Dienst van SURF
© 2025 SURF
Background: Research on maternity care often focuses on factors that prevent good communication and collaboration and rarely includes important stakeholders – parents – as co-researchers. To understand how professionals and parents in Dutch maternity care accomplish constructive communication and collaboration, we examined their interactions in the clinic, looking for “good practice”. Methods: We used the video-reflexive ethnographic method in 9 midwifery practices and 2 obstetric units. Findings: We conducted 16 meetings where participants reflected on video recordings of their clinical interactions. We found that informal strategies facilitate communication and collaboration: “talk work” – small talk and humour – and “work beyond words” – familiarity, use of sight, touch, sound, and non-verbal gestures. When using these strategies, participants noted that it is important to be sensitive to context, to the values and feelings of others, and to the timing of care. Our analysis of their ways of being sensitive shows that good communication and collaboration involves “paradoxical care”, e.g., concurrent acts of “regulated spontaneity” and “informal formalities”. Discussion: Acknowledging and reinforcing paradoxical care skills will help caregivers develop the competencies needed to address the changing demands of health care. The video-reflexive ethnographic method offers an innovative approach to studying everyday work, focusing on informal and implicit aspects of practice and providing a bottom up approach, integrating researchers, professionals and parents. Conclusion: Good communication and collaboration in maternity care involves “paradoxical care” requiring social sensitivity and self-reflection, skills that should be included as part of professional training.
Background: The maternity care system in the Netherlands is well known for its support of community-based midwifery. However, regular midwifery practices typically do not offer caseload midwifery care – one-to-one continuity of care throughout pregnancy and birth. Because we know very little about the outcomes for women receiving caseload care in the Netherlands, we compared caseload care with regular midwife-led care, looking at maternal and perinatal outcomes, including antenatal and intrapartum referrals to secondary (i.e., obstetrician-led) care. Methods: We selected 657 women in caseload care and 1954 matched controls (women in regular midwife-led care) from all women registered in the Dutch Perinatal Registry (Perined) who gave birth in 2015. To be eligible for selection the women had to be in midwife-led antenatal care beyond 28 gestational weeks. Each woman in caseload care was matched with three women in regular midwife-led care, using parity, maternal age, background (Dutch or non-Dutch) and region. These two cohorts were compared for referral rates, mode of birth, and other maternal and perinatal outcomes. Results: In caseload midwifery care, 46.9% of women were referred to obstetrician-led care (24.2% antenatally and 22.8% in the intrapartum period). In the matched cohort, 65.7% were referred (37.4% antenatally and 28.3% in the intrapartum period). In caseload care, 84.0% experienced a spontaneous vaginal birth versus 77.0% in regular midwife-led care. These patterns were observed for both nulliparous and multiparous women. Women in caseload care had fewer inductions of labour (13.2% vs 21.0%), more homebirths (39.4% vs 16.1%) and less perineal damage (intact perineum: 41.3% vs 28.2%). The incidence of perinatal mortality and a low Apgar score was low in both groups. Conclusions: We found that when compared to regular midwife-led care, caseload midwifery care in the Netherlands is associated with a lower referral rate to obstetrician-led care – both antenatally and in the intrapartum period – and a higher spontaneous vaginal birth rate, with similar perinatal safety. The challenge is to include this model as part of the current effort to improve the quality of Dutch maternity care, making caseload care available and affordable for more women.
De komst van integrale geboortezorg, met als doel het bieden van kwalitatief goede, continue zorg waarbij de cliënt centraal staat, heeft in verschillende regio’s in Nederland geleid tot initiatieven om de geboortezorg binnen netwerkzorg op een andere, innovatieve wijze vorm te geven. Een van die innovatieve ontwikkelingen is de pilot ‘Antenataal CTG in de eerste lijn’, uitgevoerd in drie regio’s. Een cardiotocogram (CTG) is een registratie van de foetale harttonen om de conditie van de foetus tijdens de zwangerschap te bewaken. Het CTG vindt binnen de reguliere zorg in het ziekenhuis plaats. Dankzij technologische ontwikkelingen is de apparatuur nu ook mobiel beschikbaar, wat het maken van een CTG op de verloskundigenpraktijk of thuis bij de cliënt mogelijk maakt. Dit creëert kansen voor versterking van de dienstverlening en de marktpositie van verloskundigenpraktijken. Verloskundigen uit de praktijken die deelnemen aan de pilots geven aan behoefte te hebben aan een gedegen evaluatie van de pilots, zodat deze innovatie kan worden geoptimaliseerd en handvatten kunnen worden geboden op het gebied van organisatie, logistiek en financiën. De vraag vanuit de praktijk heeft geleid tot de volgende hoofdvraag: Onder welke voorwaarden kan het antenatale CTG in de eerste lijn worden uitgevoerd als onderdeel van kwalitatief goede en doelmatige zorg dichtbij cliënten? Het onderzoeksproject is onderverdeeld in een drietal werkpakketten 1) De pilots evalueren met kwalitatieve en kwantitatieve onderzoeksmethodes 2) Het vaststellen van voorwaarden en afspraken rondom het antenataal CTG 3) Het opstellen van een kostenanalyse en businessplan. De drie onderdelen worden samengevat in een handboek wat in samenwerking met de branchevereniging (KNOV) beschikbaar wordt gesteld aan verloskundigenpraktijken, zodat ook zij deze vorm van zorg kunnen gaan aanbieden. Het antenatale CTG in de verloskundigenpraktijk is een innovatie die bijdraagt aan continue praktijk- en kennisontwikkeling en het onderzoek hiernaar is een kans voor praktijkgericht onderzoek van Hogeschool InHolland.
