Dienst van SURF
© 2025 SURF
Sociale wetenschappen worden door gelovigen vaak met scepsis bekeken. Ze richten zich niet op de inhoud van het geloof, maar op de manier waarop mensen samen religieuze gemeenschappen vormen. Daarmee zouden ze een seculariserend effect hebben. In dit artikel heeft de auteur zoveel mogelijk recht proberen te doen aan de eigen inbreng van de sociale wetenschappen bij de bestudering van religieuze praktijken. De sociale wetenschappen worden gekenmerkt door een diversiteit aan disciplines en benaderingen en ook religie is een complex en veelvormig verschijnsel. Willen we de inbreng van de sociale wetenschappen op waarde kunnen schatten, dan zullen we zowel oog moeten hebben voor de mogelijkheden als ook voor de beperkingen van deze wetenschappen.
Velen hebben tegenwoordig moeite met het christelijk geloof. Het is zo strijdig met alles wat ze op school hebben geleerd en met alles wat in deze van wetenschap doortrokken samenleving op hen afkomt. Het geloof van vader en moeder thuis, van ’s zondags in de kerk is zo vreemd aan de ongelovige wereld daarbuiten. In een wereld waarin geloven steeds minder vanzelfsprekend wordt, worden velen met deze vragen geconfronteerd. Juist in het christelijk onderwijs is het zaak kinderen niet tot een keuze tussen geloof en wetenschap te dwingen, maar duidelijk te maken dat het bij wetenschap en geloof gaat om twee perspectieven op dezelfde werkelijkheid: De wereld van het geloof behoort niet tot een andere werkelijkheid, maar betrekking heeft op dezelfde werkelijkheid als die welke in wetenschappelijke kennis wordt beschreven. Een school die gebruik wil maken van de verworvenheden van de wetenschap om kinderen te helpen zich te oriënteren in de wereld stelt die beide perspectieven niet naast elkaar, maar laat zien hoe ze bij elkaar horen als twee zijden van een medaille. Dat kan door te beginnen wetenschappelijk inzicht steeds te plaatsen in de context van het volle leven waarin het uiteindelijk thuis hoort. Doet ze dat, dan komt er binnen het onderwijs ruimte voor vragen naar de zin en de bedoeling van de mens in deze wereld. Het ene perspectief roept dan vanzelf het andere perspectief op. En zo komt er ook ruimte voor geloof. Op die manier is het de wetenschappelijke kennis zelf die getuigt van de spanningsvolle verhouding tussen kennis en zingeving, tussen wetenschap en geloof. Alleen zo kunnen we duidelijk maken dat onderwijs niet de keuze tussen wetenschap en geloof hoeft af te dwingen. Zo kan ook voorkomen worden dat kinderen op school een gelovige interpretatie van de werkelijkheid op voorhand al moeilijk of zelfs onmogelijk wordt gemaakt. Zo komt er ruimte voor geloof. Het leven in een ongelovige wereld is immers ook zonder dat al moeilijk genoeg.
Catechese, geloofsopvoeding, christelijk onderwijs, het zijn geen eenvoudige zaken in onze tijd. Sommige biologieleraren wringen zich behoedzaam in allerlei bochten om met het evolutieverhaal niet al te veel schade aan te richten in de geloofsbeleving van hun leerlingen. Voor velen zijn wetenschap en geloof echter al dermate fundamenteel verschillend dat ze er juist daarom geen probleem meer van maken. Wetenschap en geloof hebben dan elk betrekking op een eigen verhaal dat gaat over een andere werkelijkheid. Geloof en wetenschap kunnen zo naast elkaar bestaan. Maar kan dat ook in het onderwijs? Helpen we het kind wel wanneer we zo twee (misschien nog wel meer) verhalen vertellen met elk hun eigen waarheid. Maken zo we de werkelijkheid niet juist ontoegankelijker? Elk baken dat het kind in de werkelijkheid van het ene verhaal ontwaart blijkt in het andere verhaal al snel een dwaallicht te zijn. Voor christelijk onderwijs, dat geloof en wetenschap beide onder één dak moet brengen, een onhoudbare positie. In dit artikel wordt nagegaan hoe beide verhalen werkelijk onder een dak te brengen zijn.