Dienst van SURF
© 2025 SURF
“Echt of nep doet er niet toe, als het maar beter is.” AI roept veel vragen bij ons op, maar vaak nog niet de juiste vragen. Bart Wernaart onderzoekt hoe nieuwe technologie ontworpen kan worden in het belang van de gebruiker. In deze podcast spreekt Erdinç Saçan met Bart Wernaart, Lector moral design strategy en Leading Lector CoE Sustainable and Circular Tansitions bij Fontys hogeschool.
LINK
De gemeente Groningen heeft een overeenkomst gesloten met Interparking over de aankoop van de centrumgarage aan de Haddingestraat per eind 2024 De plek waar deze garage staat kan dan worden herontwikkeld. De eerste stap van de herontwikkeling is een gedegen gebiedsanalyse, op sociaal-ruimtelijk vlak. In het najaar van 2022 is met een groep studenten Vastgoedkunde en Built Environment gewerkt aan dit project.
De sociale veiligheid wordt zowel personeel als bezoekers merendeels positief beoordeeld. Echte knelpunten in de zin van lokale situaties waar nodig iets aan moet gebeuren zijn niet uit het onderzoek gebleken. Wel is er een meer algemeen knelpunt uit het onderzoek naar voren gekomen ten aanzien van de sociale veiligheid: dit ligt in het parkeren voor personeel met avond- en nachtdienst. Deze medewerkers beoordelen de veiligheidssituatie op het buitenterrein negatief en willen liever in de garage parkeren omdat ze dat veiliger vinden.Ten aanzien van de verkeersveiligheid zijn er wél enkele knelpunten in de zin van lokale situaties waar nodig iets aan moet gebeuren uit het onderzoek gebleken. De knelpunten betreffen de verkeerscirculatie in de garage: het tegen de aangegeven rijrichting inrijden na het passeren van de slagboom, de verkeerde oriëntatie van parkeervakken in een tweetal parkeerzones en de tekorten in de zichtbaarheid van de aangegeven verkeerscirculatie. Deze knelpunten hangen in zekere mate samen met de overzichtelijkheid, oriëntatiemogelijkheden en bewegwijzering in de garage. Dit zijn factoren die ook op de sociale veiligheid invloed hebben. Verlichting is NIET het knelpunt in de veiligheidsbeleving. Dat is eerder de stilte, dat wil zeggen de afwezigheid van andere gebruikers op stille uren.Uit het onderzoek zijn geen knelpunten of wensen voor maatregelen op specifieke plekken gekomen; de klachten en opmerkingen gelden op hoofdlijnen voor de gehele parkeervoorziening (buitenterrein, garage). Aanpassing van verlichting op specifieke plekken is niet aan de orde. Voor het gehele buitenterrein en voor de gehele garage zal desgewenst een nieuw verlichtingsconcept moeten worden ontwikkeld.Indien ervoor gezorgd kan worden dat het buitenterrein na afloop van het bezoek uur ‘s avonds geheel (of vrijwel geheel) leeg is, is het mogelijk om een nieuw verlichtingsconcept door te voeren op het terrein, dat uitgaat van (veel) minder verlichting. Dit voorkomt verspilling van energie terwijl tegelijkertijd niemand er last van heeft, omdat niemand meer op het buitenterrein hoeft te zijn. ‘Dynamisch dimmen’ heet dit concept. Wanneer er ondanks aanpassingen in de parkeerregeling toch mensen op het buitenterrein moeten zijn, schakelt de verlichting weer op. Ook in de garage kan dit concept worden doorgevoerd.Het is een voordeel dat het Deventer Ziekenhuis de parkeervoorzieningen volledig zelf exploiteert (geen exploitatie door een externe partij). Dat geeft de mogelijkheid om een deel van de plaatsen in de garage toe te wijzen aan personeel. (Bij exploitatie door een externe partij zal deze eisen dat de garage in zijn geheel voor bezoekers beschikbaar is, omdat die de hoogste tarieven betalen).Wanneer er in de garage voldoende plaatsen beschikbaar zijn voor personeel met avond- en nachtdienst, ontstaat de situatie dat na afloop van het bezoekuur ’s avonds het buitenterrein (vrijwel) leeg is en kan daar met gerust hart het concept ‘dynamisch dimmen’ worden toegepast.Bewegwijzering, oriëntatiemogelijkheden en kleurstelling zijn bijkomende aspecten die de veiligheidsbeleving mede bepalen. Bezoekers waarderen deze aspecten laag, met name in de garage. Het personeel ziet in deze bijkomende aspecten minder een probleem. Door deze aspecten aan te pakken, is te verwachten dat de veiligheidsbeleving van bezoekers (nog) verder toeneemt.
