Dienst van SURF
© 2025 SURF
Inleiding Een gecombineerde leefstijlinterventie (GLI) richt zich op het aanleren van een gezonde leefstijl bij mensen met gewichtsgerelateerde gezondheidsrisico’s. Een GLI is een persoonlijk begeleidingstraject uitgevoerd door (post-)hbo-opgeleide leefstijlcoaches (kortheidshalve hierna steeds ‘leefstijlcoaches’ genoemd), en duurt gemiddeld twee jaar, met aandacht voor bewegen, gezonde voeding, slaap en ontspanning. Het inzetten van de juiste gedragsveranderingstechnieken is belangrijk bij het starten met en het volhouden van gezond gedrag. Het doel van dit onderzoek was om meer inzicht te krijgen in het type gedragsveranderingstechnieken dat wordt gebruikt bij GLI’s, en de mate waarin deze worden ingezet in erkende GLI’s. Onderzoeksvraag Welke gedragsveranderingstechnieken zijn opgenomen in erkende GLI’s, en wanneer en waarom passen leefstijlcoaches deze toe bij cliënten met een gewichtsgerelateerd gezondheidsrisico? Onderzoeksmethode Via documentanalyse is bestudeerd welke gedragsveranderingstechnieken zijn beschreven in de protocollen van de in 2019 erkende GLI’s (de BeweegKuur, CooL en SLIMMER). Deze analyse op gedragsveranderingstechnieken is aangevuld met ervaringsverhalen van veertien leefstijlcoaches die een erkende GLI uitvoeren. Deze ervaringsverhalen zijn verkregen met behulp van semigestructureerde interviews. Resultaten Protocollen en de interviewresultaten tonen aan dat het formuleren van persoonlijke doelen en subdoelen met bijbehorende actieplannen terugkerende technieken zijn binnen de erkende GLI’s. Kennis en vaardigheidstraining worden in de eerste fase van een GLI-traject in groepsverband aangeboden om cliënten te leren omgaan met barrières en het proces van gedragsverandering te omarmen. Het tweede deel van de erkende GLI’s bestaat uit individuele begeleiding tijdens het veranderproces, met daarbij oefeningen om te voorkomen dat cliënten terugvallen in ongezond gedrag. De training in deze periode is meer gericht op de eigen regie, en deze fase bevat minder contactmomenten. Conclusie De belangrijke technieken binnen erkende GLI’s zijn: persoonlijke doelen stellen, acties plannen, het vergroten van kennis en vaardigheden en het leren omgaan met barrières. Deze technieken worden ingezet om de eigen regie te vergroten en succeservaringen op te kunnen doen. Naast de groepssessies zijn de individuele sessies belangrijk voor het volhouden van het aangeleerde gezonde gedrag.
Het ministerie van Economische zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I, thans EZ) heeft in 2012 het Lectoraat Welzijn van Dieren (Hogeschool VHL, Leeuwarden) gevraagd meer inzicht te verschaffen in de beweegredenen van mensen die kiezen voor een dier met een hoog welzijns- en gezondheidsrisico. Deze vraag werd gesteld vanuit het beleidsvoornemen deze groepen te bereiken met voorlichting aangaande de risico’s en alternatieven. De auteurs van het rapport doen meerdere aanbevelingen om particulieren te bereiken ter voorkoming van welzijnsproblemen bij hun huisdieren. Zij adviseren o.a. een cross-mediale aanpak waarin (aankomende) diereigenaren via verschillende kanalen en op verschillende manieren worden geïnformeerd over het houden van dieren. Ook bevelen de auteurs aan het gedrag van de diereigenaar bespreekbaar te maken in de discussie over het houden van ‘risicovolle’ dieren.
