Dienst van SURF
© 2025 SURF
De belangrijkste trend waar het gaat om maatschappelijk vastgoedmanagement bij gemeenten is het streven naar professionalisering en kostenreductie. Met maatschappelijk vastgoed wordt over het algemeen vastgoed aangeduid dat wordt gebruikt om een maatschappelijke (publieke) functie te huisvesten: onderwijs, sport, cultuur, zorg, religie, welzijn en overheidsorganisaties. Een derde van dit soort vastgoed is in eigendom bij overheden en dan voornamelijk bij gemeenten. Andere eigenaren van maatschappelijk vastgoed kunnen bijvoorbeeld zorg- of onderwijsinstellingen en woningcorporaties zijn.
Vastgoedmanagement bij gemeenten is in het verlengde van de maatschappelijke vastgoeddiscussie steeds vaker onderwerp van gesprek: als we weten wat we hebben, weten we dan ook wat we doen? Doen we het goed, en hoe doen anderen het? Deze vragen stellen gemeenten zichzelf vooral omdat zij er steeds meernaar streven het vastgoed professioneler te organiseren en meer strategisch in te zetten om beleidsdoelstellingen te realiseren. In een poging hier wat meer inzicht in te geven, is hierover dit jaar voor het eerst een vragenlijst verstuurd aan Nederlandse gemeenten.
De functie van gebiedsontwikkelaar is nieuw binnen de woningcorporaties en gemeenten. Tot op heden is voor corporaties en gemeenten niet geheel duidelijk hoe ze deze functie precies moeten vormgeven. Dit is de aanleiding geweest voor Kenniscentrum Gebiedsontwikkeling NoorderRuimte (verder afgekort als KC-GBO) om te laten onderzoeken in de Noordelijke provincies, wat precies de competenties zijn waar de gebiedsontwikkelaar aan moet voldoen. Het primaire doel voor de opdrachtgever van dit onderzoek is: diverse (competentie)profiel(en) van de gebiedsontwikkelaar aanbieden aan gemeenten zodat deze gebruikt kunnen worden in het HRM proces. Voor het onderzoek staan de volgende deelvragen centraal:1. Welke (kern)taken dienen te leiden tot welke resultaatsgebieden, die essentieel zijn voor succes als gebiedsontwikkelaar?2. Wat zijn de bijbehorende competenties volgens de gebiedsontwikkelaars zelf en indien haalbaar in het tijdsbestek en bruikbaar, volgens andere belanghebbenden/deskundigen?3. Welk onderscheid is er tussen verschillende typen gebiedsontwikkelaars en in welke mate heeft dit invloed op het competentieprofiel?4. Is verdere deskundigheidsbevordering gewenst, zo ja op welke gebieden; wat zou de gebiedsontwikkelaar dan moeten leren?5. Hoe kan, indien nodig, de deskundigheid van de (aankomende) gebiedsontwikkelaar bevorderd worden en in welke mate zou een variant hierin een bijdrage kunnen leveren?Uit de aard van de vraagstelling vloeit een kwalitatieve onderzoeksmethode voort. De informatie is verzameld door middel van een semigestructureerd interview met verschillende professionals binnen de gebiedsontwikkelaars.Studentonderzoek in het kader van het thema Werklandschappen.