Voor cliëntparticipatie in de zorg is volgens de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg gezamenlijke besluitvorming (GB) belangrijk omdat het tegemoet komt aan behoeften van zorggebruikers, bijdraagt aan gezondheidswinst en kostenbesparing. In de geboortezorg ervaren zorgverleners en de cliëntenorganisatie knelpunten in de uitvoering van GB tussen verloskundige zorgverleners en cliënten, die ieder deel uitmaken van hun systeem: cliënten van hun cliëntsysteem (partner, kinderen, ouders, vrienden, sociaal-maatschappelijke omgeving) en zorgverleners van hun interprofessionele verloskundige zorgverlenerssysteem (verloskundigen, verpleegkundigen, gynaecologen, kraamverzorgenden, sociaal-maatschappelijke omgeving). Zorgverleners en cliënten hebben behoefte aan een duidelijke interventie om GB in de dynamiek van de dagelijkse verloskundige praktijk daadwerkelijk toe te passen. De onderzoeksvraag van ons netwerk van zorgverleners, cliënten, onderzoekers en experts in GB is: Welke interventie kunnen we ontwikkelen om GB tussen cliënten en zorgverleners in de geboortezorg te realiseren en hoe bruikbaar en haalbaar is deze interventie in de dagelijkse dynamiek van de geboortezorg? Het doel van dit project is om samen met zorgverleners en cliënten in de geboortezorg een interventie te ontwikkelen en beschikbaar te maken om GB in de individuele zorgverlening te realiseren. De volgende subdoelen zijn voor dit project geformuleerd: - behoefteanalyse van cliënten en zorgverleners ten behoeve van GB in de geboortezorg (programma van eisen voor te ontwikkelen interventie); (WP1) - ontwikkeling van een interventie ten behoeve van GB in de geboortezorg (WP1); - procesonderzoek van deze interventie voor GB in de geboortezorg (WP2); - doorontwikkeling en landelijk draagvlak creëren bij cliënten, werkveld en onderwijs (WP3). De continue samenwerking tussen vertegenwoordigers van cliënten, zorgverleners, onderzoek en onderwijs bij de uitvoering van dit project en de gezamenlijke ontwikkeling, uitvoering en evaluatie van de interventie bevordert hun gezamenlijke betrokkenheid en leren, en een duurzame inbedding van een haalbare praktische interventie voor GB in de geboortezorg.
In de geboortezorg is behoefte aan gezamenlijke besluitvorming (GB). Cliënten en zorgverleners vinden dit ingewikkeld, ook omdat meerdere personen erbij betrokken zijn, zoals partners van cliënten en andere zorgverleners. In het RAAK publiek project Gezamenlijke besluitvorming (GB) is met en voor zorgverleners en cliënten in de geboortezorg een e-learning ontwikkeld en e-health materiaal ontwikkeld. De e-learning draagt bij aan kennis en vaardigheden voor het toepassen van GB. Om de resultaten van dit project verder te verspreiden is in samenwerking met de beroepsorganisatie voor verloskundigen (KNOV) de e-learning ingebed in een Methodisch Intercollegiaal Overleg (MIO) voor verloskundigen. Samen met docenten van de Academie Verloskunde Maastricht is de e-learning ingebed in een leerlijn Gezamenlijke Besluitvorming. Onbekend is of de MIO een geschikte methode is waarmee zorgverleners zich kunnen ontwikkelen tot gevorderd toepassen van GB. Ook is onbekend of de e-learning, ontwikkeld voor en door zorgverleners, geschikt is voor zorgverleners-in-opleiding en een aanvulling op het bestaande bachelor onderwijs. Doel van dit Top-up project is te komen tot een scholingsprogramma voor zorgverleners in de praktijk en zorgverleners-in-opleiding. Onze vragen zijn: 1) draagt een combinatie van e-learning en MIO bij aan competentieontwikkeling in GB en 2) hoe geschikt is de e-learning voor zorgverleners-in -opleiding en onder welke voorwaarden kan de e-learning ingebed worden in het bachelor curriculum? We evalueren de MIO en de leerlijn GB met behulp van vragenlijsten en focusgroepen om inzicht te krijgen in wat wel en niet werkt. Vervolgens bepreken we de resultaten met de KNOV en docenten AVM en ontwikkelen we een definitief scholingsprogramma voor zorgverleners (in opleiding) in de geboortezorg. Dit scholingsprogramma wordt verspreid onder/ overlegd met de opleidingen en beroepsverenigingen. Dit biedt ons de mogelijkheid om de e-learning te integreren in een volledig scholingsprogramma voor zorgverleners en zorgverleners-in-opleiding tot gevorderde beoefenaren van GB.