alle deelnemers verbeteren in spierkracht en sterke verbeteringen ervaren in dagelijks functioneren. Een toekomstige Randomized Controlled Trial (RCT) moet extra bewijskracht leveren voor de (kosten)effectiviteit van de interventie wat de kansen zal vergroten voor een goede implementatie en vergoeding. Dit voorstel beoogt de bewijskracht te leveren van de (kosten) effectiviteit van het ProMIO programma in de praktijk (ProMIO 2.0). Naast de (kosten-)effectiviteit onderzoeken we ook hoe ProMIO in de praktijk geïmplementeerd kan worden. De resultaten worden gecommuniceerd naar de beroepenvelden, wetenschap en worden ingebed in het HBO-onderwijs.