MULTIFILE
Het begrip Ernstige Psychische Aandoening (EPA) is veelomvattend. In de wijk Overvecht, waar gezondheid laag scoort in vergelijking met andere delen van Utrecht, komt EPA veel voor. Overvecht is een wijk die op meer terreinen niet gunstig afsteekt tegen de rest van Utrecht. De sociale cohesie is laag, en ook de hoge graad van mensen met een Turkse of Marokkaanse afkomst is van invloed op de mate waarin mensen gezondheidsrisico lopen. Aanzienlijk minder mensen dan in de rest van Utrecht hebben een baan. Daarmee hangt samen dat veel meer mensen in Overvecht rond moeten komen van een bijstandsuitkering, meer schulden hebben, of moeite hebben om rond te komen met hun inkomen. De eenzaamheid is groter en de tevredenheid over de woonomgeving geringer. Er zijn ook positieve ontwikkelingen en er zijn veel initiatieven in de wijk om de leefbaarheid en gezondheid te verbeteren. Het percentage van mensen met een verslaving is lager, dan in de rest van Utrecht. Een onderzoek uitgevoerd door Vektis bij verschillende instellingen in Utrecht, de zogeheten EPA-vignettenstudie, heeft in kaart gebracht waar mensen met EPA hun behandeling moeten krijgen en waar de regie ligt voor de behandeling.
Er is in groeiende mate interesse in automatiseringsoplossingen in de land- en tuinbouw. Het autonoom mechanisch wieden van onkruid is een handeling waar Saxion i.s.m. o.a. mkb praktijkpartners Odd.Bot en Pixelfarming al enkele jaren aan werkt. De traditionele landbouw is momenteel sterk afhankelijk van chemisch herbicidegebruik voor onkruidbestrijding gedurende het groeiseizoen. Dit zorgt voor nadelige effecten zoals bodem- en water verontreiniging door uitspoeling, afname van biodiversiteit of de gezondheidsrisico’s voor arbeiders die worden blootgesteld aan landbouwgif. Verder zorgt strengere wet- en regelgeving ervoor dat bepaalde herbiciden binnen afzienbare tijd niet meer mogen worden gebruikt. Mechanisch wieden is een goed alternatief, maar dit is erg arbeidsintensief en arbeid wordt in groeiende mate schaars binnen de landbouw. Uit voorgaande projecten is gebleken dat de prestaties van de robot systemen op een aantal punten moeten worden verbeterd voordat het commercieel gezien interessant wordt voor een boer om een dergelijk robotplatform aan te schaffen. De systemen en componenten waaruit de robots zijn opgebouwd zijn complex en onderling sterk afhankelijk van elkaar. Het verder brengen van de platforms is iets wat veel R&D tijd vergt. Eerst moeten de mogelijke oplossingsrichtingen voor platformverbeteringen worden opgesteld. Vervolgens moet er o.b.v. experimenten een selectie komen van definitieve oplossingsrichtingen waar dan de komende jaren aan kan worden gewerkt. Daarbij moet de mate van modulariteit bij elke oplossing goed worden omschreven. Dit is iets wat de mkb-partners graag willen onderzoeken, maar zelf onvoldoende tijd en middelen voor hebben. Dat is dan ook het doel van dit project. Een verkennende studie uitvoeren die moet uitwijzen hoe en waar deze prestaties (betrouwbaarheid, nauwkeurigheid en toepasbaarheid) van de robotplatforms kunnen worden verbeterd. Daarbij dient het eindresultaat van deze studie als startpunt voor een grotere vervolgstudie waar de voorgestelde verbeteringen en aanpassingen in kunnen worden ontwikkeld.
