Dienst van SURF
© 2025 SURF
Bijdrage FACT congres 20 september 2018: Presentatie over Gebiedsgericht werken aan herstel Eerste onderzoeksuitkomsten
Achtergrond: Coxartrose wordt vaak in het eindstadium behandeld met een Totale Heup Artroplastiek (THA). In de postoperatieve fase na een THA varieert het fysiotherapeutische beleid. Mogelijk leidt een verhoogd BMI tot een trager functioneel herstel na een THA. Een aangepast revalidatietraject zou dan van belang zijn. Vraagstelling: Is er een verschil in mate van functioneel herstel na een THA, bij patiënten met normaal gewicht, overgewicht en obesitas 12 weken en 6 maanden postoperatief? Daarnaast wordt de mate van associatie bepaald tussen BMI en de mate van functioneel herstel. Methode: In dit longitudinaal, prospectief onderzoek werden patiënten geïncludeerd in het PIUS ziekenhuis in Oldenburg; ze kregen allen eenzelfde revalidatietraject na de THA. Indeling vond plaats in 3 subgroepen, met normaal gewicht (BMI 18,5- 25 kg/m²), overgewicht (BMI 25 - 30 kg/m²) en obesitas (BMI > 30kg/m²). Mate van functioneel herstel werd objectief gemeten met de Timed Up & Go test (TUG) en de 5 Times Sit-to-Stand Test (5TSST), en subjectief met de self-reported vragenlijsten: de Hip disability and Osteoarthritis Outcome Score (HOOS) en de Short Form 36 (SF-36). Metingen werden verricht preoperatief (T0), en 12 weken (T1) en 6 maanden (T2) postoperatief. Met behulp van de Kruskall-Wallis test werden de verschilscores van de uitkomstmaten in de 3 subgroepen tussen T0-T1 en T0-T2 geanalyseerd. De mate van associatie werd berekend met de Spearman correlatiecoëfficiënt (rS). Het significantieniveau was p<0.05. Resultaten: Er werden 62 patiënten geïncludeerd. Er waren geen significante verschillen in functioneel herstel in beide tijdsintervallen tussen de groepen met een normaal gewicht (n=14), overgewicht (n=23) en obesitas (n=25); de p-waarde varieerde bij T0-T1 van p=0,069 tot p=0,962 en bij T0-T2 van p=0,068 tot p=0,931. Er werden zeer zwakke tot zwakke correlaties gevonden tussen BMI en de mate van functioneel herstel, variërend bij T0-T1 van rS=0,02 (p=0,892) bij de TUG tot rS=0,26 (p=0,041) bij ‘Algemene gezondheidsbeleving’ van de SF-36. Tussen T0-T2 varieerde de correlatiecoëfficiënt van rS=0,02 (p=0,876) bij ’Fysiek functioneren’ van de SF-36 tot rS=0,25 (p=0,053) bij ’Kwaliteit van leven’ van de HOOS.Conclusie: In deze studie werd geen verschil gevonden in de mate van functioneel herstel tussen patiënten met een normaal gewicht, overgewicht en obesitas na een THA. BMI was zwak tot zeer zwak geassocieerd met functioneel herstel na een THA tussen preoperatief en 12 weken en 6 maanden postoperatief. Implicaties voor de fysiotherapie: Tot op heden is er geen indicatie om voor groepen met overgewicht of obesitas een specifiek revalidatietraject te starten na een THA.
In the Netherlands, 125 people suffer a stroke every day, which annually results in 46.000 new stroke patients Stroke patients are confronted with combinations of physical, psychological and social consequences impacting their long term functioning and quality of live. Fortunately many patients recover to their pre-stroke level of functioning, however, almost half of them never will. Consequently, rehabilitation often means that patients need to adapt to a new reality in their lives, requiring not only physical but also psychosocial adjustments. Nurses play a key role during rehabilitation of stroke patients. However, when confronted with psychosocial problems, they often feel insecure about identifying the specific psycho-social needs of the individual patient and providing adequate care. In our project ‘Early Detection of Post-Stroke Depression’, (SIA RAAK; 2010-12-36P), we developed a toolkit focusing on early identification of depression after stroke continued with interventions nurses can use during hospitalisation. During this project it became clear that evidence regarding possible interventions is scarce and inclusive. Moreover feasibility of interventions is often not confirmed. Our project showed that during the period of hospital admission patients and health care providers strongly focus on surviving the stroke and on the physical rehabilitation. Therefore, we concluded that to make one step beyond we first have to go one step back. To strengthen psychosocial care for patients after stroke we have to add, reconsider and shape knowledge in context of health care practices in a systematic way, resulting in evidence based and practice informed stepping stones. With this project we aim to collect these stepping stones and develop a nursing care programme that improves psychosocial well-being of patients after stroke, is tailored to the particular concerns and needs of patients, and is considered feasible for use in the usual care process of nurses in the stroke rehabilitation pathway.