MULTIFILE
In het RAAK PUBLIEK project FireBot wordt onderzocht hoe brandweerlieden blusrobotica optimaal kunnen inzetten in situaties waarbij de brandweer geen brandweermensen meer wil inzetten. Denk hierbij aan nauwe gebouwen en ruimtes zoals parkeergarages onder bijvoorbeeld woontorens in drukke steden, of tunnels. Deze ruimtes worden gevaarlijk om binnen te treden wanneer er brand uitbreekt en de ruimte snel gevuld is met dikke, hete rook. Tegelijkertijd ontwikkelt het lectoraat Mechatronica van Saxion nieuwe sensoren om de brandweer middelen te geven om beter in zo’n ruimte te kunnen navigeren met een blusrobot, terwijl de brandweerman/-vrouw veilig buiten het pand staat. In het project is een aantal oefeningen met de brandweer uitgevoerd om te onderzoeken waar de knelpunten zitten betreft het gebruik van de robot, en op basis van deze ervaringen heeft Saxion een state-of-the-art sensormodule (op basis van 3D Thermische Stereo Vision) ontwikkeld om de onbekende ruimte te kunnen weergeven in 3D. Dit is essentiële informatie voor de brandweer om veilig en snel de situatie te kunnen inschatten. Op dit moment wordt er nog gewerkt aan de data-interpretatie van sensormodule en dient de module in de praktijk te worden getest met de brandweer en hun blusrobots. Door de maatregelen rond Corona was er sprake van langere levertijd van de camera’s en konden we niet altijd in het lab werken of elkaar ontmoeten. De doorlooptijd van een aantal taken heeft daardoor langer geduurd dan oorspronkelijk gepland. In het RAAK IMPULS 2020 project FireBot Systeem Testen gaan we de sensormodule klaar maken voor de verificatietesten van het systeem en de validatietesten met de eindgebruiker. De test rapportage geeft dan ook een reflectie op het aan het begin van het project opgestarte gebruikersonderzoek. Met deze Impuls kunnen we tevens de uitloop door onvoorziene omstandigheden opvangen en het project succesvol afronden.
Brandweermensen lopen het meeste gevaar als ze onder tijdsdruk een gebouw moeten verkennen, of een brand moeten blussen terwijl de situatie nog niet goed kan worden overzien. Omvallende muren, instortende plafonds of gewoon gestruikeld over door de rook onzichtbare brokstukken leiden tot vermijdbare letsels of zelfs slachtoffers. Met name de inzet bij branden in stedelijke parkeergarages onder woontorens vormen een enorm risico. Het inzetten van onbemande, op afstand bestuurbare voertuigen voor verkenning en bluswerk is een oplossing die binnen de brandweer breed wordt gedragen. De brandweer moet deze innovatieve technologie echter zien te omarmen. Zij werken nu vanuit hun intuïtie en weten direct hoe te acteren op basis van wat zij waarnemen. Praktijkgericht onderzoek heeft echter uitgewezen dat scepsis over de inzet van blusplatforms bij incidenten plaats heeft gemaakt voor zeker vertrouwen. Een blusplatform, voorzien van juiste sensoren kan de Officier van Dienst (OVD) ondersteunen bij het nemen van een beslissing om al dan niet tot een ‘aanval’ over te gaan. Praktijktesten hebben echter laten zien dat de huidige blusplatforms nog niet optimaal functioneren om als volwaardig ‘teamlid’ te kunnen worden ingezet. Dit heeft enerzijds met technologische ontwikkelingen (sensoren en communicatieverbindingen) te maken, maar anderzijds moet de informatievoorziening (human-machine interfacing) naar de brandweer beter worden afgestemd. In dit project gaan Saxion, het instituut fysieke veiligheid, de universiteit Twente, het bedrijfsleven en vijf veiligheidsregio’s onderzoeken hoe en wanneer innovatieve blusplatforms op een intuïtieve manier kunnen worden ingezet door training én (kleine) productaanpassing zodat deze een volwaardig onderdeel kunnen zijn van het brandweerkorps. Een blusplatform kan letselschade en slachtoffers voorkomen, mits goed ingezet en vertrouwd door de mensen die daarvan afhankelijk zijn. Het vak van brandweer, als beroeps of vrijwilliger, is een van de gevaarlijkste die er is. Laten we er samen voor zorgen dat het iets veiliger kan worden.
Garages voor service en onderhoud van voertuigen zullen tussen nu en 5-10 jaar ingrijpend zijn veranderd. Drie veranderingen zullen zorgen dat de garage van nu over een paar jaar niet meer bestaat: • Veranderingen in voertuigtechnologie. Bijvoorbeeld: informatie technologie voor besturing, monitoring, communicatietechnologie en elektrische aandrijving; • Veranderingen in procestechnologie. Bijvoorbeeld Smart Industry (big data, augmented reality, Internet of Things); • Veranderingen in klantgedrag. Verschuiving van voertuigbezit naar -gebruik (groei van professioneel eigenaarschap), flexibelere service. Voor de voertuigonderhoudsbranche (leden INNOVAM en BOVAG) is niet duidelijk hoe de verandering naar de toekomstige werkplaats zal zijn. Er zijn genoeg rapporten, studies en trendwatchers die aangeven wat de verwachting van de verandering is. Maar nergens wordt aangegeven hoe de garagehouder praktisch haar of zijn garage levensvatbaar kan houden. Het onderzoek naar de werkplaats van de toekomst vult deze leemte. Als resultaat wordt aangegeven hoe de individuele garagehouder een levensvatbare transitie kan maken op in technologie en processen. Antwoord wordt gegeven op de vragen: • Hoe ziet de fysieke werkplaats eruit (technologieën, processen, locaties)? • Wie werkt in de werkplaats van de toekomst (kennis en competenties van medewerkers)? Uit de veranderingen in voertuigtechnologie, procestechnologie en klantgedrag gaan we in dit onderzoek scenario’s ontwikkelen, die een levensvatbare en duurzame bedrijfsformule voor garagehouders opleveren. Een scenario is een set van hypotheses op basis van de inbreng van de garagehouders, theoretisch onderzoek. Deze hypotheses worden door onderzoekers en studenten van de HAN en Aventus, samen met garagehouders, getest in de praktijk door pilot testen, proofs of concept voor producten, processen en bedrijfsformules. Om tot deze bedrijfsformules op lange termijn te komen wordt per scenario een roadmap ontwikkeld, waarin stappen worden voorgesteld die per stap ook levensvatbaar zijn.