Geavanceerde hoortesten die worden ingezet om slechthorendheid te diagnosticeren en hoortoestellen af te regelen worden standaard uitgevoerd door een geoefend professional in een face-to-face consult. In de context van Covid-19 afstandsmaatregelen brengt dit voor vele slechthorenden een belangrijk gezondheidsrisico mee. Dit is in het bijzonder zo voor de kwetsbare groep van 65-plussers met slechthorendheid die vaak bijkomende aandoeningen hebben. Zij kiezen er om die reden niet zelden voor om te verzaken aan de noodzakelijke hoorzorg. De centrale doelstelling van dit project is om een objectief meetinstrument te ontwikkelen om spraakverstaan geautomatiseerd en online te toetsen. Deze testprocedure dient een valide alternatief te vormen voor face-to-face testconsults. De resultaten van deze online test dienen professionals toe te laten om het functionele horen van cliënten op afstand in kaart te brengen en zo nodig te optimaliseren dankzij een aangepaste fijnstelling van het hoortoestel. Aldus biedt het online testen voor bepaalde groepen van slechthorende cliënten een kostenefficiënte en veilige manier om communicatief zo goed mogelijk aangesloten te blijven op de maatschappij. De beide praktijkpartners zullen aan de hand van surveys eerst de belangrijkste communicatieve uitdagingen en behoeften van de doelgroep van slechthorenden in kaart brengen. De resultaten hiervan leveren de nodige input voor het gericht ontwikkelen van het testinstrumentarium en de experimentele testcondities. Om de nieuwe testprocedure te valideren zullen tot slot de spraakverstaanscores van state-of-the-art manuele on-site procedures worden vergeleken met deze van een geautomatiseerde online procedure. Verder willen we de PPS samenwerking consolideren en een belangrijke opstap maken naar breedschalig vervolgonderzoek binnen het ‘SME Instrument’ van het Horizon Europe Programma 2021-2017 met als doel een volledig aanbod van online audiologische revalidatie te bieden. Dankzij dit KIEM project kan een eerste cruciale stap worden gezet in het deblokkeren van de rechte lijn naar dit einddoel.
Kinderen bewegen te weinig, hetgeen diverse gezondheidsrisico’s met zich meebrengt. Ondanks inspanningen om inactieve kinderen aan te zetten tot voldoende beweging, is de trend een toename van het aantal kinderen dat onvoldoende beweegt. Factoren die bijdragen aan het inactieve beweegpatroon zijn divers: zo blijkt dat het aanbod van sportactiviteiten te kort schiet, inactieve kinderen te weinig vaardig zijn in het bewegen en daardoor gedemotiveerd raken in het reguliere (competitieve) sportaanbod. Daarnaast werkt de eenzijdige verplichtende benadering van veel “gezonde activiteiten” ook demotiverend. Buurtsportcoaches die aangesteld zijn om deze uitdagingen aan te gaan bereiken de doelgroep echter nog onvoldoende, zowel binnen als buiten het bewegingsonderwijs. Tegelijkertijd zien we een trend op het gebied van exergaming, die de doelgroep wél kan aanspreken, maar nog niet de norm is. Exergames zijn een veelbelovende oplossing als het gaat om het fysiek vaardiger maken van inactieve kinderen en bieden daarnaast strategieën om het motiveren van kinderen om meer te bewegen en het gedrag te veranderen. Vaak kunnen de buurtsportcoaches deze technologie nog niet goed inzetten; ze zien vaak door de bomen het bos niet en weten niet wat kwalitatief goed is. De essentie van onze innovatie Fit for Play betreft een modulair platform dat inactieve kinderen structureel motiveert en stimuleert om meer te gaan bewegen door het aanbod van gevarieerde interactieve digitale interventies (exergames). Het platform en de interventies moeten samen leiden tot een langdurige gedragsverandering en/of nieuwe kennis over bewegen en fysiek actief gedrag bij kinderen. Een wezenlijke randvoorwaarde is dat het platform adaptief is: het speelt in op de individuele bewegingsniveaus, behoeften en motieven van het kind. Elk kind krijgt zo een daarop toegesneden begeleiding naar voldoende en zelfstandig bewegen. Daarnaast speelt ook zelfregie van kinderen en buurtsportcoaches een belangrijke rol. Met dit platform denken we een iconische innovatie te realiseren, dat haar waarde op nationale schaal kan bewijzen.Dit leidt tot het volgende haalbaarheidsvraagstuk. Er is wetenschappelijk bewijs dat (adaptieve) exergames inactieve kinderen kunnen stimuleren tot meer bewegen. De praktijk laat echter zien dat dit nog niet op grote schaal gebruikt wordt onder de doelgroep. Welke oorzaken kunnen hieraan ten grondslag liggen en werkt de voorgestelde oplossingsrichting voor de verschillende stakeholders (kinderen en sportprofessionals)? Hoofddoelstelling van deze haalbaarheidsstudie is een antwoord krijgen op de vraag wat het draagvlak, de behoeften en vereisten vanuit de sportpraktijk (buurtsportcoaches en het inactieve kind) en het bijbehorende ecosysteem zijn bij een dergelijk te ontwikkelen adaptief platform voor exergames