Dienst van SURF
© 2025 SURF
Huidig onderzoek naar de samenwerking tussen professionals uit de basishulp en de specialistische hulp voor jeugd binnen de JIM-aanpak, is één van de projecten in de Academische Werkplaats Transformatie Jeugd Utrecht (AWTJ) Utrecht. De AWTJ Utrecht is een samenwerkingsverband tussen kennis-, praktijk- en opleidingsorganisaties en de gemeente Utrecht. Met de JIM-aanpak worden gezinnen ondersteund om zelf de regie te nemen in het hanteerbaar maken van de problematiek, door het betrekken van een door de jongere zelfgekozen mentor. De JIM-aanpak wordt in Utrecht-Stad uitgevoerd op het snijvlak van basishulp en specialistische hulp. De rolverdeling binnen de samenwerking tussen professionals van de buurtteams Jeugd en Gezin van Lokalis en de organisatie voor specialistische jeugdhulp Youké tijdens het werken met de JIM-aanpak, was nog niet expliciet gedefinieerd. Met dit onderzoek is inzicht verworven in de factoren die bijdragen aan een optimale samenwerking tussen professionals uit de basishulp en professionals uit de specialistische zorg en de verbeterpunten. In een kwalitatief onderzoek werden 18 professionals vanuit Lokalis en Youké geïnterviewd over de onderlinge samenwerking in negen JIM-trajecten. Uit de resultaten bleek dat meer betrokkenheid van de gezinswerkers van Lokalis gedurende de loop van de trajecten gewenst is en dat gezinswerkers meer kennis over de JIM-aanpak nodig hebben om deze betrokkenheid te kunnen realiseren. De resultaten van het onderzoek hebben lokaal bijgedragen aan het evalueren en heroverwegen van de samenwerkingsafspraken tussen Lokalis en Youké. De belangrijkste verandering hierin is het intensiveren van de samenwerking tussen professionals uit de basishulp en specialistische hulp binnen de JIM-trajecten.
Door de ingrijpende verandering van de verzorgingsstaat in een participatiesamenleving, wordt een groot beroep gedaan op de sociaal werker in de frontlinie. Door de verandering van de verzorgingsstaat moeten sociaal werkers van alle markten thuis zijn, ofwel generalistischer werken. Per 1 januari 2015 heeft het Rijk taken op het gebied van zorg en welzijn gedecentraliseerd naar gemeenten. Door de decentralisatie is er meer verantwoordelijkheid komen te liggen bij de gemeenten, professionals in de wijk, bij de burgers zelf en bij bewoners gezamenlijk. Op lokaal niveau zijn wijkcoaches en wijkteams gevormd. In Utrecht wordt dit het Buurtteam genoemd, in plaats van wijkteams. Op 1 januari 2015 zijn er in opdracht van de Gemeente Utrecht 18 Buurtteams binnen de Gemeente van start gegaan. Binnen het Buurtteam werken generalisten, gezinswerkers (die ook generalistisch moeten werken) en SJD’ers samen. De Buurtteams bieden zorg en geven ondersteuning aan de Utrechtse inwoners die dat nodig hebben. Financiële problemen zijn de belangrijkste reden dat burgers contact zoeken met een Buurtteam. Voor veel generalisten en gezinswerkers is de aanpak van financiële problematiek nieuw, omdat zij in hun werk als specialist weinig of helemaal geen klanten met schulden hebben begeleid. Daarnaast hebben zij geen opleiding gevolgd om mensen met financiële problemen of schulden te begeleiden. Om de generalisten en gezinswerkers voor te bereiden op het aanpakken van schulden binnen de Buurtteams, zijn er in 2015 twee trainingen gegeven door de Buurtteamorganisatie. In deze trainingen werd voornamelijk aandacht besteed aan crisissituaties, stabilisatie, schulddienstverlening en rol- en taakverdeling. Dit was echter niet voldoende om vraagstukken over schulden en financiën aan te pakken, omdat in 2015 er crisissituaties zijn ontstaan tijdens begeleiding bij het Buurtteam. De reden hiervan was het niet kunnen opvangen van belangrijke signalen van schulden. Het Buurtteam had ook veel tijd nodig om de situatie van de klant te stabiliseren, maar in die tussentijd bleven de deurwaarders wel langskomen. Om die reden is de volgende hoofdvraag geformuleerd: ‘Welke kennis en vaardigheden heeft een generalist of gezinswerker van Buurtteam Oost te Utrecht nodig om de aanpak van schulden te optimaliseren?’ Het doel is om door middel van deze hoofdvraag inzicht te krijgen in de huidige aanpak en de belemmeringen, die de generalisten en gezinswerkers ervaren bij een hulpvraag over schulden. Dit inzicht zou uiteindelijk ook kunnen leiden tot een verbeterde of een meer ontwikkelde aanpak voor een betere schulddienstverlening. Om een antwoord te kunnen geven op de hoofdvraag is gebruik gemaakt van deskresearch, literatuuronderzoek, enquêtes, interviews, een vergadering met aandachtsfunctionarissen voor schulden en een eerste kennismakingsgesprek van een klant en generalist bijgewoond. In dit onderzoek wordt voor bovenstaande hoofdvraag alleen onderzoek gedaan bij Buurtteam Oost en blijven de overige 17 Buurtteams buiten beschouwing. Uit literatuuronderzoek en deskresearch is naar voren gekomen, hoe generalisten of gezinswerkers schulden binnen Buurtteam Oost volgens het schuldenbeleid moeten aanpakken. Per 1 september 2016 wordt er voor de aanpak van schulden met een nieuwe werkwijze gewerkt binnen de Buurtteams, waaronder ook Buurtteam Oost. Dit naar aanleiding van de gebeurtenissen in 2015. De nieuwe werkwijze is in het informatieboekje ‘Kanteling Schulddienstverlening’ beschreven, die voor alle buurtteammedewerkers beschikbaar is. Volgens de nieuwe werkwijze moeten de generalisten en gezinswerkers al bij een aanmelding kunnen achterhalen of er sprake is van crisis, en vervolgens direct handelen bij een crisissituatie. In dit onderzoek is het onderzoek ‘De eindjes aan elkaar knopen’ gebruikt, waarin de onderzoekers zich vooral richten op de generalisten die in een wijkteam(buurtteam) werken. Uit dat onderzoek is gebleken welke kennis een generalist of een gezinswerker volgens de theorie nodig heeft, en welke vaardigheden een generalist of een gezinswerker moet bezitten. Generalisten en gezinswerkers moeten volgens de theorie kennis hebben over de oorzaken van schulden, sociale en psychologische gevolgen, en zij moeten over voldoende juridische kennis beschikken. Daarbij zijn er ook vaardigheden die een de generalist of gezinswerker moet beheersen, om in gesprek te kunnen gaan over schulden. Zoals hierboven aangegeven, heeft de Buurtteamorganisatie in 2015 twee trainingen gegeven aan de buurtteammedewerkers. In 2016 is er een centrale training gegeven over de nieuwe werkwijze. Vervolgens is er in 2017 een interne training bij Buurtteam Oost geweest, waarin is geëvalueerd op de nieuwe werkwijze. Aan de hand van deze trainingen en de informatie uit het onderzoek ‘De eindjes aan elkaar knopen,’ is er een enquête samengesteld en afgenomen, om te kunnen bepalen in hoeverre de kennis over schulden aanwezig is bij de generalisten en gezinswerkers. Deze enquêtes zijn ook gebruikt om te onderzoeken welke vragen veel voorkomen bij Buurtteam Oost, en hoe deze vragen worden aangepakt. Op basis van deze enquêtes blijkt dat de meeste generalisten en gezinswerkers kennis hebben over crisissituaties, maar mist er nog informatie over de juiste aanpak bij beslaglegging en stabiliteit. Tot slot is door middel van een interview gevraagd naar de belemmeringen die generalisten en gezinswerkers ervaren bij het aanpakken van schulden. De interviews hebben heel veel informatie opgeleverd. Zo ervaren de generalisten en gezinswerkers een belemmering in het gesprek met een klant, omdat ze geen inschatting kunnen maken over de schuldsituatie. Ook vinden ze het lastig om het gedrag van een schuldenaar te beïnvloeden, kennen de psychologische gevolgen van schulden niet, krijgen ze niet altijd een klant met schulden in hun caseload, hebben ze geen affiniteit met schulden en voelen ze zich onzeker bij handelingen die ze moeten verrichten bij schulden. Daarnaast ervaren ze een gebrek aan juridische kennis, zoals de kennis over bevoegdheden van schuldeisers. Ten slotte is de rol- en taakverdeling van de generalist en gezinswerker bij schulden niet duidelijk voor de generalist en gezinswerker. De conclusie van dit onderzoek is dat de generalisten en gezinswerkers over het algemeen kennis en vaardigheden hebben over de aanpak van schulden. Echter kunnen kennis en vaardigheid op bepaalde punten geoptimaliseerd worden. Dit kan door middel van een training of een informatieboekje/handleiding.
In het kader van het provinciale programma Utrechtse Jeugd Centraal (UJC) zijn in Utrecht en Amersfoort in het najaar van 2009 pilots ‘wraparound care’ gestart. In opdracht van de provincie Utrecht ondersteunt het Kenniscentrum Sociale Innovatie, lectoraat Werken in Justitieel Kader van Hogeschool Utrecht, deze pilots door middel van praktijkgericht onderzoek. Naast deze expliciete pilots ‘wraparound care’ vinden meer projecten en initiatieven plaats binnen de Utrechtse jeugdzorg die kenmerken vertonen van het wraparound care-model of die hun werkwijzen verder willen ontwikkelen in die richting. Deze projecten zijn sinds november 2010 betrokken bij het gestarte praktijkgerichte onderzoek. Het onderhavige rapport gaat over het onderzoek naar de pilot ‘wraparound care’ in de stad Utrecht. Het is een weergave van fase 1 van het onderzoek bij de pilot wraparound care in Utrecht. Tezelfdertijd verschijnt de rapportage over fase 1 van de pilot in Amersfoort en een document met lessen die uit beide pilots kun-nen worden getrokken. Deze rapporten worden in het najaar 2011 geïntegreerd in het samenhangend overzicht van alle initiatieven.